Toelichting bij COM(2012)550 - Machtiging van de lidstaten die partij zijn bij het Verdrag van Wenen inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade voor wijziging van dat Verdrag

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

3.

1.1. Doel van het voorstel


Op dit moment is de internationale regeling inzake nucleaire aansprakelijkheid hoofdzakelijk neergelegd in twee instrumenten: het “Verdrag van Wenen”, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1997 en het “Verdrag van Parijs” inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie van 1960, dat door diverse protocollen is gewijzigd en is aangevuld door het Verdrag van Brussel van 31 januari 1963 (hierna het “Verdrag van Brussel” genoemd). Deze twee verdragen hebben overeenkomstige inhoudelijke grondbeginselen. Sommige EU-lidstaten zijn echter partij bij het Verdrag van Parijs en sommige bij het Verdrag van Wenen.

De artikelen 12 tot en met 14 van het Protocol van 1997 bevatten bepalingen over de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de toepassing van het Verdrag van Wenen. Deze bepalingen zijn van invloed op in de wetgeving van de Europese Unie neergelegde bepalingen, met name die van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Daarom is uitsluitend de Unie bevoegd ten aanzien van deze bepalingen uit het Protocol van 1997. Voor zover het om deze bepalingen gaat, kunnen de lidstaten daarom geen partij worden bij het Protocol van 1997. In een soortgelijke situatie in verband met het Protocol van 12 februari 2004 tot wijziging van het Verdrag van Parijs werden beschikkingen van de Raad vastgesteld waarbij de betrokken lidstaten toestemming werd gegeven om het Protocol te ondertekenen, dit te bekrachtigen of daartoe toe te treden. Een dergelijke oplossing wordt ook in dit geval voorgesteld.

De Commissie stelt voor dat de Raad de lidstaten die verdragsluitende partij zijn bij het Verdrag van 21 mei 1963 inzake wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade (het "Verdrag van Wenen”) – te weten Bulgarije, Estland, Hongarije, Litouwen, Polen (met terugwerkende kracht), Slowakije en Tsjechië – te machtigen om in het belang van de Europese Unie het op 12 september 1997 onder auspiciën van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie vastgestelde Protocol[1] tot wijziging van het Verdrag, te bekrachtigen dan wel daartoe toe te treden.

Hoewel het de voorkeur zou verdienen om één enkele regeling inzake nucleaire aansprakelijkheid in de Europese Unie toe te passen, blijft er toch sprake van flexibiliteit omdat de in het Verdrag van Wenen en het Verdrag van Parijs neergelegde regelingen verenigbaar zijn.

4.

1.2. Het Protocol tot wijziging van het Verdrag van Wenen inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor kernschade van 1963


Het Verdrag van Wenen werd vastgesteld om slachtoffers die door een kernongeval schade hebben geleden een passende en billijke schadevergoeding te bieden. Het voorziet in een speciale regeling inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van kernenergie op basis van de volgende beginselen: (a) “objectieve” aansprakelijkheid, dat wil zeggen risicoaansprakelijkheid; (b) exclusieve aansprakelijkheid van de exploitant van de kerninstallatie; (c) beperking van de aansprakelijkheid tot een bepaald bedrag en/of beperking van de dekking van de aansprakelijkheid door een verzekering of een andere financiële zekerheid; (d) beperking van de duur van de aansprakelijkheid.

5.

Het Protocol van 1997


Het Verdrag van Wenen werd gewijzigd bij het Protocol van 1997 (dat op 4 oktober 2003 in werking trad) om de regeling inzake de vergoeding van kernschade te verbeteren.

Het Protocol bevat onder meer een nieuwe definitie van kernschade (welke nu ook het begrip milieuschade en het begrip preventieve maatregelen omvat), breidt de geografische werkingssfeer van het Verdrag van Wenen uit, verlengt de termijn waarbinnen vorderingen kunnen worden ingesteld inzake overlijden of lichamelijk letsel en verhoogt de minimumbedragen voor schadevergoeding aanzienlijk. Het Protocol bevat ook nieuwe bepalingen inzake de rechterlijke bevoegdheid, die gevolgen hebben in het geval een kernongeval zich voordoet tijdens het vervoer van kernmateriaal naar of van een installatie die is gelegen op het grondgebied van een staat die een verdragsluitende partij bij het Verdrag van Wenen is.

