Toelichting bij COM(2013)97 - Instelling van een programma voor geregistreerde reizigers

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

·

Motivering en doel van het voorstel



Nieuwe technologieën op het gebied van geïntegreerd grensbeheer bieden tal van mogelijkheden. In 2008 bracht de Commissie hierover een mededeling uit, getiteld “De voorbereiding van de volgende stappen in het grensbeheer”[1]. Sindsdien worden de betrokken ontwikkelingen op EU-niveau nauwlettend gevolgd. In haar mededeling stelde de Commissie voor een programma voor geregistreerde reizigers (Registered Traveller Programme, RTP) op te zetten om grensoverschrijding voor frequente, vooraf aan een veiligheidsonderzoek onderworpen reizigers uit derde landen te vergemakkelijken. Het RTP werd opgenomen in het programma van Stockholm[2], dat de Europese Raad in december 2009 overeenkwam.

In juni 2011 riep de Europese Raad op om “snel vooruitgang te boeken op het gebied van ‘slimme grenzen’”. De Commissie publiceerde daarop om te beginnen op 25 oktober 2011 een mededeling over de uitvoeringsopties voor een inreis-uitreissysteem en het RTP[3].

Dit voorstel wordt tegelijk ingediend met een voorstel om een inreis-uitreissysteem op te zetten en een voorstel om de communautaire code met voorschiften voor de controles aan de grensdoorlaatposten en de bewaking van de buitengrenzen (Schengengrenscode)[4] af te stemmen op de twee nieuwe systemen. Zowel bij het voorstel voor het EES als bij dat voor het RTP is een effectbeoordeling gevoegd.

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de douanecontrole op goederen.

·

Algemene context



De Schengengrenscode werd op 15 maart 2006 vastgesteld om de voorwaarden, criteria en procedures voor de controle aan de grensdoorlaatposten en voor de grensbewaking te bepalen. Volgens artikel 7 moet eenieder aan de buitengrenzen aan een controle worden onderworpen.

Onderdanen van derde landen worden doorgaans grondig gecontroleerd, terwijl EU-burgers en personen die onder het recht inzake vrij verkeer vallen, aan een minimale controle worden onderworpen[5]. De huidige regels scheren alle onderdanen van derde landen echter over één kam, aangezien iedereen aan dezelfde controles wordt onderworpen, ongeacht het risico dat men vormt of de frequentie waarmee men reist. De huidige wetgeving voorziet namelijk alleen in uitzonderingen op het beginsel van grondige grenscontroles voor de categorieën onderdanen van derde landen die specifiek worden genoemd in de Schengengrenscode of de verordening inzake klein grensverkeer[6], namelijk staatshoofden, grensarbeiders en grensbewoners.

Tot deze categorieën behoort slechts een heel kleine minderheid van alle personen die de buitengrens passeren: het gaat om circa twee miljoen personen, die samen goed zijn voor 0,2 % van de totale reizigersstroom. Dit cijfer zal waarschijnlijk ongeveer gelijk blijven, al zal zich een marginale toename voordoen doordat ruimer gebruik wordt gemaakt van de regelingen inzake klein grensverkeer. Eind 2010 hadden de lidstaten 110 000 vergunningen voor klein grensverkeer verleend.

Volgens de voorschriften van de Schengengrenscode dient een grenswachter zich er bij elke inreis van te vergewissen dat een onderdaan van een derde land aan alle voorwaarden voor toelating tot de EU voldoet (doel van het verblijf in de EU, voldoende middelen van bestaan en voornemen tot terugkeer naar het land van herkomst). Hiertoe vindt een onderhoud met de reiziger plaats en worden de nodige documenten gecontroleerd, zoals boekingsbevestigingen voor logies en voor een terugreis per vliegtuig/ferry/trein. De grenswachter moet ook toezien op de eerbiediging van de toegestane verblijfsduur; momenteel wordt daartoe de feitelijke verblijfsduur berekend op basis van stempels in het reisdocument.

