Toelichting bij COM(2012)275 - Voorstel voor het opheffen van de tijdelijke opschorting van de uitbetaling van regionale structuurfondsen aan Hongarije

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Recent besluit van de Raad om vastleggingen uit het Cohesiefonds te schorsen

Op 13 maart 2012 heeft de Raad bij Uitvoeringsbesluit 2012/156/EU[1] besloten met ingang van 1 januari 2013 495,2 miljoen EUR aan vastleggingen van het Cohesiefonds voor Hongarije te schorsen, die 0,5% van het bbp en 29% van de toewijzing uit het Cohesiefonds van het land voor 2013 uitmaken. Dat besluit was gebaseerd op Besluit 2012/139/EU[2] van de Raad van 24 januari 2012, waarbij werd vastgesteld dat Hongarije naar aanleiding van de aanbeveling van de Raad van 7 juli 2009 geen doeltreffende actie had ondernomen om het buitensporig tekort tegen 2011 op een geloofwaardige en houdbare manier te corrigeren.

Om toegang te krijgen tot bijstand uit het Cohesiefonds gelden voorwaarden, met name het vermijden van een buitensporig overheidstekort overeenkomstig artikel 126 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)[3]. Deze voorwaarden moeten de nationale regeringen er des te meer toe aanzetten een gezond begrotingsbeleid te voeren en aldus ertoe bij te dragen de goede macro-economische voorwaarden te scheppen die nodig zijn om een efficiënt gebruik van de middelen van het Cohesiefonds te garanderen. Meer bepaald kan, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1084/2006 van de Raad van 11 juli 2006 tot oprichting van het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1164/94, de Raad op voorstel van de Commissie besluiten de vastleggingen uit het Fonds voor de betrokken lidstaat geheel of gedeeltelijk te schorsen: i) wanneer tegen die lidstaat een buitensporigtekortprocedure loopt, en ii) wanneer die lidstaat geen gevolg heeft gegeven aan een aanbeveling van de Raad op grond van artikel 126, lid 7, VWEU[4] om het tekort binnen de vastgestelde termijn te corrigeren. De schorsing van vastleggingskredieten wordt bijgevolg in gang gezet door een besluit van de Raad op grond van artikel 126, lid 8, VWEU[5].

Het besluit over het bedrag aan te schorsen vastleggingen uit het Cohesiefonds strekte ertoe te garanderen dat de schorsing zowel doeltreffend als evenredig was, terwijl ook rekening werd gehouden met de huidige algemene economische situatie in de Europese Unie en het relatieve belang van het Cohesiefonds voor de economie van de betrokken lidstaat.

2. Voorwaarden voor de opheffing van de schorsing van vastleggingen uit het Cohesiefonds voor Hongarije

Volgens artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1084/2006 besluit de Raad onverwijld de schorsing van de betrokken vastleggingen op te heffen als hij vaststelt dat de betrokken lidstaat de noodzakelijke corrigerende maatregelen heeft genomen.

Op het moment van de vaststelling van Uitvoeringsbesluit 2012/156/EU van de Raad heeft de Commissie de volgende verklaring uitgebracht: 'Nadat de Hongaarse regering corrigerende maatregelen heeft genomen om te voldoen aan de aanbeveling van de Raad van 13 maart 2012 (ex artikel 126, lid 7, VWEU), zal de Commissie, om de besluitvorming in de Raad te vergemakkelijken, de Raad onverwijld meedelen of naar haar oordeel effectieve actie is ondernomen.'. Bovendien heeft de Raad, naar aanleiding van de toezegging van de Hongaarse regering dat de noodzakelijke corrigerende maatregelen in het voor april 2012 verwachte convergentieprogramma van Hongarije en in andere gerelateerde publiek beschikbare documenten en besluiten tot uitdrukking zouden komen, aangegeven dat hij tijdens zijn vergadering van 22 juni 2012 op deze zaak zou terugkomen met het oog op het opheffen van de schorsing als de voorwaarden waren vervuld.

2.1.        De aanbeveling van de Raad uit hoofde van artikel 126, lid 7, van het VWEU van 13 maart 2012 om het buitensporige overheidstekort tegen 2012 houdbaar te corrigeren