Krachtens artikel 19, lid 1, van het Protocol van 1997 is een staat die partij is bij het Protocol, maar niet bij het Verdrag van Wenen van 1963 gebonden door de bepalingen van dat verdrag zoals deze gewijzigd zijn bij het Protocol ten opzichte van andere staten die partij bij het Protocol zijn, en, wanneer hij bij de nederlegging van de akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding geen andere intentie te kennen heeft gegeven, door het Verdrag van Wenen van 1963 ten opzichte van staten die alleen partij bij dat verdrag zijn.

6.

Het Gezamenlijk Protocol van 1988


Op 21 september 1988 stelde de Conferentie over de relatie tussen het Verdrag van Parijs en het Verdrag van Wenen het Gezamenlijk Protocol met betrekking tot de toepassing van het Verdrag van Wenen en het Verdrag van Parijs (hierna het “Gezamenlijk Protocol van 1988” genoemd) vast, omdat het Verdrag van Parijs, het Verdrag van Brussel en Verdrag van Wenen van dezelfde beginselen uitgaan. Het voornaamste doel bestond erin de toepassing van de verdragen te coördineren.

Het Gezamenlijk Protocol van 1988 verbindt de twee verdragen hoofdzakelijk in twee opzichten met elkaar.

Allereerst voorziet het in een wederkerig uitbreiding van de aansprakelijkheid van de exploitant op grond van de Parijse en de Weense regeling (artikel II). Zodoende zal wanneer zich een kernongeval voordoet waarvoor een exploitant zowel op grond van het Verdrag van Wenen als het Gezamenlijk Protocol aansprakelijk is, de exploitant overeenkomstig het Verdrag van Wenen niet alleen op het grondgebied van de partijen bij dat Verdrag voor kernschade aansprakelijk zijn, maar ook op het grondgebied van de staten die zowel partij bij het Verdrag van Parijs als het Gezamenlijk Protocol zijn. Omgekeerd zal wanneer zich een ongeval voordoet waarvoor een exploitant zowel op grond van het Verdrag van Parijs als het Gezamenlijk Protocol aansprakelijk is, sprake van wederkerigheid zijn.

In de tweede plaats wordt met het Gezamenlijk Protocol van 1988 beoogd conflicten te vermijden die zich anders door de gelijktijdige toepassing van de beide Verdragen, met name in geval van vervoer van kernmateriaal, zouden kunnen voordoen (artikel III).

Het Gezamenlijk Protocol van 1988 werd door vijf lidstaten ondertekend en trad voor 17 andere lidstaten in werking na bekrachtiging, toetreding, goedkeuring of instemming.

1.

Resultaten van de raadplegingen van de belanghebbende partijen en effectbeoordeling


EN

De wijzigingen van het Verdrag van Wenen bevatten elementen die eventuele slachtoffers van een kernongeval ten goede komen, te weten een verhoging van de bedragen ten belope waarvan aansprakelijkheid kan bestaan en een ruimere definitie van het begrip kernschade. Daarom wordt, in overeenstemming met de conclusies van een in 2009 gepubliceerde studie en een in juni 2010 gehouden workshop inzake nucleaire aansprakelijkheid[2] en na raadpleging van de belanghebbenden, erkend dat een initiatief op het gebied van nucleaire aansprakelijkheid de toetreding van lidstaten tot een internationaal verdrag dat de situatie van eventuele slachtoffers in de Europese Unie verbetert, niet mag belemmeren. Toetreding tot het Protocol van 1997 draagt dan ook bij tot een betere schadeloosstelling van slachtoffers in de hele Europese Unie.

2.

Juridische elementen van het voorstel



7.

3.1. De betrokken lidstaten


De volgende negen lidstaten van de Europese Unie hebben het Verdrag van Wenen bekrachtigd of zijn daartoe toegetreden: Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slowakije en Tsjechië. Het Verenigd Koninkrijk en Spanje hebben het Verdrag ondertekend, maar nog niet bekrachtigd (deze twee landen zijn verdragsluitende partijen bij het Verdrag van Parijs geworden). Het Verdrag is niet langer van toepassing op Slovenië.

Het Protocol van 1997 is ondertekend door Hongarije, Italië, Litouwen en Tsjechië (Italië is een verdragsluitende partij bij het Verdrag van Parijs). Het Protocol is geratificeerd door Letland en Roemenië (vóór hun toetreding tot de EU) en door Polen (na toetreding tot de EU).

Het besluit van de Raad moet daarom worden gericht tot de lidstaten die partij zijn bij het Verdrag van Wenen, te weten Bulgarije, Estland, Hongarije, Litouwen, Polen (met terugwerkende kracht), Slowakije en Tsjechië. Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk hebben het Verdrag van Wenen weliswaar ondertekend, maar zijn verdragsluitende partij bij het Verdrag van Parijs dat een soortgelijke regeling voor nucleaire aansprakelijkheid kent. Het besluit van de Raad moet voor deze landen dus niet gelden.