Gelet op de verwachte toename van de reizigersstromen aan de buitengrenzen dient te worden voorzien in een alternatieve grenscontroleprocedure voor frequente reizigers uit derde landen. Daarbij moet de landenspecifieke aanpak geleidelijk plaatsmaken voor een persoonsgerichte benadering.

In de praktijk zou het RTP aan de grens als volgt werken: de geregistreerde reiziger krijgt een token in de vorm van een machineleesbare kaart met daarop alleen een unieke identificatiecode (het aanvraagnummer), die hij bij aankomst en vertrek langs de automatische grenspoort haalt. De poort leest het token, het reisdocument (met het nummer van de eventuele visumsticker) en de vingerafdruk van de reiziger af. Een en ander wordt vergeleken met de informatie in het centrale register en andere gegevensbanken, waaronder het visuminformatiesysteem (VIS) voor visumhouders. Als al deze controles succesvol verlopen, kan de reiziger de automatische poort passeren. Zijn er problemen, dan wordt de reiziger geholpen door een grenswachter.

Ook bij niet-automatische controles wordt het gemakkelijker om de grens te overschrijden, aangezien de grenswachters de geregistreerde reiziger niet meer om extra informatie hoeven te vragen, zoals de reisbestemming en bewijs van voldoende middelen van bestaan.

De grenscontrole voor geregistreerde reizigers kan alleen volledig worden geautomatiseerd als er een inreis-uitreissysteem (Entry/Exit System, EES) wordt ingevoerd dat – al dan niet met gebruikmaking van biometrische gegevens – de inreis en uitreis registreert van onderdanen van derde landen die de buitengrens passeren in verband met een kort verblijf. Dankzij het EES wordt het stempelen van het reisdocument, zoals de Schengengrenscode dat voorschrijft, overbodig. Het handmatige stempelen bij dit systeem wordt vervangen door automatische registratie en berekening van de verblijfsduur. Wanneer de stempelverplichting vervalt, moet het EES aan de buitengrens worden geraadpleegd om na te gaan of de onderdanen van derde landen hun wettelijk toegestane verblijfsduur in het Schengengebied niet hebben overschrijden. Deze raadpleging kan automatisch plaatsvinden door middel van de machineleesbare zone van het reisdocument of aan de hand van vingerafdrukken.

Het RTP en het EES zullen het beheer en de controle van de reizigersstromen aan de grens aanzienlijk versterken: de controles worden beter en frequenter, terwijl vooraf aan een veiligheidsonderzoek onderworpen frequente reizigers uit derde landen de grens sneller zullen kunnen passeren.

Het financieel memorandum bij dit voorstel is gebaseerd op een door een externe contractant verrichte studie betreffende de kosten van een EES en een RTP.

Gelet op het bovenstaande heeft dit voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad de volgende doelstellingen:

– procedures en voorwaarden vaststellen voor deelname aan het RTP,

– het doel, de functies en de verantwoordelijkheden omschrijven met betrekking tot een op tokens en een centraal register[7] gebaseerd systeem voor de opslag van gegevens over geregistreerde reizigers, en

– het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht[8] (hierna “het Agentschap" genoemd) belasten met de ontwikkeling en het operationeel beheer van het centrale register en de vaststelling van de technische specificaties van het token.

Deze verordening wordt het basisinstrument van het rechtskader voor het RTP. Als aanvulling op dit rechtskader wordt tegelijk met het onderhavige voorstel een voorstel ingediend tot wijziging van de Schengengrenscode, dat eveneens strekt tot vergemakkelijking van grensoverschrijding door onderdanen van derde landen. Tegelijk wordt een voorstel ingediend voor een inreis-uitreissysteem dat de inreis- en uitreisgegevens van onderdanen van derde landen registreert.

·

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode).

Verordening (EG) nr. 1931/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst.

Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening).

Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode).

Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



·

Raadpleging van belanghebbende partijen



Dit punt wordt beschreven in de effectbeoordeling.

