Toelichting bij COM(2011)796 - Gewijzigde begroting nr. 7 betreffende uitgaven Europese Commissie 2011

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52011DC0796

ONTWERP VAN GEWIJZIGDE BEGROTING NR.7 BIJ DE ALGEMENE BEGROTING 2011 STAAT VAN UITGAVEN PER AFDELING Afdeling III - Commissie /* COM/2011/0796 definitief */


1.

ONTWERP VAN GEWIJZIGDE BEGROTING NR. 7 BIJ DE ALGEMENE BEGROTING 2011


STAAT VAN UITGAVEN PER AFDELING Afdeling III – Commissie

Gezien:

– het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 314, in samenhang met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

– Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[1], en met name artikel 37,

– de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2011, die op 15 december 2010[2] is goedgekeurd,

– de gewijzigde begroting nr. 1/2011[3], die op 6 april 2011 is goedgekeurd,

– de gewijzigde begroting nr. 2/2011[4], die op 5 juli 2011 is goedgekeurd,

– de gewijzigde begroting nr. 3/2011[5], die op 14 juli 2011 is goedgekeurd,

– de gewijzigde begroting nr. 4/2011, die op 28 september 2011 is goedgekeurd,

– de gewijzigde begroting nr. 5/2011, die op 25 oktober 2011 is goedgekeurd,

– het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2011[6], dat op 18 oktober 2011 is goedgekeurd,

dient de Europese Commissie bij de begrotingsautoriteit het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 7 bij de begroting 2011 in.

2.

WIJZIGINGEN IN DE STAAT VAN ONTVANGSTEN EN UITGAVEN PER AFDELING


De wijzigingen in de staat van ontvangsten en uitgaven per afdeling zijn beschikbaar via EUR-Lex: (eur-lex.europa.eu/budget/www/index-en). Ter informatie is een Engelse versie van de wijzigingen in de staat van ontvangsten als budgettaire bijlage bijgevoegd.

3.

INHOUDSOPGAVE


4.

1. Inleiding.. 3


5.

2. Beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU.. 3


6.

2.1 Spanje. 3


7.

2.2 Italië. 5


8.

3. Financiering.. 8


9.

4. Overzichtstabel per rubriek van het financieel kader.. 9


Inleiding



Het ontwerp van gewijzigde begroting (OGB) nr. 7/2011 heeft betrekking op de beschikbaarstelling uit het Solidariteitsfonds van de EU van 37 979 875 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten in verband met de aardbeving in Murcia, Spanje (21 070 950 EUR) en de overstromingen in regio Veneto in Italië (16 908 925 EUR).

10.

2. Beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU


11.

2.1 Spanje


Op 11 mei 2011 is de stad Lorca getroffen door twee opeenvolgende aardbevingen met een kracht van 5,2 op de schaal van Richter, waarbij 9 mensen omkwamen en 300 mensen gewond raakten. Nog eens 10 000 mensen werden geëvacueerd en ongeveer 30 000 mensen moesten de eerste nacht op straat doorbrengen. Voorts veroorzaakte de ramp grote schade aan particuliere woonhuizen, bedrijven, openbare gebouwen, cultuurmonumenten, het wegennet en basisinfrastructuur.

De aanvraag werd door de Commissie ontvangen op 20 juli 2010, binnen de termijn van 10 weken na de vaststelling van de eerste schade op 11 mei 2011. Een bijgewerkte versie van de aanvraag werd door de Commissie op 1 augustus 2011 ontvangen.

De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het toepassingsgebied van het Solidariteitsfonds.

In het getroffen gebied ligt de volledige gemeente Lorca, die deel uitmaakt van de autonome regio Murcia. De Spaanse autoriteiten hebben de totale schade geraamd op 843 miljoen EUR. In dit cijfer is evenwel een bedrag van 162 000 EUR opgenomen dat door de overheid als schadevergoeding is betaald aan de families van de slachtoffers en dat niet als 'directe schade' kan worden beschouwd. Derhalve is de Commissie van oordeel dat de totale directe schade 842,838 miljoen EUR bedraagt.

