Toelichting bij COM(2014)340 - Aanstelling van een Toezichthouder op de procedurewaarborgen bij het Europees Bureau voor fraudebestrijding

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel

Met het voorstel wordt beoogd de procedurewaarborgen die elke door het Europees Bureau voor fraudebestrijding onderzochte persoon ("betrokkenen" in de verordening) geniet, uit te breiden en rekening te houden met de bijzondere manier waarop leden van EU-instellingen zijn verkozen of aangesteld, alsook met hun bijzondere bevoegdheden die specifieke regels kunnen rechtvaardigen om te garanderen dat de instellingen waarvan zij deel uitmaken naar behoren kunnen functioneren. Daartoe dient Verordening nr. 883/2013 betreffende onderzoeken door OLAF te worden gewijzigd.

Deze doelstellingen zullen worden verwezenlijkt door instelling van een functie van Toezichthouder op de procedurewaarborgen, belast met twee taken:

· het behandelen van klachten, ingediend door personen tegen wie een onderzoek loopt, wegens schending van hun procedurerechten;

· het machtigen van OLAF om onderzoekingen te verrichten ten aanzien van leden van EU-instellingen.

Algemene context



In 2013 zijn de instellingen het na jaren van intensief onderhandelen eens geworden over een nieuw wettelijk kader voor OLAF-onderzoeken. Het resultaat daarvan is Verordening 883/2013 betreffende onderzoeken door OLAF, die op 1 oktober 2013 in werking is getreden. Dit bracht wezenlijke veranderingen mee voor de organisatie en de onderzoeksprocedures van OLAF, in het bijzonder een versterking van de OLAF-governance en een uitbreiding van de procedurewaarborgen van personen die in een OLAF-onderzoek zijn betrokken. Deze veranderingen krijgen momenteel hun beslag.

In juli 2013 heeft de Commissie haar voorstel voor een Europees Openbaar Ministerie (EOM) ingediend dat een aantal procedurewaarborgen op Unieniveau omvat. Tegelijk met dat voorstel heeft de Commissie de mededeling 'De governance van OLAF en de procedurewaarborgen bij onderzoeken versterken' aangenomen (COM(2013)533 final). Daarin werd een pleidooi gehouden voor een stapsgewijze benadering ter flankering van de oprichting van het EOM en aanvullende maatregelen ter versterking van de OLAF-governance en uitbreiding van de procedurewaarborgen bij onderzoeken, nog voordat het EOM er is.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Het voorstel heeft tot doel Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) te wijzigen. Andere rechtshandelingen die de bescherming van de financiële belangen van de EU regelen, zijn:

– Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/1996 van de Raad betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden,

– Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen,

– Het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding OLAF.

2. RESULTATEN VAN DE ANALYSE VAN DE GEVOLGEN

Analyse van de gevolgen

Dit voorstel gaat vergezeld van een werkdocument ("Analysis of Impacts") waarin verschillende mogelijke scenario's om de met dit initiatief beoogde beleidsdoelen te verwezenlijken, tegen elkaar worden afgewogen. Die beleidsdoelen zijn: het hoogst mogelijke niveau van bescherming van de grondrechten van EU-burgers tot stand te brengen en tegelijkertijd het hoogst mogelijke niveau van bescherming van de financiële belangen van de EU te waarborgen en de reputatie van de EU-instellingen te beschermen. Bij de analyse wordt gekeken hoe effectief elke optie is waar het gaat om het verwezenlijken van de beleidsdoelen, naar de financiële aspecten, naar de gevolgen voor het institutionele kader en naar het draagvlak bij de belanghebbenden.

De uitkomst van deze analyse is dat de meest effectieve manier om de beleidsdoelen te bereiken, erin bestaat een externe Toezichthouder op de procedurewaarborgen aan te stellen die klachten in behandeling neemt en toestemming geeft om bepaalde onderzoeksmaatregelen ten aanzien van leden van de instellingen te nemen. Dit zou het mogelijk maken om tegen een aanvaardbare kostprijs voor de begroting de procedurewaarborgen te versterken zonder afbreuk te doen aan de effectieve bescherming van de financiële belangen van de EU.

1.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)



Het voorstel voorziet erin een Toezichthouder op de procedurewaarborgen aan te stellen die tot taak zou hebben klachten te behandelen van personen die betrokken zijn in een onderzoek door OLAF, met betrekking tot de inachtneming van de procedurewaarborgen. De Toezichthouder zou ook toestemming moeten geven om bepaalde onderzoeksmaatregelen ten aanzien van leden van de instellingen te nemen.

