Toelichting bij COM(2012)234 - Wijziging van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

·

Motivering en doel van het voorstel



Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van bijlage XI bij het Statuut wordt bij aanzienlijke wijziging van de kosten van levensonderhoud tussen juni en december, op basis van door Eurostat verstrekte gegevens, besloten tot de in artikel 65, lid 2, van het Statuut bedoelde tussentijdse aanpassingen van de bezoldigingen en de pensioenen, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de prognose inzake de ontwikkeling van de koopkracht tijdens de lopende referentieperiode van één jaar.

Indien nodig wordt het voorstel van de Commissie uiterlijk in de tweede helft van april bij de Raad ingediend.

·

Algemene context



Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van bijlage XI bij het Statuut wordt besloten tot tussentijdse aanpassingen voor alle standplaatsen (met inbegrip van Brussel) indien de drempelwaarde voor Brussel wordt bereikt of overschreden. Indien deze drempelwaarde voor Brussel niet wordt bereikt, wordt enkel besloten tot tussentijdse aanpassingen voor de standplaatsen waar de drempelwaarde wordt overschreden.

Overeenkomstig artikel 7 van bijlage XI bij het Statuut is de waarde van de tussentijdse aanpassing gelijk aan het internationale indexcijfer van Brussel, eventueel vermenigvuldigd met de helft van de specifieke, vooruit berekende indicator, indien deze negatief is.

De specifieke indicator meet de ontwikkeling van de werkelijke nettobezoldigingen, exclusief inflatie, van de nationale ambtenaren in dienst van de centrale overheid van de lidstaten. Eurostat heeft deze indicator vastgesteld aan de hand van de gegevens die zijn verstrekt door de in artikel 1, lid 4, van bijlage XI bij het Statuut genoemde acht lidstaten.

Het internationale indexcijfer van Brussel meet de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in Brussel voor de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie. Eurostat heeft deze index vastgesteld aan de hand van de door de Belgische autoriteiten verstrekte gegevens.

De aanpassingscoëfficiënten zijn gelijk aan de verhouding tussen de betrokken economische pariteit en de betrokken wisselkoers als bedoeld in artikel 63 van het Statuut, die, als de drempelwaarde niet is bereikt voor Brussel, wordt vermenigvuldigd met de waarde van de aanpassing.

De economische pariteiten voor de bezoldigingen zorgen voor de gelijkwaardigheid in koopkracht van de bezoldigingen tussen de referentiestad Brussel en de andere standplaatsen. Eurostat heeft deze pariteiten berekend in overleg met de nationale diensten voor de statistiek van de lidstaten.

De economische pariteiten voor de pensioenen zorgen voor gelijkwaardigheid in koopkracht van de pensioenen tussen het referentieland België en de andere landen van verblijf. Eurostat heeft deze pariteiten berekend in overleg met de nationale diensten voor de statistiek van de lidstaten.

·

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Dit voorstel vormt een aanvulling op het voorstel dat elk jaar wordt ingediend om de bezoldigingen en de pensioenen aan te passen.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



·

Raadpleging van belanghebbende partijen



Wijze van raadpleging, voornaamste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten

Over de elementen van het voorstel is volgens de geldende procedures overleg gepleegd met de vertegenwoordigers van het personeel.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden



In het voorstel wordt rekening gehouden met de adviezen van de geraadpleegde partijen.

·

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

·

Effectbeoordeling



– Het voorstel beoogt de bezoldigingen en de pensioenen aan te passen overeenkomstig de vigerende wetgeving.

– De geldende regelgeving laat geen ruimte voor alternatieven.

2.

Juridische elementen van het voorstel



·

Samenvatting van de voorgestelde actie



Overeenkomstig artikel 4 van bijlage XI bij het Statuut wordt met de voorgestelde maatregelen beoogd de bezoldigingen en de pensioenen aan te passen voor de standplaatsen waar zich een aanzienlijke wijziging van de kosten van levensonderhoud heeft voorgedaan.

De ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud voor Brussel, gemeten met behulp van het internationale indexcijfer van Brussel over de periode van juni tot december van het voorafgaande jaar, is gelijk aan 1,3%.

De ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud buiten België en Luxemburg gedurende de referentieperiode wordt gemeten met behulp van de impliciete indexcijfers die door Eurostat worden berekend. Deze indexcijfers komen overeen met het product van het internationale indexcijfer van Brussel en de schommeling van de economische pariteit.

De drempelwaarde voor een aanzienlijke wijziging in de kosten van levensonderhoud is het percentage dat overeenstemt met 7% voor een periode van twaalf maanden (3,5% voor een periode van zes maanden).

Het impliciete indexcijfer dat van toepassing is op de bezoldigingen heeft de drempelwaarde overschreden in Estland (4,1%). Het impliciete indexcijfer dat van toepassing is op de pensioenen heeft voor geen enkel land de drempelwaarde overschreden.

De waarde van de tussentijdse aanpassing is gelijk aan het internationale indexcijfer van Brussel, eventueel vermenigvuldigd met de helft van de specifieke, vooruit berekende indicator, indien deze negatief is.

De prognose van de specifieke indicator is gelijk aan –1,6%, wat betekent dat de tussentijdse aanpassing gelijk is aan 0,3%.

De aanpassingscoëfficiënten zijn gelijk aan de verhouding tussen de betrokken economische pariteit en de betrokken wisselkoers die, als de aanpassingsdrempelwaarde niet is bereikt voor Brussel, wordt vermenigvuldigd met de waarde van de tussentijdse aanpassing.

De nieuwe aanpassingscoëfficiënt wordt van kracht op 1 januari. Voor de landen of standplaatsen waarvoor het impliciete indexcijfer hoger is dan 6,3%, worden zij echter van kracht op 16 november. Voor de landen of standplaatsen waarvoor het impliciete indexcijfer hoger is dan 12,6%, worden zij van kracht op 1 november.

De aanpassingscoëfficiënt die voor Tallinn voor december 2011 is berekend (op basis van de koopkrachtpariteiten voor personeelsleden in december 2011), bedraagt 77,6. Wanneer met het bedrag van de tussentijdse aanpassing rekening wordt gehouden, bedraagt de aanpassingscoëfficiënt die van toepassing is op de bezoldigingen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie in Estland, met ingang van 1 januari 2012 bijgevolg: 77,8. De aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de pensioenen en de overmakingen blijven ongewijzigd.

·

Rechtsgrondslag



De rechtsgrondslag is het Statuut en met name bijlage XI.

·

Subsidiariteitsbeginsel



Het voorstel heeft betrekking op een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

·

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

– In bijlage XI bij het Statuut is bepaald dat de Raad een verordening vaststelt.

– De financiële last is het rechtstreekse gevolg van de toepassing van de bij het Statuut vastgestelde methode voor de aanpassing van de bezoldigingen en de pensioenen.

·

Keuze van instrumenten



Voorgesteld(e) instrument(en): verordening.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden niet geschikt zijn:

– In bijlage XI bij het Statuut is bepaald dat de Raad een verordening vaststelt.

3.

Gevolgen voor de begroting



De gevolgen van de aanpassing van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie voor de administratieve uitgaven worden uiteengezet in bijgaand financieel memorandum.

Hoewel bij de tussentijdse aanpassing rekening wordt gehouden met de stijging van de kosten van levensonderhoud voor EU‑personeelsleden in Estland, heeft de aanpassing lagere uitgaven als resultaat. Dit is het gevolg van het feit dat de Raad het Commissievoorstel inzake de jaarlijkse aanpassing[1] in december 2011 niet heeft aangenomen. De jaarlijkse aanpassing van 2011 zou de waarde van de aanpassingscoëfficiënt voor Estland hebben doen dalen van 78,5 tot 75,4. Omdat de jaarlijkse aanpassing niet werd aangenomen, bleef de vroegere waarde van 78,5 van kracht. Uit de nieuwe berekening van Eurostat voor de tussentijdse aanpassing blijkt dat de kosten van levensonderhoud in Estland gestegen zijn van 75,4 tot 77,8. Omdat deze nieuwe aanpassingswaarde lager is dan de waarde die momenteel van kracht is, heeft de tussentijdse aanpassing lagere uitgaven als resultaat.