Toelichting bij COM(2013)914 - Aanbevelingen voor het beëindigen van de situatie van een buitensporig overheidstekort in Kroatië

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52013PC0914

Aanbeveling voor een AANBEVELING VAN DE RAAD om een einde te maken aan de situatie van een buitensporig overheidstekort in Kroatië /* COM/2013/0914 final - 2013/ () */


1.

Aanbeveling voor een


AANBEVELING VAN DE RAAD

om een einde te maken aan de situatie van een buitensporig overheidstekort in Kroatië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 7,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

Overeenkomstig artikel 126 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden.

Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.

Op X januari 2014 heeft de Raad, overeenkomstig artikel 126, lid 6, VWEU, vastgesteld dat er in Kroatië een buitensporig tekort bestaat.

Overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (BTP)[1] dient de Raad aanbevelingen te richten tot de betrokken lidstaat opdat deze binnen een bepaalde termijn een einde maakt aan de buitensporigtekortsituatie. In de aanbeveling moet een termijn van ten hoogste zes maanden worden bepaald waarbinnen de betrokken lidstaat effectieve actie moet ondernemen om het buitensporige tekort te corrigeren. Voorts dient de Raad in een aanbeveling om een buitensporig tekort te corrigeren, de betrokken lidstaat te verzoeken om jaarlijkse begrotingsdoelstellingen te realiseren die, op grond van de aan de aanbeveling ten grondslag liggende prognoses, stroken met een benchmark die overeenstemt met een minimale jaarlijkse verbetering van ten minste 0,5% van het bbp in zijn conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen. Daarnaast moet, overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1467/97 waarin het vereiste ten aanzien van het schuldcriterium nader is bepaald, de voor het laatste jaar van de correctieperiode aanbevolen begrotingsdoelstelling ervoor zorgen dat, op basis van de prognoses van de Commissie, de vereiste vermindering van het verschil tussen de schuldquote en de in het Verdrag bepaalde referentiewaarde van 60% van het bbp zich zal voordoen tijdens de twee jaren na de correctie van het buitensporig tekort.

Volgens de najaarsprognose 2013 van de Commissie zal het overheidstekort naar verwachting boven de referentiewaarde van 3 % van het bbp blijven in de periode 2013-2015, en zal het structurele saldo naar verwachting gedurende de gehele prognoseperiode blijven achteruitgaan, van ongeveer 4 % van het bbp in 2013 tot bijna 6 % van het bbp in 2015. Deze ontwikkelingen zijn vooral het gevolg van stijgingen aan de uitgavenzijde, zoals rente-uitgaven, in combinatie met tegenvallende ontvangsten. De najaarsprognose 2013 van de Commissie had geen betrekking op het in september 2013 met de publicatie van de economische en budgettaire beleidsrichtsnoeren aangekondigde budgettaire consolidatieprogramma, aangezien de informatie betreffende de maatregelen die aan dit aangekondigde consolidatiepakket ten grondslag liggen zeer beperkt was. Maatregelen die zijn gepresenteerd bij de tweede herziening van de begroting 2013 en de ontwerpbegroting 2014 welke op 14 november 2013 door de regering zijn aangenomen en aan het parlement gezonden, hebben geen substantiële impact op begrotingstrends. De prognoses voor de overheidsinkomsten en -uitgaven en overheidsschuld in de najaarsprognose 2013 van de Commissie die zijn geactualiseerd in het licht van de nieuwe informatie welke sinds de publicatie beschikbaar is gekomen, laten slechts zeer gematigde wijzigingen zien. De herziene prognoses vormen de nieuwe uitgangssituatie van de Commissie.

Met betrekking tot de ontwikkelingen van de overheidsschuld zal overeenkomstig de herziening van de begroting 2013 en de ontwerpbegroting 2014 de geplande overheidsschuldquote aan het einde van 2014 naar verwachting 62 % bedragen en verder toenemen tot circa 64 % en 64¾% in 2015 en 2016. Volgens de najaarsprognose 2013 van de Commissie zal de overheidsschuldquote de referentiewaarde van het Verdrag overschrijden in 2014 en in de buurt van 65% liggen, en dan tijdens de prognoseperiode verder stijgen. Een actualisering van de najaarsprognose 2013 met aanvullende informatie die na de publicatie van de prognose beschikbaar kwam, met name een nieuwe in USD luidende obligatie-emissie in november 2013, brengt de schuldquote van de overheid boven de drempel van 60 % van het bbp in 2013.

Tegen de achtergrond van grote onzekerheden betreffende de economische en budgettaire ontwikkelingen moet de begrotingsdoelstelling die wordt aanbevolen voor het laatste jaar van de correctieperiode op een niveau duidelijk onder de referentiewaarde worden vastgesteld om naleving van de schuldverminderingsbenchmark in het laatste jaar van de BTP-periode te garanderen.

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1467/97 dient het buitensporige tekort, behoudens bijzondere omstandigheden, binnen het jaar nadat het is geconstateerd verholpen te zijn. Om het buitensporige tekort uiterlijk in 2015 in overeenstemming met deze benadering te corrigeren en voor de gelijktijdige naleving van de schuldverminderingsbenchmark te zorgen, zou de vereiste structurele inspanning zowel in 2014 als in 2015 ten minste 1,3 % van het bbp bedragen. Dit zou in een significant outputverlies resulteren en een reeds lange en diepe recessie erger maken. Er zouden, met name bij buitensporigtekortprocedures op basis van het schuldcriterium, langere termijnen kunnen worden vastgesteld wanneer het overheidstekort dat vereist wordt om aan het schuldcriterium te voldoen significant lager is dan 3 % van het bbp.