In zijn nieuwe (vijfde) aanbeveling aan Hongarije overeenkomstig artikel 126, lid 7 VWEU, heeft de Raad vastgesteld dat de termijn om aan de situatie van een buitensporig tekort op een geloofwaardige en houdbare wijze een einde te maken tot 2012 werd verschoven. Meer bepaald heeft de Raad de Hongaarse autoriteiten gevraagd: i) ervoor te zorgen dat de tekortdoelstelling voor 2012 van 2,5% van het bbp werd bereikt hetgeen, op basis van de tussentijdse prognoses van februari van de diensten van de Commissie, een bijkomende budgettaire inspanning van ten minste 0,5% van het bbp zou vereisen, in voorkomend geval te realiseren door middel van de verdere specificatie en uitvoering van reeds geplande alsook verdere consolidatiemaatregelen van structurele aard; ii) mogelijke meevallers aan verbetering van het nominale saldo toe te wijzen; iii) de noodzakelijke bijkomende maatregelen van structurele aard te nemen voor zover deze nodig waren om ervoor te zorgen dat, zelfs na de volledige uitfasering van eenmalige ontvangsten van bijna 1% van het bbp, het tekort in 2013 ruim onder de drempel van 3% van het bbp bleef; en iv) in de verwachte begrotingswetten voldoende reservevoorzieningen op te nemen. Tegelijk heeft de Raad onderstreept dat de budgettaire aanpassing ertoe moest bijdragen de overheidsschuldquote te laten afnemen en mede door de voorgestelde verbeteringen van het kader voor begrotingsbeheer diende te worden ondersteund.

2.2.        De beoordeling door de Commissie van de genomen maatregelen

Op basis van de huidige informatie lijkt het erop dat Hongarije maatregelen heeft genomen die een toereikende vooruitgang met betrekking tot de correctie van het buitensporig tekort vormen. Met name zal, ondanks de lichte verzwakking van de onderliggende macro-economische omgeving zoals blijkt uit de voorjaarsprognose voor 2012 van de diensten van de Commissie, het begrotingstekort naar verwachting in 2012 2,5% van het bbp bereiken en in 2013 ruim onder de referentiewaarde van 3% van het bbp blijven zoals door de Raad in maart aanbevolen. De in de context van het convergentieprogramma aangekondigde nieuwe maatregelen impliceren bijkomende structurele maatregelen van 0,3% van het bbp en een verbetering in 2012 van het structurele saldo met ¼% van het bbp in vergelijking met de aan de aanbevelingen van de Raad van maart 2012 ten grondslag liggende beoordeling. Dit is iets minder dan de aanbevolen bijkomende begrotingsinspanning van 0,5% van het bbp, maar kan in grote lijnen aanvaarbaar worden geacht, rekening houdend met de herzieningen van de potentiële bbp-groei en met het feit dat de voorziene ontvangsten lager zijn dan hetgeen op basis van standaardbelastingelasticiteiten normaal zou kunnen worden verwacht. Of meevallers gebruikt zullen worden om op het gebied van de doelstelling beter te presteren en of voldoende reservevoorzieningen in de komende begrotingen worden opgevoerd, moet nog blijken. Op basis van de voorjaarsprognoses voor 2012 zal de overheidsschuld in 2012 naar verwachting tot 78,5% van het bbp en in 2013 iets verder afnemen. Ten slotte is enige vooruitgang geboekt bij het verbeteren van het kader voor begrotingsbeheer, maar voor het einde van de voorjaarssessie van het Parlement moeten nog belangrijke hervormingen worden vormgegeven en vastgesteld. Tegen deze achtergrond, en ook in het licht van de recente tegenvallende groeigegevens van het eerste kwartaal, zal de Commissie, in overeenstemming met het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact, en met name in het licht van het feit dat deze buitensporigtekortprocedure al geruime tijd aansleept, de budgettaire ontwikkelingen in Hongarije nauwlettend blijven monitoren. De halfjaarlijkse BTP-verslagen van de regeringen zullen hiertoe een van de informatiebronnen zijn.

3. Voorgestelde opheffing van de schorsing van vastleggingen uit het Cohesiefonds voor Hongarije

De Commissie is, rekening houdend met haar beoordeling van de maatregelen die Hongarije heeft genomen in antwoord op de aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 7 VWEU van 13 maart 2012 om aan de situatie van buitensporig overheidstekort tegen 2012 een einde te maken, van oordeel dat de voorwaarden voor de opheffing van de schorsing van de vastleggingen uit het Cohesiefonds zijn vervuld.

Dienovereenkomstig stelt de Commissie aan de Raad voor de schorsing van de vastleggingen uit het Cohesiefonds als neergelegd in Uitvoeringsbesluit 2012/156/EU van de Raad op te heffen.

De Commissie zal, overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten, mede op basis van de halfjaarlijkse BTP-verslagen van de regering, en in de context van de post-programmatoezichtsronde na het aflopen van de ingevolge Beschikking 2009/102/EG van de Raad van 4 november 2008 tot verlening van financiële middellangetermijnbijstand van de Gemeenschap[6] beschikbaar gestelde financiële bijstand of in het kader van elk nieuw uniaal financiëlebijstandprogramma voor Hongarije dat de Raad eventueel goedkeurt, de budgettaire ontwikkelingen in Hongarije nauwlettend blijven monitoren. Indien vóór de intrekking op grond van artikel 126, lid 12, VWEU op enig ogenblik blijkt dat de genomen maatregelen ontoereikend zijn, zal de Commissie de Raad aanbevelen een nieuw besluit op grond van artikel 126, lid 8, vast te stellen en aan de Raad eventueel voorstellen een besluit tot schorsing van de vastleggingen uit het Cohesiefonds vast te stellen.