·

Effectbeoordeling



De eerste effectbeoordeling[9] werd verricht in 2008, in het kader van de voorbereiding van de mededeling van de Commissie over dit onderwerp, en de tweede[10] werd voltooid in 2013. In de eerste effectbeoordeling werden de beleidsopties en de meest waarschijnlijke effecten geanalyseerd. De conclusie was dat er een RTP voor onderdanen van derde landen moest worden opgezet.

Na een raadpleging en een eerste screening werden in de tweede effectbeoordeling de belangrijkste uitvoeringsopties geanalyseerd.

Een analyse van de opties en de subopties wees uit dat de meest haalbare optie om een vlotte doorgang van de reizigersstromen aan de buitengrenzen te waarborgen zonder afbreuk te doen aan de veiligheid van de EU, een RTP betreft waarvoor leges zijn verschuldigd en dat openstaat voor vooraf aan een veiligheidsonderzoek onderworpen en gescreende reizigers, wier gegevens (biometrische en alfanumerieke gegevens en unieke identificatiecode) worden bewaard in een centraal register en wier unieke identificatiecode (aanvraagnummer) wordt opgeslagen op een token. Bij deze optie blijft het gebruik van persoonsgegevens in een IT-systeem van de EU minimaal, aangezien de grenswachters bij de eerstelijnscontrole geen persoonsgegevens kunnen opzoeken. Ook worden de belangrijkste veiligheidsbezwaren van een louter op tokens gebaseerd systeem ondervangen. Om te garanderen dat de voorkeursoptie vergezeld gaat van passende gegevensbeschermingsvoorschriften, dienen ter zake dezelfde bepalingen te worden toegepast als voor het visuminformatiesysteem en dient de status quo te worden gehandhaafd, met inbegrip van de bewaringstermijn van maximaal vijf jaar. De in het centrale register opgeslagen persoonsgegevens (biometrische en alfanumerieke gegevens uit de aanvragen) mogen niet langer worden bewaard dan voor de doelstellingen van het RTP noodzakelijk is. Om bij de beoordeling van latere RTP-aanvragen en de verlenging van de deelname aan het RTP rekening te kunnen houden met in eerdere aanvragen verstrekte gegevens is het, ook met het oog op het hergebruik van de in het centrale register opgeslagen vingerafdrukken, dienstig de gegevens maximaal vijf jaar te bewaren (59 maanden). Met een bewaringstermijn van vijf jaar zouden reizigers vijf jaar lang in het RTP geregistreerd kunnen staan zonder een nieuwe aanvraag te hoeven indienen. In eerste instantie moet de deelname aan het RTP één jaar geldig zijn. Deze deelname kan tweemaal met twee jaar worden verlengd zonder dat een nieuwe aanvraag hoeft te worden ingediend. Wanneer de termijn van vijf jaar is verstreken, dient een nieuwe aanvraag te worden ingediend om de deelname te verlengen. Dit zou overeenkomen met de afgifte van een meervoudig visum (voor maximaal vijf jaar), waarbij de gegevens ook vijf jaar in het VIS worden bewaard.

Om een geregistreerde reiziger bij een doorlaatpost aan de buitengrens goed te kunnen controleren, dienen in het centrale register vier vingerafdrukken te worden opgeslagen. Als er van vier vingers afdrukken worden opgeslagen, zijn er te allen tijde voldoende gegevens beschikbaar, terwijl de hoeveelheid gegevens redelijk blijft. Als er maar één of twee vingerafdrukken worden opgeslagen, kan dit zowel de reizigers als de grensautoriteiten aan de buitengrenzen voor problemen stellen, aangezien vingerafdrukken onscherp, vervormd of gefragmenteerd kunnen zijn. Dit is met name van belang bij het RTP, aangezien reizigers voor vijf jaar kunnen worden geregistreerd en dezelfde vingerafdrukken kunnen worden hergebruikt (59 maanden lang) als een geregistreerde reiziger een nieuwe aanvraag indient.