Omdat de totale schade overeenstemt met slechts 23,8% van de normale drempel van 3,535 miljard EUR[7] die in 2011 voor Spanje geldt, hebben de Spaanse autoriteiten hun aanvraag ingediend op basis van de criteria voor de zogenaamde 'buitengewone regionale rampen', die zijn neergelegd in artikel 2, lid 2, laatste alinea, van Verordening (EG) nr. 2012/2002, waarin de voorwaarden worden beschreven waaronder 'in uitzonderlijke gevallen' een beroep op het Solidariteitsfonds kan worden gedaan. Volgens dit criterium kan een regio die is getroffen door een buitengewone ramp, vooral een natuurramp, welke het grootste deel van de bevolking treft en ernstige en langdurige gevolgen voor de levensomstandigheden en de economische stabiliteit van de regio heeft, uitzonderlijk steun uit het Fonds krijgen. Volgens de verordening moet bijzondere aandacht uitgaan naar afgelegen of geïsoleerde regio's, zoals de in artikel 349 van het VWEU bedoelde insulaire en ultraperifere gebieden. Volgens de verordening moeten de verzoeken die worden ingediend op basis van het criterium van de buitengewone regionale ramp 'met de grootste zorgvuldigheid' worden onderzocht. De autonome regio Murcia kan niet worden beschouwd als een afgelegen of geïsoleerde regio.

Zoals beschreven in het jaarverslag over het Solidariteitsfonds (2002-2003)[8] is de Commissie van mening dat, om betekenis te geven aan de specifieke criteria voor regionale rampen vanuit nationaal perspectief, een onderscheid moet worden gemaakt tussen ernstige regionale gebeurtenissen en die van louter lokale aard. Volgens het subsidiariteitsbeginsel vallen de laatstgenoemde gebeurtenissen onder de bevoegdheid van de nationale autoriteiten, terwijl de eerstgenoemde in aanmerking komen voor steun uit het Solidariteitsfonds. De volledige gemeente Lorca werd zwaar getroffen door de aardbeving, waarbij de beide aardbevingen die zich op 11 mei voordeden, gevolgen hadden voor een groot deel van de regio Murcia, met inbegrip van Cartagena, Águilas, Murcia, Mazarrón en talrijke steden in Albacete, Jaén, Almeria en Alicante. Lorca is de op twee na grootste stad in de regio Murcia.

Een van de in Verordening (EG) nr. 2012/2002 vastgestelde voorwaarden voor uitzonderlijke steunverlening uit het Solidariteitsfonds is dat het grootste deel van de bevolking van de regio waarop de aanvraag betrekking heeft, moet zijn getroffen. Het gebied waarop de Spaanse aanvraag betrekking heeft, is de volledige gemeente Lorca in de autonome regio Murcia met een totale bevolking van 92 694 inwoners (de totale bevolking van Murcia bedraagt 1 461 979 inwoners). De volledige bevolking van Lorca (en omstreken) werd getroffen door de ramp: de aardbeving heeft negen levens geëist, ongeveer 300 mensen raakten gewond, ongeveer 10 000 inwoners werden geëvacueerd en ongeveer 30 000 inwoners moeten de eerste nacht op straat doorbrengen. De resterende inwoners van de stad zochten hun toevlucht in de omliggende gebieden of in de kuststreek. Drie veldhospitalen werden beheerd door het Rode Kruis, drie kampen boden onderdak aan meer dan 5 000 mensen, waarbij 15 000 lakens en dekens werden verdeeld. Bovendien blijkt uit de aanvraag dat volgens ramingen 80% van de gebouwen schade opliepen, waarbij bedrijven en scholen tijdelijk werden gesloten. Uit de in de aanvraag verstrekte gegevens kan worden opgemaakt dat zonder enige twijfel is voldaan aan de voorwaarde dat het grootste deel van de bevolking moet zijn getroffen.

