Toelichting bij COM(2012)773 - Uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van internationale handelsregels

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel

In dit voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad wordt uitdrukking gegeven aan de prioriteit van de Unie haar handelsrechten effectief te handhaven. Deze doelstelling werd vastgesteld in de mededeling van de Commissie over 'Handel, groei en wereldvraagstukken'[1] en bekrachtigd in de conclusies van de Raad van 21 december 2010[2].

Momenteel beschikt de Unie niet over een gemeenschappelijk wetgevingskader[3] om haar rechten uit hoofde van internationale handelsovereenkomsten te handhaven. Dit voorstel heeft tot doel verandering te brengen in deze situatie.

Algemene context



De Unie kan zich genoodzaakt zien om unilaterale maatregelen te nemen om haar rechten en belangen uit hoofde van internationale handelsovereenkomsten te handhaven en te verdedigen. Dat is het geval in het kader van de geschillenbeslechtingsregels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en van bilaterale of regionale geschillenbeslechtingsregelingen. Een vergelijkbare situatie doet zich voor bij vrijwaringsmaatregelen en zogenoemde herconsolideringsonderhandelingen met betrekking tot internationale overeenkomsten. Dergelijke maatregelen moeten snel kunnen worden genomen om een doeltreffend en geloofwaardig instrument te zijn om naleving af te dwingen en om de termijnen van de desbetreffende internationale verbintenissen van de Unie te respecteren. Binnen de structuren waarin het Verdrag van Lissabon voorziet, is dus een snelle, doeltreffende en flexibele besluitvorming nodig.

Vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon benaderde de Unie handhaving van geval tot geval door middel van verordeningen die de Raad op grond van oud artikel 133 vaststelde op basis van een voorstel van de Commissie. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn de Raad en het Europees Parlement echter medewetgevers volgens de gewone wetgevingsprocedure wat de maatregelen betreft die het kader vaststellen voor de uitvoering van de gemeenschappelijke handelspolitiek (artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, 'het VWEU'). De handhaving van rechten uit hoofde van internationale handelsovereenkomsten is een typische uitvoerende functie waarvoor mogelijk binnen strikte termijnen maatregelen moeten worden goedgekeurd en uitgevoerd. De Raad en het Europees Parlement moeten een duidelijk en voorspelbaar kader creëren voor de vaststelling van dergelijke handelingen.

De geldende praktijk vóór de inwerkingtreding van de VWEU illustreert dat het wenselijk is om te werken volgens procedures die een snelle en doeltreffende besluitvorming mogelijk maken om de rechten van de Unie te handhaven:

– in de WTO-geschillenbeslechtingszaak VS-Foreign Sales Corporation verliepen acht maanden tussen de goedkeuring van een voorstel van de Commissie en de vaststelling van Verordening (EG) nr. 2193/2003 van de Raad van 8 december 2003 waarbij de douanerechten op bepaalde producten uit de VS werden verhoogd. Voor de opschorting van die maatregel verliepen drie dagen tussen de goedkeuring van een voorstel van de Commissie en de vaststelling van Verordening (EG) nr. 728/2006 van de Raad van 15 mei 2006;

– in de WTO-geschillenbeslechtingszaak VS-Byrd verliepen twee maanden tussen de goedkeuring van een voorstel van de Commissie en de vaststelling van Verordening (EG) nr. 673/2005 van de Raad van 25 april 2005 waarbij de douanerechten op bepaalde producten van oorsprong uit de VS werden verhoogd;

– in de WTO-geschillenbeslechtingszaak VS-tarwegluten werd de EU bij Verordening (EG) nr. 1804/98 van de Raad van 14 august 1998 het recht voorbehouden om overeenkomstig artikel 8 van de WTO‑Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen evenwichtsherstellende maatregelen te nemen ten aanzien van de negatieve gevolgen van de vrijwaringsmaatregelen van de VS. Er verliep een maand tussen de goedkeuring van een voorstel van de Commissie en de vaststelling van de verordening;

– in de zaak VS-ijzer- en staalproducten vergde de vaststelling van Verordening (EG) nr. 1031/2002 van de Raad van 13 juni 2002 waarbij ten aanzien van de vrijwaringsmaatregelen evenwichtsherstellende maatregelen werden ingesteld twee maanden; de herroeping van de evenwichtsherstellende maatregelen in dezelfde zaak vergde slechts vier dagen.