De gegevens in het centrale register zouden alleen door de grenswachters kunnen worden ingezien voor het beoordelen van een aanvraag en het beëindigen/verlengen van deelname aan het RTP, bij verlies van een token of wanneer zich problemen voordoen bij het vergemakkelijken van de grensoverschrijding door geregistreerde reizigers. Bij een grenscontrole ontvangt de grenswachter uit het centrale register alleen “hit/no hit”-informatie. De voorkeursoptie biedt dus een juiste balans tussen veiligheid, vergemakkelijking en gegevensbescherming.

Om ervoor te zorgen dat onderdanen van derde landen gemakkelijk aan het RTP kunnen deelnemen, moeten zij hiertoe bij het consulaat van om het even welke lidstaat en bij alle grensdoorlaatposten aan de buitengrens een aanvraag kunnen indienen. Zo zullen meer mensen aan het programma deelnemen en wordt het voor de lidstaten eenvoudiger om de reizigersstromen bij de doorlaatposten aan de buitengrenzen te beheren. Aanvragen dienen te worden behandeld volgens dezelfde criteria als aanvragen voor meervoudige visa. Bij de behandeling van aanvragen die worden ingediend door familieleden van burgers van de Unie dienen echter dezelfde beoordelingscriteria te worden toegepast als bij de behandeling van hun aanvragen voor een inreisvisum. De lidstaten mogen zelf beslissen of zij bij hun doorlaatposten aan de buitengrens gebruik willen maken van automatische grenscontrolesystemen. Uiteraard wordt het voor geregistreerde reizigers het gemakkelijkst om de grens te passeren als voor het veiligheidsonderzoek dezelfde criteria worden toegepast als bij meervoudige visa én gebruik wordt gemaakt van volautomatische grenscontrole. Bovendien wordt zo een hoog veiligheidsniveau behouden zonder dat dit ten koste gaat van de grondrechten. Het is ook de goedkoopste aanpak, gelet op de kosten die een strengere veiligheidsonderzoeksprocedure en halfautomatische grenscontrole meebrengen. Volledige automatisering zou met name aan de drukste grensdoorlaatposten, waar de ontoereikende capaciteit nu al tot wachtrijen leidt, een kostenefficiënt instrument zijn. De lidstaten moeten echter zelf voor iedere afzonderlijke grensdoorlaatpost nagaan of een automatisch grenscontrolesysteem uit het oogpunt van de doorstroomcapaciteit een meerwaarde zou bieden in de vorm van snellere grensoverschrijding voor de reizigers, vrijkomende personele middelen en beter beheer van de toenemende reizigersstromen. Ook als er geen gebruik wordt gemaakt van automatische grenscontrole, dient het in het RTP geregistreerde onderdanen van derde landen gemakkelijker te worden gemaakt de doorlaatposten aan de buitengrens te passeren. Om een betrouwbare verificatie van aanvragers mogelijk te maken, moeten biometrische gegevens (vingerafdrukken) in het centrale register worden verwerkt en moeten de biometrische gegevens aan de doorlaatposten aan de buitengrenzen worden geverifieerd[11].

De raad voor effectbeoordeling heeft de ontwerp-effectbeoordeling bestudeerd en er op 14 maart 2012 advies over uitgebracht. In de definitieve versie is rekening gehouden met de aanbevolen verbeteringen. Hierbij zijn met name de volgende veranderingen aangebracht: het basisscenario is concreter en duidelijker gemaakt; het probleem is ruimer omschreven op grond van de ervaring die is opgedaan bij de ontwikkeling van andere grootschalige IT-systemen, systemen voor automatische grenscontrole en nationale RTP’s van lidstaten en derde landen; het verband met de bijlagen en de effectbeoordeling uit 2008 is duidelijker geschetst; de opmerkingen van de belanghebbenden zijn zo goed mogelijk weergegeven, al waren zij tamelijk algemeen van aard; de kostenberekening is uitvoeriger toegelicht en de verwachte kosten en baten voor de verschillende belanghebbenden zijn uitvoeriger vermeld; er is nader ingegaan op het overplaatsen van grenswachters met het oog op de verwachte toename van de reizigersstromen; ten slotte is een duidelijke samenvatting van de opmerkingen van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming toegevoegd.

