Toelichting bij COM(2014)648 - Beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020[1], en met name artikel 10, maakt het mogelijk om met een jaarlijks maximum van 500 miljoen EUR (in prijzen van 2011) middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ter beschikking te stellen boven het maximum dat voor de betrokken rubrieken in het meerjarig financieel kader is vastgesteld. De voorwaarden om voor middelen uit het fonds in aanmerking te komen, zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 661/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014[2]. Op grond van de aanvragen van Servië, Kroatië en Bulgarije is de berekening van de steun uit het fonds, op basis van de raming van de totale geleden schade, als volgt:

Ramp| Recht-streekse schade (in miljoenen EUR)| Drempel grote ramp (in miljoenen EUR)| Totale kosten subsidiabele acties (in miljoenen EUR)| 2,5 % van de recht-streekse schade tot drempel (EUR)| 6 % van de rechtstreekse schade boven drempel (EUR)| Aftopping| Totaal-bedrag voor-gestelde steun (EUR)

Servië| 1 105,| 174,| 381,| 4 366 55 858 nee| 60 224 605

Kroatië| 297,| 254,| 108,| 6 355 2 604 nee| 8 959 725

Bulgarije| 311,| 232,| 285,| 5 812 4 729 nee| 10 542 110

TOTAAL|| 79 726 440

In het licht van het onderzoek van de aanvragen[3] en rekening houdend met het maximumbedrag dat uit het fonds mag worden uitgekeerd, alsmede met de mogelijkheden tot herschikking van kredieten, stelt de Commissie voor een totaalbedrag van 79 726 440 EUR uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie beschikbaar te stellen.

De Commissie zal een ontwerp van gewijzigde begroting (OGB) indienen om in de begroting 2014 specifieke vastleggings- en betalingskredieten op te nemen. Indien hierover geen eensgezindheid bestaat, zal een trialoogprocedure worden ingeleid overeenkomstig punt 11 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer[4].