Wat betreft het vereiste om aan te tonen dat er sprake is van ernstige en langdurige gevolgen voor de levensomstandigheden en de economische stabiliteit van de regio, wordt in de aanvraag met name gewezen op de zware schade die is toegebracht aan basisinfrastructuur en –voorzieningen, particuliere woningen, bedrijven en industriële ondernemingen alsook de ernstige verstoring van lokale wegennetten. Bij de aardbeving hebben ook een aanzienlijk aantal openbare scholen, de openbare bibliotheek en het muziekconservatorium schade opgelopen. Uit de verstrekte informatie blijkt dat er op de campus gezondheidswetenschappen van Lorca onvoldoende huisvesting beschikbaar is voor de nieuwe studenten die bij het begin van het nieuwe academiejaar in september naar Lorca zullen komen. De studenten zijn nochtans een belangrijke economische factor voor de regio. De schade aan het historische architecturale erfgoed van de stad is ook aanzienlijk, hetgeen ook gevolgen heeft voor de belangrijke toeristische sector in de regio. Ongeveer 708 winkels, 50 ambachtelijke bedrijven, 482 dienstverlenende bedrijven en 210 hotels en restaurants werden getroffen. Een terugloop van het toerisme vormt een ernstig probleem voor de streek. Bovendien was Lorca vóór de aardbeving een regionaal centrum en het knooppunt voor het bedrijfsleven, de gezondheidszorg, het onderwijs en culturele activiteiten, dat inwoners uit andere steden uit de wijde omgeving – meer dan een kwart miljoen mensen - aantrok. De ramp heeft derhalve zeer nadelige gevolgen gehad voor de sociaaleconomische situatie van de wijde omgeving, waarbij de impact dus niet beperkt bleef tot Lorca, met als gevolg dat de economische activiteit drastisch achteruitging of helemaal plat kwam te liggen. De aanvraag omvat een gedetailleerde analyse van de gevolgen van de aardbeving en een uitsplitsing van de totale geraamde schade per sector.

De kosten van de acties die krachtens artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2012/2002 in aanmerking komen, worden op 104 miljoen EUR geraamd en opgesplitst in vier categorieën: A) onmiddellijk herstel van de infrastructuurvoorzieningen, B) voorlopige huisvestingsmaatregelen en inzet van hulpdiensten, C) preventieve infrastructuur en onmiddellijke bescherming van het culturele erfgoed, en D) reiniging van de geteisterde gebieden/zones.

Het getroffen gebied is voor de Structuurfondsen 2007-2013 subsidiabel als 'uitfaseringsregio'. De Spaanse autoriteiten hebben aan de Commissie niet te kennen gegeven dat zij voornemens zijn andere communautaire financieringsbronnen te benutten om de gevolgen van de aardbeving op te vangen.

Volgens de Spaanse autoriteiten worden de in aanmerking komende kosten niet door verzekeringen gedekt.

12.

2.2 Italië


In de periode van 31 oktober tot 2 november 2010 is de regio Veneto in het noordoosten van Italië door stortregens getroffen. De gevolgen van de hevige regenval werden verergerd door een warme mediterrane wind ("sirocco") waardoor de sneeuw in de nabijgelegen bergen is beginnen te smelten. Door deze weersomstandigheden traden rivieren buiten hun oevers, waarbij uitgestrekte gebieden werden overstroomd, met schade aan het wegennet en infrastructuurnetwerken, de landbouw, de bedrijven en particuliere woonhuizen. In de gehele regio Veneto werd uitgebreide schade vastgesteld, waarbij het stroomgebied van de Bacchiglione, met onder meer de stedelijke gebieden Vicenza en Padova, bijzonder zwaar werd getroffen.

De aanvraag werd door de Commissie ontvangen op 7 januari 2011, binnen de termijn van 10 weken na de vaststelling van de eerste schade op 31 oktober 2010. Een in belangrijke mate herziene versie van de aanvraag met een bijgewerkte en preciezere inschatting van de schade en wezenlijk nieuwe cijfergegevens werd op 11 augustus 2011 ontvangen.