2.

Juridische elementen van het voorstel



·

Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)



Het is nodig het doel, de functies en de verantwoordelijkheden te omschrijven met betrekking tot het RTP, de tokens en het centrale register. Bovendien moet het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht een mandaat krijgen voor de ontwikkeling, de opzet en het operationeel beheer van het centrale register en worden verzocht om op basis van nader te bepalen bedrijfsmatige vereisten de technische specificaties voor het token vast te stellen. Ook moeten de procedures en voorwaarden voor het behandelen van een RTP-aanvraag en het opslaan van gegevens over geregistreerde reizigers worden vastgesteld. In een afzonderlijk werkdocument van de diensten van de Commissie wordt het voorstel per artikel toegelicht.

·

Rechtsgrondslag



Artikel 74, artikel 77, lid 2, onder b), en artikel 77, lid 2, onder d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn de rechtsgrondslag van deze verordening. Artikel 77, lid 2, onder b) en d), is de passende rechtsgrondslag voor het nader uitwerken van maatregelen betreffende de overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten en het ontwikkelen van normen en procedures die de lidstaten in het kader van de personencontrole aan de grens in acht moeten nemen. Artikel 74 is de passende rechtsgrondslag voor het opzetten en bijhouden van het RTP en voor procedures voor de uitwisseling van informatie tussen lidstaten, omdat het betrekking heeft op de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten alsmede tussen die autoriteiten en de Commissie op de gebieden die onder Titel V van het Verdrag vallen.

·

Subsidiariteitsbeginsel



Krachtens artikel 74 en artikel 77, lid 2, onder b) en d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is de Unie bevoegd om wetgevend op te treden met betrekking tot personencontrole en efficiënte bewaking bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten. Gelet op de aanzwellende reizigersstromen en de nieuwe technologische mogelijkheden is het dienstig om de huidige EU-voorschriften inzake het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten te wijzigen. Om het voor geregistreerde reizigers eenvoudiger te maken de buitengrens van het Schengengebied te overschrijden, is een gemeenschappelijke regeling met geharmoniseerde regels nodig, die geldt aan alle betrokken doorlaatposten. Zo hoeven reizigers niet telkens opnieuw aan een veiligheidsonderzoek te worden onderworpen, terwijl de veiligheid op peil blijft.

De doelstelling van het voorstel kan dan ook niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt.

·

Evenredigheidsbeginsel



Krachtens artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie mag het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. De vorm die voor dit EU-optreden wordt gekozen, moet het mogelijk maken de doelstellingen van het voorstel te verwezenlijken en het voorstel zo doeltreffend mogelijk ten uitvoer te leggen. Het voorgestelde initiatief is een nadere ontwikkeling van het Schengenacquis en moet ervoor zorgen dat er aan de buitengrenzen in alle lidstaten gemeenschappelijke regels gelden en dat deze op dezelfde manier worden toegepast. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

·

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: verordening.

Andere instrumenten zouden om de navolgende reden(en) ongeschikt zijn.

Het onderhavige voorstel bevat voorschriften inzake de controle aan de buitengrens die voor alle lidstaten gelijk zijn. Derhalve kan alleen voor een verordening als rechtsinstrument worden gekozen.

· Grondrechten

De voorgestelde verordening kan gevolgen hebben op het gebied van de grondrechten, met name het recht op de bescherming van persoonsgegevens (artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de EU) en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte (artikel 47 van het Handvest).

In het voorstel zijn waarborgen opgenomen. De artikelen 15 en 16 garanderen het recht op een doeltreffende voorziening in rechte ingeval deelname aan het RTP wordt geweigerd of ingetrokken. De artikelen 48 en 49 betreffen het recht op informatie, toegang, rechtzetting en verwijdering met betrekking tot de voor de toepassing van de verordening gebruikte gegevens, waarvoor artikel 51 eveneens in het recht op een doeltreffende voorziening in rechte voorziet.