8.

3.2. Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad


Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000[3] bevat regels inzake de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. De verordening is bindend voor alle lidstaten (voor Denemarken gelden speciale regelingen).

De regels van Verordening (EG) nr. 44/2001 inzake de rechterlijke bevoegdheid zijn van toepassing wanneer de verweerder woonachtig is in een van de lidstaten waarop de verordening van toepassing is. Verweerders die niet in een lidstaat woonachtig zijn, kunnen voor het gerecht van iedere lidstaat worden gedaagd in overeenstemming met de nationale regels inzake rechterlijke bevoegdheid van die staat, onverminderd de artikelen 22 (exclusieve bevoegdheid) en 23 (forumkeuzebedingen).

De gerechtelijke bevoegdheid is in de eerste plaats gebaseerd op de woonplaats van de verweerder. Bovendien kan ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad een in een lidstaat woonachtige persoon voor het gerecht worden gedaagd van de lidstaat waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen. Onder de plaats van het schadebrengende feit wordt volgens de jurisprudentie van het Hof de plaats van het ontstaansfeit of de plaats van de geleden schade verstaan. In geval van verzekeringszaken kan een verzekeraar met woonplaats op het grondgebied van een lidstaat worden gedaagd voor (a) de gerechten van de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft of (b) het gerecht van de woonplaats van de eiser indien het een vordering van de verzekeringnemer, de verzekerde of een begunstigde betreft, of (c) het gerecht van een lidstaat waar de vordering tegen de eerste verzekeraar is ingesteld indien het een medeverzekeraar betreft. De verzekeraar kan bovendien worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan indien het geschil een aansprakelijkheidsverzekering betreft, en ook in vrijwaring worden opgeroepen voor het gerecht waar de rechtsvordering van de getroffene tegen de verzekerde aanhangig is indien de voor dit gerecht geldende wetgeving dat toelaat.

Verordening (EG) nr. 44/2001 bepaalt dat de in een lidstaat gegeven beslissingen in de overige lidstaten zonder vorm van proces worden erkend en ten uitvoer gelegd. Op een beperkt aantal gronden ter zake van de openbare orde, de rechten van de verdediging en het bestaan van bepaalde onverenigbare beslissingen, mag een beslissing echter niet worden erkend.

9.

3.3. De bevoegdheid van de Unie ten aanzien van het Protocol van 1997


Er is geen Unie-wetgeving inzake de wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie. Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (“Rome II”) sluit nucleaire aansprakelijkheid van haar werkingssfeer uit.

Het Protocol van 1997 bevat echter bepalingen die van invloed op Verordening (EG) nr. 44/2001 zijn. Waar krachtens de verordening kan worden gekozen uit verschillende bevoegde gerechten, voorziet artikel XI van het Verdrag van Wenen, als gewijzigd bij het protocol van 1997, als algemene regel in de exclusieve rechterlijke bevoegdheid van de Verdragsluitende staat op het grondgebied waarvan het kernongeval heeft plaatsgevonden.

Met name artikel XI van het Verdrag van Wenen geeft de gerechten van de verdragsluitende staat op het grondgebied waarvan het kernongeval heeft plaatsgevonden, exclusieve bevoegdheid ten aanzien van vorderingen tot vergoeding van de door het ongeval veroorzaakte schade. Wanneer het ongeval heeft plaatsgevonden buiten het grondgebied van de verdragsluiende partijen of wanneer de plaats van het ongeval niet met zekerheid kan worden vastgesteld, zijn de gerechten bevoegd van de Installatiestaat van de exploitant.

Bij het Protocol van 1997 wordt ook de exclusieve bevoegdheid geregeld van de gerechten van de verdragsluitende kuststaten voor kernongevallen die plaatsvinden in hun exclusieve economische zones. Deze bevoegdheid wordt toegekend op voorwaarde dat de depositaris van het Verdrag vóór het tijdstip van het kernongeval in kennis is gesteld van het bestaan van de zone.

Op grond van artikel XII van het Verdrag van Wenen, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1997, gelden voor beslissingen van een bevoegd gerecht waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat, de speciale bepalingen inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen. Behoudens een aantal uitzonderingen[4] bepaalt artikel XII dat de beslissing op het grondgebied van alle verdragsluitende partijen moet worden erkend en ten uitvoer kan worden gelegd alsof het om een beslissing van een nationaal gerecht gaat. De zaak mag nooit ten gronde worden heroverwogen.