De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het hoofdtoepassingsgebied van het Solidariteitsfonds.

De oorspronkelijke aanvraag die in januari werd ingediend, was gebaseerd op de criteria voor de zogenaamde 'buitengewone regionale rampen', die zijn neergelegd in artikel 2, lid 2, laatste alinea, van Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad en was derhalve beperkt tot het kerngebied van de ramp langs de rivier Bacchiglione, waar de totale schade op 994,9 miljoen EUR wordt geraamd. De aanvraag was evenwel onvolledig en bevatte geen bewijsstukken voor het grootste deel van deze schade. De beoordeling van de aanvraag kon derhalve niet worden afgerond.

In antwoord op een verzoek van de diensten van de Commissie hebben de Italiaanse autoriteiten op 11 augustus een bijgewerkte aanvraag ingediend met uitgebreide nieuwe gegevens en een nieuwe schaderaming. De nieuwe schadecijfers waarvan melding wordt gemaakt, hebben betrekking op de volledige regio Veneto en bedragen in totaal 3,717 miljard EUR. Dit bedrag overschrijdt met 182 miljoen EUR de in 2011 voor Italië geldende drempel om een beroep te doen op het Solidariteitsfonds, namelijk 3,536 miljard EUR (3 miljard EUR in prijzen van 2002). Op grond van deze gegevens zou de ramp in aanmerking komen voor hulp volgens de criteria voor een 'grote natuurramp', die zijn neergelegd in Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad.

Als alternatief voor het scenario van een 'grote ramp', zijn in de herziene aanvraag van 11 augustus ook bijgewerkte gegevens opgenomen op basis van de criteria voor een zogenaamde buitengewone regionale ramp. Zonder dat dit specifiek wordt vermeld, lijkt het dat deze gegevens worden verstrekt voor het geval dat de aanvraag niet zou worden aanvaard op basis van de criteria voor een grote ramp.

De door de Italiaanse autoriteiten ingediende schadecijfers in het kader van het scenario van een 'grote ramp' bestaan uit vier belangrijke categorieën: 1) door overheidsinstanties (gemeenten, provincies, prefecturen, regionale diensten voor bosbeheer, enz.) aangegeven schade: 588 miljoen EUR; 2) schade als gevolg van door de overstromingen veroorzaakte landverschuivingen: 124 miljoen EUR; 3) de kosten voor het herstel van het hydraulisch veiligheidssysteem: 2 732 miljoen EUR; 4) extra 'uitvoeringskosten': 273 miljoen EUR. Terwijl de schade waarvan melding wordt gemaakt voor de punten 1) en 2) plausibel lijkt, blijkt uit de aanvraag dat de punten 3) en 4) grotendeels kosten bevatten die betrekking hebben op een verbetering van het waterbeheersysteem om te kunnen voldoen aan de grotere beschermingsbehoeften die de overstromingen aan het licht hebben gebracht. Slechts een geringer gedeelte van deze kosten heeft betrekking op het herstel van de schade die rechtstreeks door de overstromingen is veroorzaakt. Bij de beoordeling van aanvragen voor middelen uit het Solidariteitsfonds mag evenwel geen rekening worden gehouden met kosten voor preventieve maatregelen. Hoewel op grond van de verstrekte gegevens geen exacte berekening mogelijk is, staat het buiten kijf dat de kosten in de aanvraag die betrekking hebben op preventie in plaats van herstel, veel hoger zijn dan 182 miljoen EUR. De totale directe schade blijft dus onder de hierboven vermelde drempel en de Commissie is dus van oordeel dat de overstroming in de regio Veneto niet als een grote ramp kan worden beschouwd.