3.

Gevolgen voor de begroting



In het voorstel van de Commissie voor het volgende meerjarig financieel kader is voor de periode 2014-2020 een bedrag van 4,6 miljard EUR uitgetrokken voor het Fonds voor interne veiligheid. Hiervan is 1,1 miljard EUR als indicatief bedrag gereserveerd voor de ontwikkeling van een inreis-uitreissysteem en een RTP, gesteld dat de eerste ontwikkelingskosten pas in 2015 worden gemaakt[12].

Deze financiële steun zou – binnen de grenzen van de beschikbare middelen – niet alleen voor de volledige MFK-periode de kosten van de centrale onderdelen (de ontwikkelings- en operationele kosten op EU-niveau) dekken, maar ook de ontwikkelingskosten van de nationale componenten van beide systemen (op het niveau van de lidstaten). Door bij te dragen in de nationale ontwikkelingskosten kan worden voorkomen dat de uitvoering van projecten in gevaar komt of wordt vertraagd door economische omstandigheden op nationaal niveau. De middelen omvatten een bedrag van 145 miljoen EUR voor kosten op nationaal niveau in verband met het hosten van de IT-systemen, de ruimte voor de eindgebruikersapparatuur en de kantoorruimte voor de operators. Daarnaast is 341 miljoen EUR bestemd voor hardwareonderhoudskosten en voor softwarelicenties op nationaal niveau..

Wanneer de nieuwe systemen eenmaal gebruiksklaar zijn, kunnen de verdere operationele kosten in de lidstaten uit de nationale programma’s worden gefinancierd. Voorgesteld wordt dat de lidstaten 50% van de toewijzingen in het kader van de nationale programma's mogen gebruiken ter financiering van operationele kosten van de IT-systemen voor het beheer van migratiestromen aan de buitengrens van de EU. Daarbij kan het onder meer gaan om de kosten voor het beheer van het VIS, het SIS en nieuwe, in de betrokken periode op te zetten systemen, personeelskosten, kosten van bewezen diensten en de huur van beveiligde ruimten. Het toekomstige instrument zou dus eventueel de continuïteit van de financiering kunnen waarborgen.

De automatiseringskosten zouden sterk uiteenlopen, afhankelijk van het aantal automatische poorten dat wordt geïnstalleerd.

4.

Aanvullende informatie



· Participatie

Dit voorstel betreft de overschrijding van de buitengrenzen en bouwt voort op het Schengenacquis. Er moet dan ook rekening worden gehouden met de hierna genoemde gevolgen van de diverse protocollen en overeenkomsten met geassocieerde landen.

Denemarken

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling door de Raad van overeenkomstig het derde deel van titel V van het VWEU voorgestelde maatregelen.

Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, dient Denemarken overeenkomstig artikel 4 van genoemd protocol binnen zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze verordening, te beslissen of het dit instrument in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

Verenigd Koninkrijk en Ierland

Overeenkomstig de artikelen 4 en 5 van het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie en overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis, en Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet deel aan de aanneming van de verordening betreffende het programma voor geregistreerde reizigers; deze is dan ook niet bindend voor noch van toepassing in deze landen.

IJsland en Noorwegen

De procedures die zijn vastgelegd in de associatieovereenkomst die is gesloten door de Raad, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop deze landen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, zijn van toepassing, aangezien dit voorstel voorbouwt op het Schengenacquis zoals omschreven in bijlage A bij die overeenkomst[13].

Zwitserland

Dit voorstel houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[14].

Liechtenstein

Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[15].

Cyprus

Deze verordening vormt een op het Schengenacquis voortbouwend of anderszins daaraan gerelateerd rechtsbesluit als bedoeld in artikel 3, lid 2, van de toetredingsakte van 2003.

Bulgarije en Roemenië

Deze verordening vormt een op het Schengenacquis voortbouwend of anderszins daaraan gerelateerd rechtsbesluit als bedoeld in artikel 4, lid 2, van de toetredingsakte van 2005.