Toelichting bij COM(2012)245 - Sluiting van een overeenkomst met Zwitserland betreffende samenwerking inzake de toepassing van mededingingswetgeving

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


De Europese Unie heeft bilaterale samenwerkingsovereenkomsten gesloten om de samenwerking tussen de Commissie en buitenlandse mededingingsautoriteiten te structureren en te bevorderen. Er zijn vier dergelijke overeenkomsten, met de VS[1] (1991), Canada[2] (1999), Japan[3] (2003) en Zuid-Korea[4] (2009). Al deze overeenkomsten zijn zogenaamde overeenkomsten van de 'eerste generatie'; deze bevatten verscheidene instrumenten voor samenwerking op het gebied van mededingingsbeleid, maar sluiten het uitwisselen van bewijsmateriaal uit. Deze overeenkomsten kunnen als geslaagd worden beschouwd. Het voornaamste voordeel ervan is dat concrete gevallen van samenwerking en de beleidsdialoog in een gestructureerd kader worden geplaatst en aldus wordt bijgedragen tot een meer efficiënte handhaving van het mededingingsrecht.

Deze bestaande samenwerkingsovereenkomsten sluiten echter uitdrukkelijk het uitwisselen van beschermde of vertrouwelijke informatie uit. Dit betekent in de praktijk dat inlichtingen die in de loop van het formele onderzoek werden verkregen, niet met de andere autoriteit mogen worden gedeeld zonder de uitdrukkelijke toestemming van de onderneming die de inlichtingen heeft verschaft ("verklaring van instemming"). Het feit dat er geen enkele mogelijkheid bestaat om vertrouwelijke of beschermde informatie uit te wisselen in het kader van een samenwerkingsovereenkomst van de 'eerste generatie', wordt beschouwd als een grote tekortkoming van dit type overeenkomsten, in het bijzonder in kartelonderzoeken[5].

De EU en Zwitserland zijn twee zeer belangrijke economische partners met sterk verweven economieën. Daardoor hebben veel concurrentiebeperkende praktijken grensoverschrijdende effecten op de handel tussen de EU en Zwitserland. Veel door de Commissie behandelde zaken betreffen praktijken waarbij Zwitserse ondernemingen betrokken zijn en/of die de Zwitserse markt beïnvloeden. Er zijn tevens duidelijke aanwijzingen dat bepaalde concurrentiebeperkende praktijken in Zwitserland, en in het bijzonder kartels, ook de EU-markten beïnvloeden. De Zwitserse mededingingscommissie en de Commissie hebben buiten het kader van een formele overeenkomst reeds in een aantal zaken samengewerkt. Zoals het geval is bij overeenkomsten van de 'eerste generatie' is deze samenwerking aanzienlijk beperkt door het feit dat zij geen vertrouwelijke informatie mogen uitwisselen.

Deze overeenkomst tussen de EU en de Zwitserse Bondsstaat betreffende samenwerking inzake de toepassing van hun mededingingswetgeving pakt deze beperking aan door de Commissie en de Zwitserse mededingingscommissie toe te staan vertrouwelijke informatie uit te wisselen. Zoals de tot dusver gesloten overeenkomsten van de 'eerste generatie' zal deze overeenkomst bijdragen tot het structureren van de samenwerking en een beleidsdialoog op het gebied van mededinging met de Zwitserse autoriteiten. Door de mogelijkheid om, mits aan een aantal specifieke voorwaarden wordt voldaan, het uitwisselen van vertrouwelijke informatie tussen de mededingingsinstanties van beide partijen erin op te nemen, zal het dankzij de overeenkomst ook voor de Commissie mogelijk zijn gebruik te maken van de resultaten van de inlichtingen die de Zwitserse mededingingscommissie heeft verzameld.

De tenuitvoerlegging van deze overeenkomst zal worden vergemakkelijkt door de reeds bestaande convergentie tussen de twee systemen voor de handhaving van het mededingingsrecht. De materiële rechtsregels van de EU en Zwitserland lijken sterk op elkaar, waardoor het meer waarschijnlijk wordt dat de Commissie en de Zwitserse autoriteit dezelfde praktijken onderzoeken en informatie ter beschikking hebben die relevant is voor het onderzoek van de andere partij. Zij hebben ook gelijkaardige onderzoeksbevoegdheden. Het type en de reikwijdte van de inlichtingen die zij mogen verzamelen en delen, zijn bijgevolg gelijk. Beide systemen voor de handhaving van het mededingingsrecht voorzien in vergelijkbare sancties: deze leggen enkel aan ondernemingen bestuurlijke sancties op en individuen kunnen vervolgd noch beboet worden. Voorts erkennen beide systemen gelijkaardige procedurele rechten voor de partijen en de bescherming van het beroepsgeheim van advocaten ("legal professional privilege"), en het recht om niet tegen zichzelf te getuigen.