Omdat de totale schade onder de normale drempel blijft, is de aanvraag getoetst aan het criterium van de zogenaamde 'buitengewone regionale ramp', dat is neergelegd in artikel 2, lid 2, laatste alinea, van Verordening (EG) nr. 2012/2002, waarin de voorwaarden worden beschreven waaronder 'in uitzonderlijke gevallen' een beroep op het Solidariteitsfonds kan worden gedaan. Volgens dit criterium kan ook een regio die is getroffen door een buitengewone ramp, vooral een natuurramp, die het grootste deel van de bevolking treft en ernstige en langdurige gevolgen voor de levensomstandigheden en de macro-economische stabiliteit van de regio heeft, uitzonderlijk steun uit het fonds krijgen. Volgens de verordening moet bijzondere aandacht uitgaan naar afgelegen of geïsoleerde regio's, zoals de in artikel 349 van het VWEU bedoelde insulaire en ultraperifere gebieden. De regio Veneto valt niet onder deze categorie. Volgens de verordening moeten de verzoeken die worden ingediend op basis van het criterium van de 'buitengewone regionale ramp' 'met de grootste zorgvuldigheid' worden onderzocht.

Zoals hierboven is uiteengezet, hebben de Italiaanse autoriteiten ook gegevens ingediend die betrekking hebben op het zwaarst getroffen gebied in het stroomgebied van de Bacchiglione om te kunnen voldoen aan de criteria van de 'regionale ramp', als alternatief voor het scenario van de grote ramp. Voor de afgebakende zone ramen de Italiaanse autoriteiten de totale directe schade die door de overstroming is veroorzaakt, op 1 156,86 miljoen EUR. Dit bedrag van de totale schade is samengesteld uit 1) door de gemeenten gemelde schade (inclusief schade aan particuliere eigendommen, ondernemingen, de landbouwsector, cultureel erfgoed en voor voorlopige huisvesting en noodacties) ten belope van 178,612 miljoen EUR, 2) schade aan nutsvoorzieningen ten belope van 2,035 miljoen EUR, 3) lokale civieltechnische operaties ten belope van 50,562 miljoen EUR, 4) schade aan autoweg A4 ten belope van 1,308 miljoen EUR, 5) operaties op het vlak van volksgezondheid en dierenwelzijn ten belope van 0,639 miljoen EUR, 6) vergoedingen voor de vrijwilligers van de civiele bescherming ten belope van 1,800 miljoen EUR en 7) 'kosten voor veiligheidsmaatregelen in de getroffen gebieden' ten belope van 921,912 miljoen EUR. De schadecijfers van de punten 1) tot en met 6) lijken plausibel, terwijl punt 7) - zoals ook het geval was bij de gegevens die zijn ingediend in het kader van het scenario van een grote ramp - maatregelen omvat die niet alleen tot doel hebben de directe schade te herstellen, maar ook de algemene veiligheidsnormen van het waterbeheersysteem te verhogen (inclusief bossen en bescherming tegen aardverschuivingen). In de verstrekte gegevens wordt evenwel een onderscheid gemaakt tussen maatregelen 'die niet kunnen worden uitgesteld', 'zeer dringende', 'dringende' en 'noodzakelijke' maatregelen. Er kan worden verondersteld dat de maatregelen 'die niet kunnen worden uitgesteld' en de als 'zeer dringend' omschreven maatregelen overeenstemmen met onmiddellijke herstellingen van door de overstromingen veroorzaakte schade. Het voor deze categorieën ingediende bedrag beloopt 492,506 miljoen EUR (inclusief 51,105 miljoen EUR die reeds zijn opgenomen in de kosten voor civieltechnische operaties die door de gemeenten worden gedragen en die hiervan moeten worden afgetrokken). Op basis hiervan is de Commissie van oordeel dat de totale directe schade op 676,357 miljoen EUR kan worden geraamd. Dit bedrag stemt overeen met 19% van de voor Italië in 2011 geldende normale drempel om een beroep te doen op het Solidariteitsfonds.