Bij gebrek aan een passend wetgevingskader voor de toepassing van handelspolitieke maatregelen moet in situaties die vergelijkbaar zijn met de hierboven vermelde gevallen voor de goedkeuring van maatregelen gebruik worden gemaakt van de gewone wetgevingsprocedure. Gemiddeld vergt de vaststelling van een handeling 15 tot 31 maanden; deze langdurige procedure gaat ten koste van het vermogen van de Unie om haar rechten binnen de in internationale handelsovereenkomsten vastgestelde termijnen effectief uit te oefenen.

Voor deze ontwerp-verordening is uitgegaan van de overweging dat a) de goedkeuring van handelspolitieke maatregelen om de rechten van de Unie uit hoofde van internationale overeenkomsten te handhaven een typische uitvoerende functie is die in een kader van gemeenschappelijke regels ten uitvoer moet worden gelegd; b) het vermogen van de Unie om haar rechten effectief te handhaven bij gebrek aan een passend wetgevingskader misschien in het gedrang komt; c) er een potentieel conflict is tussen de relatief lange besluitvormingstermijnen van de Unie en de termijnen voor de handhaving van de rechten uit hoofde van internationale handelsovereenkomsten.

In deze context wordt in deze ontwerp-verordening voorgesteld een gemeenschappelijk wetgevingskader te creëren om de rechten van de Unie uit hoofde van internationale handelsovereenkomsten overeenkomstig het Verdrag van Lissabon te handhaven. In de verordening wordt voorgesteld de Commissie ertoe te machtigen overeenkomstig artikel 291 van het VWEU uitvoeringshandelingen vast te stellen binnen het in deze ontwerp‑verordening gedefinieerde toepassingsgebied, alsook binnen de termijnen en volgens de criteria die expliciet zijn vastgesteld. Het toepassingsgebied van de verordening omvat de vaststelling, opschorting, wijziging en beëindiging van uitvoeringshandelingen met betrekking tot:

a) de handhaving van de rechten van de Unie uit hoofde van bindende multilaterale en bilaterale geschillenbeslechtingsregels;

b) evenwichtsherstellende maatregelen in het kader van multilaterale en bilaterale vrijwaringsregels;

c) evenwichtsherstellende maatregelen in geval van wijzigingen door een derde land van zijn concessies overeenkomstig artikel XXVIII van de GATT 1994.

In het kader van deze ontwerp-verordening kan de Commissie de volgende soorten handelspolitieke maatregelen nemen: douanerechten, kwantitatieve beperking van de in- of uitvoer van goederen, en maatregelen inzake overheidsopdrachten. Deze benadering vloeit voort uit de ervaring die in de loop der jaren bij de vaststelling van handelspolitieke maatregelen is verworven, en is gebaseerd op het feit dat maatregelen op de desbetreffende gebieden haalbaar en over het algemeen doeltreffend zijn. In de huidige ontwikkelingsfase van het recht van de Unie, in het bijzonder rekening houdend met nationale regelgeving op het gebied van diensten en intellectuele eigendom en de beperkingen voor een doeltreffend optreden gezien de aard van deze sectoren, dient de aandacht wat de machtiging van de Commissie betreft op andere handelspolitieke gebieden te worden gericht. Er zij op gewezen dat zogenoemde 'sectoroverschrijdende vergeldingsmaatregelen' (d.w.z. de opschorting van concessies of andere verplichtingen in een andere sector dan die waar volgens de uitspraak in het kader van de geschillenbeslechtingsprocedure schending heeft plaatsgevonden) volgens de WTO-regels over het algemeen mogelijk zijn en dat de vrijhandelsovereenkomsten van de Unie geen beperkingen inzake 'sectoroverschrijdende vergeldingsmaatregelen' bevatten. Mocht de Unie gebruik moeten maken van handelspolitieke maatregelen die niet onder de ontwerp-verordening vallen, onder meer met betrekking tot de handel in diensten of de commerciële aspecten van intellectuele-eigendomsrechten, kan de Commissie op grond van artikel 207 VWEU voorstellen voor handelingen indienen, dan wel gebruik maken van andere toepasselijke procedures.