Op 26 november 2010 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om met de Zwitserse Bondsstaat over deze overeenkomst te onderhandelen. Na tien onderhandelingsronden werden de onderhandelingen op 7 december 2011 afgerond. De overeenkomst bevat alle elementen die worden genoemd in de onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad.

Ten eerste bevat deze overeenkomst de bepalingen die zijn opgenomen in de tot dusver met de VS, Canada, Japan en Korea gesloten samenwerkingsovereenkomsten. Deze bevat bepalingen inzake de kennisgeving van elk handhavend optreden dat gewichtige belangen van de andere partij noemenswaardig kan raken; bepalingen die de praktische samenwerking tussen de Commissie en de Zwitserse mededingingscommissie regelen en bepalingen inzake negatieve en positieve internationale courtoisie.

Ten tweede regelt de overeenkomst het overleg over en de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de Zwitserse mededingingscommissie. De overeenkomst machtigt de Commissie en de Zwitserse mededingingscommissie om informatie die tijdens het onderzoeksproces wordt verkregen te bespreken. Voorts kunnen beide autoriteiten onder bepaalde voorwaarden informatie die zij reeds in bezit hebben en die in de loop van het onderzoek werd verkregen, doorgeven aan de andere autoriteit. Dit is enkel toegestaan wanneer zij dezelfde of een verwante gedraging of transactie onderzoeken. De overeenkomst bepaalt dat zij zonder de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de bron geen informatie mogen bespreken of doorgeven die zij in het kader van hun respectieve clementie- of schikkingsprocedure hebben ontvangen. Zij mogen ook geen informatie uitwisselen als het gebruik van dergelijke informatie verboden is volgens de procedurele rechten en waarborgen die in het kader van hun respectieve wetgeving worden gegarandeerd. Het staat steeds aan de toezendende autoriteit om te beslissen informatie door te geven; dit is geen verplichting.

In overeenstemming met de onderhandelingsrichtsnoeren zijn in de overeenkomst regels vastgesteld met betrekking tot het gebruik van de inlichtingen die aldus zijn besproken of doorgegeven. De informatie die in de loop van het onderzoek werd verkregen en in het kader van de overeenkomst wordt besproken of doorgegeven, kan enkel door de ontvangende autoriteit worden gebruikt voor de handhaving van haar mededingingsregels voor dezelfde of een verwante gedraging of transactie en, in voorkomend geval, voor het doel waarvoor deze is gevraagd. Bovendien mag geen besproken of doorgegeven informatie worden gebruikt voor het opleggen van welk type sanctie ook, al dan niet een celstraf, aan natuurlijke personen.

De overeenkomst bevat ook bepalingen inzake de bescherming van de besproken of doorgegeven informatie: de Commissie en de Zwitserse mededingingscommissie moeten deze informatie als vertrouwelijk behandelen overeenkomstig hun eigen regelgeving. Op dit punt heeft de Commissie zich ervan kunnen vergewissen dat de Zwitserse regels inzake vertrouwelijkheid vergelijkbaar zijn met die van de EU en dat bedrijfsgevoelige en anderszins vertrouwelijke informatie die zij eventueel aan de Zwitserse mededingingscommissie doorgeeft, bijgevolg een passende bescherming zullen krijgen. Bij de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst dienen beide autoriteiten ook de bescherming van persoonsgegevens te waarborgen overeenkomstig hun respectieve wetten op de persoonsgegevens. De Zwitserse wetgeving kan als gelijkwaardig worden beschouwd; de Commissie heeft een besluit genomen waarin wordt geconcludeerd dat Zwitserland over het algemeen een passend beschermingsniveau biedt voor persoonsgegevens die vanuit de EU worden doorgegeven[6].

Tot slot maakt de overeenkomst het mogelijk dat informatie die in het kader van de overeenkomst is doorgegeven, onder bepaalde strikte voorwaarden wordt vrijgegeven, zoals voor de procedure voor toegang tot dossiers, voor gerechtelijke procedures en voor nationale mededingingsautoriteiten en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, indien het vrijgeven van belangrijke documenten aan deze instellingen is vereist voor de goedkeuring van een besluit van de Commissie.