In het licht hiervan is een correctie van het buitensporig tekort tegen 2016 gerechtvaardigd. Meer bepaald zou Kroatië, wil het aanpassingstraject ingevolge de verlengde termijn geloofwaardig en houdbaar zijn, moeten uitkomen op een nominale overheidsdoelstelling van 4,6% van het bbp voor 2014, 3,5% van het bbp in 2015 en 2,7% van het bbp in 2016, hetgeen op basis van het BTP-scenario overeenstemt met een jaarlijkse verbetering van het structurele saldo met 0,5% van het bbp in 2014, 0,9% van het bbp in 2015 en 0,7% van het bbp in 2016. Het scenario voor het aanpassingstraject is gebaseerd op de najaarsprognose 2013 van de Commissie, geactualiseerd om rekening te houden met nieuwe informatie, waaronder informatie afkomstig van de herziening van de begroting 2013 en de ontwerpbegroting 2014, en is verlengd tot 2018 op basis van standaardveronderstellingen over het dichten van de outputgap en de sensitiviteit van de begroting voor de cyclus. Met dit aanpassingstraject zou het nominale overheidstekort tegen 2016 moeten zijn teruggebracht tot onder de referentiewaarde van 3% van het bbp, terwijl tegelijk ervoor wordt gezorgd dat de schuldquote de referentiewaarde van 60% in een bevredigend tempo kan benaderen en aldus aan het overheidsschuldcriterium wordt voldaan. Op basis van het BTP-scenario zou Kroatië, om de bovengenoemde structurele doelstellingen te bereiken, consolidatiemaatregelen moeten nemen ter grootte van 2,3 % van het bbp in 2014, 1 % van het bbp in 2015 en 2016. Deze doelstellingen houden rekening met de behoefte om te compenseren voor de negatieve tweede-ronde-effecten van de begrotingsconsolidatie op de overheidsfinanciën, door de impact ervan op de economische activiteit.

Maatregelen ter consolidering van de begroting moeten een blijvende verbetering van het overheidssaldo teweegbrengen en er tegelijkertijd op gericht zijn de kwaliteit van de openbare financiën te vergroten. In het bijzonder maatregelen om, onder meer door het gebruik van de cohesie- en structuurfondsen van de EU, prioriteit te verlenen aan groeibevorderende uitgaven en investeringen, om de naleving van de belastingwetgeving te verbeteren en om het budgettaire kader te versterken, zouden daarbij een ondersteunende rol spelen.

Om een resultaat te garanderen dat zeer bevorderlijk is voor economische welvaart op middellange tot lange termijn is het voor de correctie van het buitensporigtekort nuttig ook begeleidende macrostructurele hervormingen door te voeren. Deze maatregelen moeten erop gericht zijn het groeipotentieel van de economie te versterken door het creëren van een meer flexibele arbeidsmarkt, de verbetering van de kwaliteit van het bedrijfsklimaat en de verhoging van de efficiëntie van het openbaar bestuur,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

Kroatië dient tegen 2016 een einde te maken aan de thans bestaande situatie van een buitensporig overheidstekort.

Kroatië moet nominale overheidstekortdoelstellingen bereiken van 4,6% van het bbp voor 2014, 3,5% van het bbp in 2015 en 2,7% van het bbp in 2016, hetgeen overeenstemt met een jaarlijkse verbetering van het structurele saldo met 0,5% van het bbp in 2014, 0,9% van het bbp in 2015 en 0,7% van het bbp in 2016.

Kroatië moet specificeren welke maatregelen noodzakelijk zijn om het buitensporig tekort tegen 2016 te corrigeren en deze maatregelen ook onverkort ten uitvoer leggen, en alle meevallers gebruiken om het tekort te verminderen.

De Raad stelt voor Kroatië de termijn van 30 april 2014 vast om effectief gevolg te geven en, overeenkomstig artikel 3, lid 4 bis van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad, in detail verslag uit te brengen over de consolidatiestrategie die wordt beoogd om de doelstellingen te bereiken; vervolgens moeten de autoriteiten ten minste om de zes maanden en totdat het buitensporig tekort volledig is gecorrigeerd verslag uitbrengen over de voortgang die is gemaakt in de tenuitvoerlegging van deze aanbevelingen.

Voorts nodigt de Raad de Kroatische autoriteiten uit i) een grondige toetsing te verrichten van de uitgaven met het oog op het rationalisering van de loon-, socialezekerheids- en subsidieuitgaven en de verschaffing van voldoende begrotingsruimte voor tenuitvoerlegging van groeibevorderende uitgaven, daaronder begrepen medefinanciering van door de EU gefinancierde projecten; ii) de naleving van de belastingwetgeving verder te verbeteren en de efficiëntie van de belastingdienst te verhogen en iii) het institutionele kader voor de openbare financiën te verbeteren, onder meer door het versterken van de meerjarige budgettaire programmering, het uitbreiden van de rol en de onafhankelijkheid van het Comité Begrotingsbeleid, en het waarborgen van de naleving van de begrotingsvoorschriften. Bovendien nodigt de Raad de Kroatische autoriteiten uit, met name ten aanzien van het aanpakken van de rigiditeiten van de arbeidsmarkt en een ongunstig ondernemingsklimaat en het verbeteren van de kwaliteit van de instellingen van openbaar bestuur, structurele hervormingen ten uitvoer te leggen teneinde de potentiële bbp-groei te verhogen.

Deze aanbeveling is gericht tot de Republiek Kroatië.

Gedaan te Brussel,

2.

Voor de Raad


De voorzitter

[1] PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.