Overeenkomstig een evaluatiebepaling moet de Commissie de werking van deze verordening drie jaar na de eerste toepassing ervan evalueren. De Commissie stelt een verslag op en kan, als de omstandigheden dat rechtvaardigen, passende maatregelen voorstellen om de verordening doeltreffender te maken. In deze context kan worden gedacht aan de reikwijdte van de handelspolitieke maatregelen waarin de verordening voorziet, zoals handel in diensten en intellectuele-eigendomsrechten, naast goederen.

Overeenkomstig de WTO‑Overeenkomst inzake overheidsopdrachten ("de GPA"), zowel in de versie die momenteel van kracht is als in de herziene versie, mogen andere partijen bij de GPA concessies of andere verbintenissen met betrekking tot aanbestedingsmarkten alleen opschorten wanneer een partij bij de GPA haar verplichtingen niet nakomt. Bijgevolg is het belangrijk dat in de voorgestelde ontwerp-verordening wordt voorzien in de mogelijke vaststelling van handelspolitieke maatregelen inzake overheidsopdrachten, zodat de Unie haar legitieme rechten inzake onder haar internationale verplichtingen vallende overheidsopdrachten effectief kan handhaven. Afgezien van de WTO-geschillenbeslechtingsregeling, waarvan meermaals gebruik is gemaakt om praktijken te bestrijden die tegen de GPA indruisen, zijn maatregelen met het oog op de handhaving van verbintenissen inzake overheidsopdrachten ook waarschijnlijk in een bilaterale context, aangezien recente bilaterale handelsovereenkomsten die de Unie heeft gesloten volwaardige geschillenbeslechtingsregelingen omvatten. De Unie heeft ervaring met de tenuitvoerlegging van handelspolitieke maatregelen die de toegang van derde landen tot de aanbestedingsmarkten van de Unie indien nodig beperken[4]. Gezien de specificiteit van overheidsopdrachten en met name het bestaan van een administratieve procedure die de toegang tot specifieke aanbestedingen reguleert en vaststelt, kan worden voorzien in maatregelen voor de aanbesteding van zowel goederen als diensten. Voorts zouden handelspolitieke maatregelen in het kader van deze ontwerp-verordening een oplossing aanreiken voor de opgeschorte verbintenissen inzake aanbestedingen – deze zouden m.a.w. alleen gelden voor bepaalde entiteiten en boven bepaalde drempels. Tot slot zij gewezen op het verband tussen dit voorstel en het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over toegang van goederen en diensten uit derde landen tot de interne aanbestedingsmarkt van de Unie (COM(2012) 124 van 21 maart 2012). Dat voorstel beoogt de hefboomwerking van de Unie in de onderhandelingen over de voorwaarden voor toegang van Europese goederen, diensten en leveranciers tot de aanbestedingsmarkten van derde landen te vergroten: het legt dus in het bijzonder de aandacht op de toegang tot de aanbestedingsmarkt van de Unie van goederen en diensten van derde landen waarvoor in het kader van bestaande internationale overeenkomsten op het gebied van overheidsopdrachten geen verbintenissen inzake de markttoegang gelden. Dit voorstel daarentegen behandelt de handhaving van dergelijke overeenkomsten op een horizontale manier: het vult de regeling van internationale aspecten van overheidsopdrachten aan, in zoverre dat het een kader creëert van regels die de handhaving van bepalingen inzake aanbestedingen in internationale handelsovereenkomsten mogelijk maken.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Tijdens de opstelling van dit voorstel zijn respectievelijk op 19 september 2011 en 11 november 2011 twee non-papers aan het Comité handelspolitiek van de Raad en het Commissie internationale handel van het Europees Parlement (INTA) voorgelegd. De lidstaten werden geraadpleegd tijdens twee technische vergaderingen op 27 september en 28 november 2011.

Het streven naar een efficiënte en probate handhaving van de rechten van de Unie geniet brede steun.