Een van de in Verordening (EG) nr. 2012/2002 vastgestelde voorwaarden voor uitzonderlijke steunverlening uit het Solidariteitsfonds is dat het grootste deel van de bevolking van de regio waarop de aanvraag betrekking heeft, moet zijn getroffen. De afgebakende zone omvat delen van 14 gemeenten op benedengemeentelijk niveau. In deze 14 gemeenten wonen 28 391 geregistreerde inwoners, waarbij 20 068 inwoners (dus 70,6% van de bevolking) door de overstromingen zwaar getroffen zouden zijn. Er is melding gemaakt van ongeveer 2 800 tijdelijk ontheemden. Meer dan 2 000 huizen zijn overstroomd, talrijke garages en 450 auto's liepen schade op. In de aanvraag wordt beschreven hoe de bevolking op verschillende manieren is getroffen door persoonlijke schade, onderbreking van economische activiteiten, het uitvallen van de hoofdnutsvoorzieningen en telecommunicatie en onderbreking van het verkeer. Er kan dus worden geconcludeerd dat het grootste deel van de bevolking door de overstromingen is getroffen.

Wat betreft de impact en consequenties van de overstroming, alsmede het vereiste om aan te tonen dat er sprake is van ernstige en langdurige gevolgen voor de levensomstandigheden en de economische stabiliteit van de regio, wordt in de aanvraag met name verwezen naar de destabilisering van het natuurlijke milieu en de economische stabiliteit van de gehele regio Veneto. De economische structuur van Veneto is gebaseerd op kleine en middelgrote ondernemingen, waarbij het vaak gaat om voornamelijk exportgeoriënteerde familiebedrijven. Naar verluidt hebben meer dan 2 500 KMO's schade opgelopen aan hun infrastructuur, machines en werkgereedschappen. In de gehele regio Veneto wordt het voortbestaan van 40 400 ondernemingen bedreigd als gevolg van de overstromingen, waaronder 9 900 kleine ondernemingen waarin ongeveer 250 000 mensen werkzaam zijn. Wat de landbouw betreft, is melding gemaakt van enige veesterfte en van door modder overspoelde landbouwgrond.

Zoals beschreven in het jaarverslag over het Solidariteitsfonds (2002-2003)[9] is de Commissie van mening dat, om betekenis te geven aan de specifieke criteria voor regionale rampen vanuit nationaal perspectief, een onderscheid moet worden gemaakt tussen ernstige regionale gebeurtenissen en die van louter lokale aard. Volgens het subsidiariteitsbeginsel vallen de laatstgenoemde gebeurtenissen onder de bevoegdheid van de nationale autoriteiten, terwijl de eerstgenoemde in aanmerking komen voor steun uit het Solidariteitsfonds. Uit de door de Italiaanse autoriteiten verstrekte gegevens blijkt dat de regio Veneto door de overstromingsramp zwaar is getroffen, waarbij het stroomgebied van de Bacchiglione de ernstigste gevolgen te verwerken kreeg.

De kosten van de acties die krachtens artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2012/2002 in aanmerking komen, worden op 779,06 miljoen EUR geraamd en opgesplitst in vier categorieën: A) onmiddellijk herstel van de infrastructuurvoorzieningen, B) voorlopige huisvestingsmaatregelen en inzet van hulpdiensten, C) preventieve infrastructuur en onmiddellijke bescherming van het culturele erfgoed, en D) reiniging van de geteisterde gebieden/zones. Aangezien slechts een deel van de schade waarvan melding is gemaakt, als directe schade (zie punt 18) kan worden beschouwd, moet het bedrag van de subsidiabele acties worden gecorrigeerd tot een maximumbedrag van 573,225 miljoen EUR.

De getroffen regio is voor de Structuurfondsen 2007-2013 subsidiabel als "concurrentiekracht- en werkgelegenheidsregio's". De Italiaanse autoriteiten hebben aan de Commissie niet te kennen gegeven dat zij voornemens zijn andere communautaire financieringsbronnen te benutten om de gevolgen van de overstromingen op te vangen.

Volgens de Italiaanse autoriteiten worden de in aanmerking komende kosten niet door verzekeringen gedekt.