De Europese Unie heeft exclusieve bevoegdheid ten aanzien van de bepalingen inzake de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken die zijn opgenomen in het Protocol van 1997, omdat deze volgens de jurisprudentie van het HvJ[5] van invloed zijn op de corresponderende voorschriften van Verordening (EEG) nr. 44/2001 van de Raad. Het is de lidstaten dan ook niet langer toegestaan om onderling van deze regels af te wijken of met derde staten verbintenissen aan te gaan die van invloed zijn op deze regels.

10.

3.4. Machtiging van de lidstaten


Het Verdrag van Wenen en het Protocol van 1997 bevatten echter geen clausule inzake regionale economische organisaties op grond waarvan de Europese Unie verdragsluitende partij bij het Protocol zou kunnen worden. Daardoor kan de Europese Unie geen verdragsluitende partij bij het Protocol van 1997 worden.

Het Protocol van 1997, dat de bescherming van slachtoffers van kernongevallen verbetert, is van groot belang voor de Europese Unie en haar lidstaten. Het is daarom bij wijze van uitzondering gerechtvaardigd dat de Unie haar bevoegdheden uitoefent via haar lidstaten die partij bij het Verdrag van Wenen zijn.

De lidstaten die al verdragsluitende partij bij het gewijzigde Verdrag van Parijs zijn buiten beschouwing gelaten, zijn echter vijf lidstaten van de Europese Unie, te weten Cyprus, Ierland, Luxemburg, Malta en Oostenrijk noch bij het gewijzigde Verdrag van Parijs, noch bij het Verdrag van Wenen van 1963 partij. Daarom wordt het objectief te verdedigen geacht dat deze vijf staten bij wijze van uitzondering wordt toegestaan om geen partij bij het Protocol van 1997 te worden en derhalve de regels van Verordening nr. 44/2001 te blijven toepassen op het gebied waarop het Verdrag van Wenen en het Protocol van 1997 van toepassing zijn. Dit verschil in toepassing van de regels inzake rechterlijke bevoegdheid binnen de Europese Unie is te rechtvaardigen omdat:

- het Protocol van 1997 een verdrag wijzigt waarbij deze vijf lidstaten geen partij zijn;

- Verordening (EG) nr. 44/2001 geen gevolgen heeft voor verdragen waarbij de lidstaten partij zijn.

Dientengevolge dienen alleen de lidstaten die thans partij bij het Verdrag van Wenen zijn het Protocol van 1997 in het belang van de Europese Unie te bekrachtigen of daartoe toe te treden. Polen heeft het Protocol van 1997 na zijn toetreding tot de EU bekrachtigd. Het besluit dient daarom ten aanzien van Polen met terugwerkend kracht te worden genomen. Letland en Roemenië hadden het Protocol van 1997 al vóór hun toetreding tot de Europese Unie ondertekend en bekrachtigd.

Op deze gronden beveelt de Commissie aan dat het Europees Parlement en de Raad het besluit vast te stellen waarbij de lidstaten die partij bij het Verdrag van Wenen zijn, worden gemachtigd om in het belang van de Europese Unie het Protocol van 1997 te bekrachtigen of daartoe toe te treden.

11.

3.5. Voorbehoud met betrekking tot de regels inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen


Wat betreft de regels inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen, welke zijn neergelegd in artikel XII, zoals gewijzigd bij artikel 14 van het Protocol van 1997, is het noodzakelijk ervoor te zorgen dat de relevante regels van verordening (EG) nr. 44/2001, zoals die tot Denemarken zijn uitgebreid bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken[6], of de regels van het Verdrag van Lugano betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van 30 oktober 2007[7], van toepassing blijven. Het op deze wijze beperken van de toepassing van artikel XII van het Verdrag van Wenen zorgt voor eenheid op gerechtelijk gebied in de Unie en het vrij verkeer van beslissingen binnen de EU zonder dat dit repercussies voor de effectieve uitvoering van het Verdrag, zoals gewijzigd bij het Protocol, of fundamentele implicaties voor niet-EU-staten die partij bij dat Verdrag zijn, heeft.

Het Protocol van 1997 laat zich niet uit over de vraag welke voorbehouden zijn toegelaten. Krachtens artikel 19 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht van 1969 zou een voorbehoud toelaatbaar zijn wanneer het verenigbaar is met “voorwerp en doel” van het Verdrag, wat in casu het geval is.

Derhalve moeten lidstaten in geval van toetreding tot het Protocol van 1997 de toepassing waarborgen van de relevante EU-regels inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen van het gerecht van een andere lidstaat (met inbegrip van Denemarken) of een niet-EU-staat waarvoor het Verdrag van Lugano geldt.