Voor dit voorstel is geen effectbeoordeling uitgevoerd omdat dit initiatief geen rechtstreekse gevolgen heeft voor de economie, de samenleving of het milieu, en de aard van de betrokken maatregelen (geval per geval) toch geen evaluatie vooraf toelaat.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting



De Unie beschikt niet over een gemeenschappelijk wetgevingskader om haar rechten uit hoofde van internationale handelsovereenkomsten te handhaven. Met dit initiatief wordt gepoogd aan deze situatie te verhelpen door een wetgevingsinstrument te creëren waarmee de Unie haar rechten in overeenstemming met haar internationale verplichtingen kan handhaven en verdedigen. Het initiatief beoogt een efficiënte en snelle tenuitvoerlegging om de belangen van de Unie te vrijwaren. Er wordt dan ook voorgesteld de Commissie op grond van artikel 207 van het VWEU te machtigen uitvoeringshandelingen vast te stellen, op te schorten, te wijzigen of te beëindigen om de rechten van de Unie te handhaven binnen de structuur van het Verdrag van Lissabon, d.w.z. overeenkomstig artikel 291 van het VWEU.

De Unie kan in het kader van de WTO-geschillenbeslechtingsregeling, bilaterale geschillenbeslechtingsregelingen, alsook multilaterale en bilaterale vrijwaringsmaatregelen genoopt zijn om unilaterale maatregelen te nemen om haar rechten en belangen te verdedigen. In het geval van handhavingsmaatregelen in het kader van geschillenbeslechtingsbepalingen of evenwichtsherstellende maatregelen moet snel worden opgetreden teneinde de toepasselijke handelsregels na te leven en een doeltreffend instrument te creëren om naleving af te dwingen.

De verordening moet op het niveau van de Unie worden vastgesteld. De gemeenschappelijke handelspolitiek is een exclusieve bevoegdheid van de Unie.

Rechtsgrondslag



Artikel 207 van het VWEU.

Structuur van de verordening

De ontwerp-verordening heeft tot doel regels en procedures vast te stellen die de Unie in staat stellen haar rechten om concessies op te schorten of in te trekken effectief uit te oefenen in reactie op inbreuken op internationale handelsregels door een derde land teneinde een bevredigende oplossing te garanderen; alsook het evenwicht van concessies of andere verplichtingen te herstellen in handelsbetrekkingen met derde landen, wanneer veranderingen optreden in de behandeling van de invoer van goederen uit de Unie.

Zoals vastgesteld in artikel 3 is de ontwerp-verordening van toepassing op de volgende situaties:

a) Na de uitspraak in handelsgeschillen overeenkomstig het Memorandum inzake Geschillenbeslechting van de WTO (Dispute Settlement Understanding - DSU), wanneer aan de Unie toestemming is verleend om concessies of andere verplichtingen in het kader van multilaterale en plurilaterale overeenkomsten waarop het Memorandum inzake Geschillenbeslechting van toepassing is, op te schorten.

Bij de WTO wordt de opschorting van concessies of andere verplichtingen geregeld bij artikel 22, lid 3, van de DSU; in geval van verboden subsidies is artikel 4.10 van de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen van toepassing[5] en op de subsidies waartegen compenserende maatregelen kunnen worden genomen, is artikel 7.9 van de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen van toepassing.

b) Na de uitspraak in handelsgeschillen in het kader van internationale handelsovereenkomsten, waaronder regionale of bilaterale overeenkomsten, wanneer de Unie het recht heeft om concessies of andere verplichtingen in het kader van dergelijke overeenkomsten op te schorten.

In dergelijke internationale handelsovereenkomsten die de Unie heeft gesloten, worden de regels inzake geschillenbeslechting vastgesteld waarbij de partijen worden gemachtigd hun eigen rechten overeenkomstig de in de desbetreffende overeenkomst vastgestelde regels te handhaven.

c) Om het evenwicht van concessies of andere verplichtingen te herstellen, een maatregel waartoe de toepassing van een vrijwaringsmaatregel door een derde land het recht kan verlenen overeenkomstig artikel 8 van de WTO‑Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen of overeenkomstig de bepalingen inzake vrijwaringsregels die in zijn opgenomen in de regionale of bilaterale overeenkomsten die de Unie heeft gesloten.

