Toelichting bij COM(2014)197 - Standpunt EU over een wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Met het oog op de nodige rechtszekerheid en homogeniteit van de interne markt moet het Gemengd Comité van de EER alle relevante EU-wetgeving zo spoedig mogelijk na de vaststelling ervan in de EER-overeenkomst opnemen en het voor de EER-EVA-staten mogelijk maken aan voor de EER relevante EU-acties, -activiteiten of -programma's deel te nemen.

Volgens artikel 78 van de EER-overeenkomst versterken en verbreden de overeenkomstsluitende partijen de samenwerking in het kader van de werkzaamheden van de Unie op het gebied van onder andere sociaal beleid.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Het ontwerpbesluit van het gemengd Comité van de EER (dat aan dit voorstel voor een besluit van de Raad is gehecht) beoogt de wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden, teneinde de samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen uit te breiden op het vlak van samenwerking op sociaal gebied.

Meer concreet wordt Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie ("EaSI") en tot wijziging van Besluit nr. 283/2010/EU tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting[1], opgenomen in de EER-overeenkomst om het mogelijk te maken dat EER/EVA-landen deelnemen aan geselecteerde assen van het EaSI-programma.

Artikel 15, lid 1, van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst heeft voorzien in de rechtsgrondslag voor de EER-EVA-deelname aan de talrijke activiteiten van de EU in het kader van Eures. Artikel 15, lid 2, heeft voorzien in de rechtsgrondslag voor de desbetreffende financiële bijdragen. Met ingang van 1 januari 2014 valt de financiering in het kader van Eures onder het programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie. Aangezien het programma in artikel 15, lid 8, wordt opgenomen, komen toekomstige financiële bijdragen overeenkomstig artikel 15, lid 6, tot stand. Derhalve wijzigt het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité artikel 15, lid 2, om te verduidelijken dat deze bepaling alleen zal gelden voor activiteiten die vóór de inwerkingtreding van het programma op 1 januari 2014 zijn uitgevoerd.

Met de aanpassing van de bijlage wordt verduidelijkt dat Liechtenstein niet deelneemt en dus ook niet financieel moet bijdragen aan het programma.

Noorwegen neemt deel aan de Eures-pijler van het programma. In een latere fase kan een uitgebreidere deelname worden verkozen. Is dit het geval, dan wordt een nieuw besluit van het Gemengd Comité van de EER voorgesteld om de deelname van Noorwegen uit te breiden.

Protocol 31 bij de EER-overeenkomst dient derhalve te worden gewijzigd om deze uitbreiding van de samenwerking op 1 januari 2014 mogelijk te maken.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad houdende bepaalde wijzen van toepassing van de EER-overeenkomst stelt de Raad met betrekking tot dit soort besluiten op voorstel van de Commissie het standpunt van de Unie vast.

De Commissie dient het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER bij de Raad in met het oog op vaststelling van het standpunt van de Unie. De Commissie hoopt dit standpunt zo spoedig mogelijk in het Gemengd Comité van de EER te kunnen uiteenzetten.