Toelichting bij COM(2014)595 - Financiële gevolgen van de beëindiging van de deelname van Groot-Brittannië aan Unie-handelingen inzake politiële en justitiële samenwerking van vóór het Verdrag van Lissabon

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Artikel 9 van Protocol (Nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie bevestigt dat de rechtsgevolgen van de handelingen van de Unie die vastgesteld zijn op basis van het VEU vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, gehandhaafd worden zolang deze handelingen niet ingetrokken, nietig verklaard of gewijzigd zijn.

Volgens artikel 10, lid 1, van Protocol (Nr. 36) hebben de instellingen, als overgangsmaatregel, en met betrekking tot de handelingen van de Unie op het gebied van de politiële samenwerking en de justitiële samenwerking in strafzaken die vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn vastgesteld, op de datum van inwerkingtreding van dat Verdrag, 1 december 2009, de volgende bevoegdheden: de bevoegdheden van de Commissie uit hoofde van artikel 258 van het VWEU zijn niet van toepassing en de bevoegdheden van het Hof van Justitie van de EU uit hoofde van titel VI van het VEU, zoals deze luidde vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, blijven ongewijzigd, ook in die gevallen waarin deze uit hoofde van artikel 35, lid 2, van het genoemde VEU zijn aanvaard.

Artikel 10, lid 3, van Protocol (Nr. 36) bepaalt dat de overgangsmaatregel van artikel 10, lid 1, vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, op 1 december 2014, ophoudt effect te sorteren.

Krachtens artikel 10, lid 4, eerste alinea, van Protocol (Nr. 36) kan het Verenigd Koninkrijk uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de in artikel 10, lid 3, bedoelde overgangsperiode de Raad ervan in kennis stellen dat het, met betrekking tot de in artikel 10, lid 1, bedoelde handelingen, de bevoegdheden van de in artikel 10, lid 1, genoemde instellingen zoals omschreven in de Verdragen niet aanvaardt. Indien het Verenigd Koninkrijk deze mededeling heeft gedaan, zijn alle in artikel 10, lid 1, genoemde handelingen niet langer op het Verenigd Koninkrijk van toepassing zodra de in artikel 10, lid 3, bedoelde overgangsperiode verstreken is; dit wil zeggen vanaf 1 december 2014.

Het Verenigd Koninkrijk heeft de in artikel 10, lid 4, eerste alinea, van Protocol (Nr. 36) bedoelde mededeling gedaan op 24 juli 2013.

Artikel 10, lid 4, tweede alinea, van Protocol (Nr. 36) bepaalt dat de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie de dientengevolge noodzakelijke regelingen, alsmede de noodzakelijke overgangsregelingen vaststelt. Het Verenigd Koninkrijk neemt niet deel aan de aanneming van dit besluit.

Krachtens artikel 10, lid 4, derde alinea, van Protocol (Nr. 36) kan de Raad eveneens met gekwalificeerde meerderheid op voorstel van de Commissie een besluit vaststellen waarbij bepaald wordt dat de eventuele directe financiële gevolgen, die noodzakelijkerwijs en onvermijdelijk voortvloeien uit de beëindiging van de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan deze handelingen, worden gedragen door het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 10, lid 5, van Protocol (Nr. 36) bepaalt dat het Verenigd Koninkrijk de Raad te allen tijde kennis kan geven van zijn wens deel te nemen aan de handelingen die zijn opgehouden op hem van toepassing te zijn uit hoofde van artikel 10, lid 4, eerste alinea.

Het Verenigd Koninkrijk heeft aangekondigd dat het niet voornemens is de Raad kennis te geven van zijn wens deel te nemen aan Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit[1], Besluit 2008/616/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit[2] en Kaderbesluit 2009/905/JBZ van de Raad van 30 november 2009 over de accreditatie van aanbieders van forensische diensten die laboratoriumactiviteiten verrichten[3] (hierna de 'Prüm-besluiten' genoemd).

Ten gevolge van de kennisgeving van 24 juli 2013 en de niet-kennisgeving van de wens deel te nemen houden de Prüm-besluiten op van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk vanaf 1 december 2014.

Gelet op de praktische en operationele betekenis van de Prüm-besluiten voor de Unie wat de openbare veiligheid, en meer in het bijzonder de rechtshandhaving en de voorkoming, de opsporing en het onderzoek van strafbare feiten betreft, heeft de Commissie een besluit van de Raad tot vaststelling van bepaalde regelingen en overgangsregelingen voorgesteld dat voorziet in bindende regelingen […].[4]

Aan het Verenigd Koninkrijk zijn middelen toegewezen uit het programma misdaadpreventie en -bestrijding (ISEC), zoals bepaald bij Besluit 2007/125/JBZ van de Raad van 12 februari 2007 tot vaststelling van het specifieke programma “Preventie en de bestrijding van criminaliteit” voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het Algemene programma “Veiligheid en bescherming van de vrijheden”[5], voor twee projecten met betrekking tot de Prüm-besluiten, het eerste betreffende de tenuitvoerlegging door het Verenigd Koninkrijk van de uitwisseling van DNA-gegevens in het kader van de Prüm-besluiten, met een maximale medefinanciering van 961 019 EUR verleend aan het Home Office, en het tweede betreffende de evaluatie over vingerafdrukken in het kader van de Prüm-besluiten, verricht door het Verenigd Koninkrijk, met een maximale medefinanciering van 547 836 EUR verleend aan het Home Office. Dit vormt een totaalbedrag van 1 508 855 EUR.

Indien het Verenigd Koninkrijk een van de voorwaarden van het besluit van de Raad tot vaststelling van bepaalde regelingen en overgangsregelingen […] niet nakomt of indien het besluit niet deel te nemen aan de Prüm-besluiten, moet het het bedrag dat daadwerkelijk is uitbetaald, terugbetalen ten belope van in totaal 1 508 855 EUR.

1.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregelen


Het voorstel bepaalt de directe financiële gevolgen, die noodzakelijkerwijs en onvermijdelijk voortvloeien uit de beëindiging van de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan deze handelingen in de zin van artikel 10, lid 4, derde alinea, van Protocol (Nr. 36).

Rechtsgrondslag


Artikel 10, lid 4, derde alinea, van Protocol (Nr. 36)

Subsidiariteitsbeginsel


Alleen de Raad kan op grond van artikel 10, lid 4, derde alinea, van Protocol (Nr. 36) een besluit vaststellen waarbij wordt bepaald dat het Verenigd Koninkrijk de directe financiële gevolgen moet dragen die noodzakelijkerwijs en onvermijdelijk voortvloeien uit de beëindiging van zijn deelname aan de betrokken handelingen, Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: Besluit van de Raad.

Artikel 10, lid 4, derde alinea, van Protocol (Nr. 36) bepaalt dat de Raad met gekwalificeerde meerderheid op een voorstel van de Commissie 'een besluit' kan vaststellen 'waarbij bepaald wordt dat de eventuele directe financiële gevolgen, die noodzakelijkerwijs en onvermijdelijk voortvloeien uit de beëindiging van de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan deze handelingen, worden gedragen door het Verenigd Koninkrijk'. Een besluit is derhalve het soort handeling waarin uitdrukkelijk is voorzien bij deze bepaling van primair recht.

2.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft mogelijk positieve gevolgen voor de begroting van de Europese Unie aangezien het in bepaalde gevallen voorziet in terugbetaling door het Verenigd Koninkrijk van een bedrag van maximaal 1 508 855 EUR dat het van de Unie heeft ontvangen.