Overeenkomstig artikel 8 van de WTO‑Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen, die uitsluitend goederen betreft[6], moeten lidstaten die vrijwaringsmaatregelen toepassen over het algemeen handelscompensaties bieden aan de landen die negatieve gevolgen ondervinden van de vrijwaringsmaatregelen, na raadpleging vóór de toepassing of uitbreiding van een vrijwaringsmaatregel overeenkomstig artikel 12, lid 3, van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen. Wanneer geen overeenstemming wordt bereikt, mogen de getroffen exporterende leden uiterlijk 90 dagen na de toepassing van de maatregel individueel evenwichtsherstellende maatregelen nemen. Het recht om evenwichtsherstellende maatregelen te nemen ten aanzien van de lidstaat die de vrijwaringsmaatregel toepast, mag worden uitgeoefend a) drie jaar nadat de maatregel van kracht is geworden of b) zodra het Orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO (DSB – Dispute Settlement Body) de maatregel onverenigbaar met de WTO‑regels heeft bevonden (de respijtperiode van drie jaar waarin artikel 8 van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen voorziet, geldt niet wanneer de maatregel op een relatieve toename van de invoer is gebaseerd). Evenzo kunnen evenwichtsherstellende maatregelen worden genomen in het kader van de toepassing van vrijwaringsregels die in bilaterale of regionale vrijhandelsovereenkomsten zijn vastgesteld[7].

De bestaande wetgeving van de Unie die de multilaterale en bilaterale vrijwaringsmaatregelen ten uitvoer legt, regelt deze aspecten niet, noch voor artikel 8 van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen, noch voor de desbetreffende regels in de vrijhandelsovereenkomsten, maar stelt veeleer de procedures vast voor de toepassing van vrijwaringsmaatregelen door de Unie. Elke evenwichtsherstellende maatregel zou in principe aan de gewone wetgevingsprocedure onderworpen zijn, tenzij het onderhavige ene wetgevingskader erop van toepassing is.

d) Bij wijzigingen van concessies door een WTO-lid overeenkomstig artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) 1994, wanneer geen overeenstemming over een compenserende regeling is bereikt.

Bij wijziging van een concessie door een ander WTO-lid overeenkomstig artikel XXVIII van de GATT 1994 is de partij bij de overeenkomst die zijn concessie wenst te wijzigen vrij dit te doen wanneer geen overeenstemming wordt bereikt met de leden die onderhandelingsrechten of rechten als plaatsvervanger bezitten. In dat geval kunnen deze leden[8] die een recht bezitten uiterlijk zes maanden nadat een dergelijke wijziging van de concessie heeft plaatsgevonden, evenwichtsherstellende maatregelen nemen. Dergelijke evenwichtsherstellende maatregelen houden in dat concessies die in wezen gelijkwaardig zijn aan de concessies waarover oorspronkelijk overeenstemming is bereikt met de overeenkomstsluitende partij die een concessie wijzigt of intrekt, na dertig dagen te rekenen van de dag waarop de overeenkomstsluitende partijen de schriftelijke kennisgeving van de intrekking van de concessie ontvangen, worden ingetrokken. Tot nu toe heeft de Unie geen concessies ingetrokken op grond van artikel XXVIII van de GATT 1994. Indien de mogelijkheid zich zou voordoen, zou het handelsevenwicht na een wijziging van concessies door andere WTO-leden op grond van artikel XXVIII van de GATT binnen relatief korte termijnen worden hersteld (uiterlijk zes maanden nadat het lid zijn concessie heeft gewijzigd of ingetrokken). Doeltreffende besluitvormingsprocedures om evenwichtsherstellende maatregelen ten uitvoer te leggen zouden de Unie ten aanzien van haar partner in herconsolideringsonderhandelingen geloofwaardiger maken en kunnen de loop van de onderhandelingen over een compenserende regeling ten voordele van de Unie beïnvloeden.

De verordening laat de vaststelling van handelspolitieke maatregelen in het kader van andere procedures onverlet, bijvoorbeeld handelspolitieke maatregelen in de sector diensten en intellectuele-eigendomsrechten na een uitspraak in een multilaterale en regionale of bilaterale geschillenbeslechting.