Bij de behandeling van een klacht zou de Toezichthouder nagaan of de procedurewaarborgen waarin artikel 9 van Verordening nr. 883/2013 voorziet, in acht zijn genomen. Hij zou bijvoorbeeld moeten nagaan of de termijn is gerespecteerd waarbinnen betrokkenen voor een onderhoud moeten worden uitgenodigd, zonder een standpunt in te nemen over de grond of de manier waarop het onderhoud verloopt. Hij zou beide partijen horen alvorens een niet-bindende aanbeveling te doen aan de directeur-generaal van OLAF. Als de directeur-generaal besluit geen gevolg te geven aan de aanbeveling, dient hij de redenen daarvoor toe te lichten in een nota bij het afsluitende onderzoeksverslag aan de nationale autoriteiten of in voorkomend geval aan de betrokken instelling, de instantie of het orgaan van de Europese Unie. Vanwege de aard van de opgedragen taken, dient de Toezichthouder iemand te zijn met een grote deskundigheid op het vlak van de grondrechten en het strafrecht, en geschikt te zijn om het ambt van rechter te bekleden in ten minste één lidstaat of een rechtscollege van de EU. Hij dient zijn taken in volledige onafhankelijkheid en binnen de in deze verordening gestelde termijnen te kunnen uitvoeren.

Deze nieuwe klachtenprocedure doet geen afbreuk aan andere klachtenprocedures, zoals die waarin het Statuut van de EU-ambtenaren voorziet of bij de Europese Ombudsman of de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. De Toezichthouder zal ook onderworpen zijn aan Verordening 45/2001 inzake de bescherming van persoonsgegevens, en met name de artikelen 2, 4, 25 en 26.

Wat het nemen van sommige onderzoeksmaatregelen ten aanzien van leden van de EU-instellingen betreft, wordt een nieuwe maatregel voorgesteld, waarbij de directeur-generaal van OLAF de voorafgaande toestemming van de Toezichthouder moet vragen om de kantoren van de betrokken leden te doorzoeken. Dit omvat het maken van afschriften van documenten of andere gegevensdragers die zich in die kantoren bevinden. Dit vereiste is geïnspireerd op het voorstel voor een Europees Openbaar Ministerie, dat een analoge toestemming zal moeten verkrijgen van de bevoegde gerechtelijke autoriteiten in de lidstaten. Het is de bedoeling hiermee de bijzondere manier waarop leden van de EU-instellingen zijn benoemd of verkozen tot uiting te brengen, alsmede hun bijzondere bevoegdheden en status, die specifieke regels kunnen rechtvaardigen om te garanderen dat de instellingen waarvan zij deel uitmaken naar behoren kunnen functioneren.

Rechtsgrondslag



De grondslag voor het voorstel is artikel 325 VWEU inzake de bestrijding van fraude.

Subsidiariteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel

Het voorstel doet niets af aan de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de lidstaten inzake bestrijding van fraude ten nadele van de financiële belangen van de EU. Het heeft uitsluitend betrekking op onderzoeken door OLAF, die momenteel door een EU-verordening worden geregeld. De hierboven beschreven maatregelen blijven bovendien beperkt tot wat noodzakelijk is om de beoogde doelen te bereiken en zijn dus in overeenstemming met het proportionaliteitsbeginsel.

2.

Gevolgen voor de begroting



De budgettaire gevolgen van het voorstel betreffen voornamelijk de personele middelen. Het vereist de aanstelling van een Toezichthouder op de procedurewaarborgen en leden van zijn secretariaat. Het idee is om de Toezichthouder de titel van bijzonder adviseur te geven, met een bezoldiging van de rang AD15, wat in het licht van de opgedragen taken het meest passend wordt geacht. Wat de ambtstermijn van vijf jaar betreft, zouden de onderliggende arbeidsovereenkomsten in casu om administratieve redenen worden opgesteld overeenkomstig artikel 123, lid 1, van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden. Aan de vereisten van artikel 123, lid 2, van die regeling zou worden voldaan door middel van de aanstellingsprocedure. De Toezichthouder zou deeltijds werken (25% in het eerste jaar en 50% daarna) en worden bijgestaan door een secretariaat dat aanvankelijk zou bestaan uit twee medewerkers van de functiegroep 'administrateurs' en één assistent van de functiegroep 'secretariaat- en kantoormedewerkers', en dat afhankelijk van de werkbelasting zou worden uitgebreid of ingekrompen. De Toezichthouder zou ook een plaatsvervanger hebben, met dezelfde titel en rang als de Toezichthouder, op wie enkel een beroep zou worden gedaan bij verhindering van de Toezichthouder. Administratief zouden alle medewerkers bij de Commissie worden ingedeeld, met bijzondere waarborgen voor een volledig onafhankelijke uitoefening van hun taken.