Wanneer in de hierboven vermelde omstandigheden maatregelen moeten worden genomen om de EU-rechten te handhaven, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 291 van het VWEU en volgens de onderzoeksprocedure uitvoeringshandelingen vast (artikel 4 'Uitoefening van de rechten van de Unie'). Voor de uitvoeringshandelingen geldt de regel dat het niveau van de tegenmaatregelen het niveau van de tenietdoening of uitholling, waarmee over het algemeen de negatieve gevolgen voor de Unie van een in de desbetreffende overeenkomst vastgestelde maatregel van een derde land worden bedoeld (artikel 2 'Definities'), niet mag overtreffen. Wanneer de Commissie het toepassingsgebied van de vast te stellen uitvoeringshandeling bepaalt, moet zij eveneens rekening houden met diverse criteria, naast de belangen die uit de publieke raadplegingen naar voren zijn gekomen en de algemene belangen van de Unie, zoals doeltreffendheid van de maatregelen om derde landen te dwingen internationale handelsregels na te leven; het potentieel van de maatregelen om de situatie van de marktdeelnemers in de Unie die onder de maatregelen van derde landen te lijden hebben, te verlichten; de beschikbaarheid van alternatieve leveranciers voor de betrokken producten, om mogelijke negatieve gevolgen voor de verwerkende industrie of de eindgebruikers in de Unie te voorkomen of tot een minimum te beperken; elk specifiek criterium dat kan zijn vastgesteld in internationale handelsovereenkomsten in verband met de situaties waarin artikel 3 voorziet.

De soorten handelsmaatregelen die bij een uitvoeringshandeling kunnen worden vastgesteld, zijn maatregelen betreffende de invoer of uitvoer van goederen en maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten.

Invoer- of uitvoermaatregelen omvatten de opschorting van tariefconcessies en de instelling van nieuwe of hogere douanerechten; de invoering of verhoging van kwantitatieve beperkingen van de invoer of de uitvoer, in de vorm van quota's, invoer- of uitvoervergunningen of andere maatregelen.

Overeenkomstig de WTO‑Overeenkomst inzake overheidsopdrachten mag een geschil dat bij de uitvoering van die overeenkomst ontstaat niet leiden tot opschorting van concessies of andere verplichtingen uit hoofde van andere WTO overeenkomsten waarop het Memorandum inzake Geschillenbeslechting van toepassing is. Bijgevolg is het belangrijk dat in de voorgestelde verordening wordt voorzien in de mogelijke goedkeuring van handelspolitieke maatregelen inzake overheidsopdrachten, zodat de Unie haar legitieme rechten effectief kan handhaven. Gezien de specificiteit van overheidsopdrachten en met name het bestaan van een administratieve procedure die de toegang tot specifieke aanbestedingen reguleert en vaststelt, kan worden voorzien in maatregelen voor de aanbesteding van zowel goederen als diensten.

In dit opzicht betreft het soort handelspolitieke maatregelen dat kan worden vastgesteld de uitsluiting van overheidsopdrachten van inschrijvingen waarvan de totale waarde voor meer dan 50 % uit goederen of diensten van oorsprong uit het betrokken derde land bestaat; en/of de instelling van een verplichte prijstoeslag op het gedeelte van de inschrijving dat bestaat uit goederen of diensten van oorsprong uit het betrokken derde land (artikel 5 'Handelspolitieke maatregelen').

De onderzoeksprocedure moet worden gevolgd voor de vaststelling, opschorting, wijziging en beëindiging van de uitvoeringshandelingen waarbij de passende handelspolitieke maatregelen voor de handhaving van de rechten van de Unie worden vastgesteld (de artikelen 4 'Uitoefening van de rechten van de Unie' en 7 'Opschorting, wijziging en beëindiging van maatregelen'). Bij de vaststelling van uitvoeringshandelingen en teneinde de proliferatie van extra structuren te voorkomen, moet de Commissie worden bijgestaan door het bestaande, bij Verordening (EG) nr. 3286/94 ingestelde comité handelsbelemmeringen.

3.

Gevolgen voor de begroting



Geen.

De voorgestelde verordening stelt een regeling in om de rechten van de Unie te handhaven en de verantwoordelijkheid over alle instellingen te spreiden.