Financiering



Het totale jaarlijkse budget van het Solidariteitsfonds bedraagt 1 000 miljoen EUR. Aangezien solidariteit de belangrijkste reden voor de oprichting van het fonds was, is de Commissie van mening dat de steun van het fonds progressief moet zijn. Dit betekent, gelet op de praktijk tot dusver, dat het deel van de schade dat de drempel overstijgt (0,6 % van het bni of 3 miljard euro in prijzen van 2002, indien dit bedrag lager is) recht geeft op een hogere steunintensiteit dan schade onder de drempel. In het verleden werden de toewijzingen voor grote rampen vastgesteld op 2,5% van de totale directe schade onder de drempel en 6% van de schade boven de drempel. De methode voor het berekenen van de steun uit het Solidariteitsfonds werd beschreven in het jaarverslag over het Solidariteitsfonds 2002-2003 en is goedgekeurd door de Raad en het Europees Parlement.

Er wordt voorgesteld de betalingskredieten over te boeken van begrotingspost 05 04 05 01 — Programma's voor plattelandsontwikkeling, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillen tussen de in september 2011 bijgewerkte betalingsramingen van de lidstaten en de in november 2011 ingediende betalingsaangiften.

Voor dit geval wordt voorgesteld dezelfde percentages toe te passen en de volgende steunbedragen toe te wijzen:

|||||| (EUR)

|| In aanmerking genomen directe schade| Drempel| Bedrag op basis van 2,5%| Bedrag op basis van 6%| Totaalbedrag van voorgestelde EU-steun

Spanje – aardbeving in Lorca| 842,838 miljoen| 3 536 miljoen| 21 070 -| 21 070 950

Overstroming in de regio Veneto| 676,357 miljoen| 3 536 miljoen| 16 908 -| 16 908 925

Totaal||||| 37 979 875

13.

4. Overzichtstabel per rubriek van het financieel kader


Financieel kader Rubriek/subrubriek| Financieel kader Begroting 2011 (incl. GB nrs. 1-5 en OGB nr.

6)| OGB nr. 7/| Begroting 2011 (incl. GB nrs. 1-5 en OGB nrs. 6-7/2011)

VK| BK| VK| BK| VK| BK| VK| VK

1. DUURZAME GROEI||||||||

1a. Concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid| 12 987 000| 13 520 566 11 523 944|| 13 520 566 11 523 944 758

1b. Cohesie voor groei en werkgelegenheid| 50 987 000| 50 983 843 42 060 394|| 50 983 843 42 060 394 626

Totaal| 63 974 000| 64 504 410 53 584 339|| 64 504 410 53 584 339 384

Marge[10]||| -30 410||| -30 410

2. INSTANDHOUDING EN BEHEER VAN NATUURLIJKE HULPBRONNEN||||||||

waarvan marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen| 47 617 000| 42 868 061 42 788 499|| 42 868 061 42 788 499 841

Totaal| 59 688 000| 58 659 248 56 378 918| -37 979 58 659 248 56 340 938 309

Marge||| 1 028 751||| 1 028 751

3. BURGERSCHAP, VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHTVAARDIGHEID||||||||

3a. Vrijheid, veiligheid en recht| 1 206 000| 1 180 030 857 199|| 1 180 030 857 199 845

3b. Burgerschap| 683 000| 879 831 842 903 37 979 37 979 917 811 880 883 361

Totaal| 1 889 000| 2 059 861 1 700 103 37 979 37 979 2 097 841 1 738 083 206

Marge[11]||| 26 072||| 26 072

4. DE EU ALS MONDIALE PARTNER[12]| 8 430 000| 8 759 300 7 242 528|| 8 759 300 7 242 528 574

Marge||| -70 439||| -70 439

5. ADMINISTRATIE[13]| 8 144 000| 8 172 839 8 171 544|| 8 172 839 8 171 544 289

Marge||| 53 160||| 53 160

TOTAAL| 142 125 000 133 440 000 142 155 659 127 077 433 37 979 142 193 639 127 077 433 762

Marge||| 1 112 135 6 544 566|| 1 112 135 6 544 566 238

[1] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

[2] PB L 68 van 15.3.2011, blz. 1.

[3] PB L 172 van 30.6.2011, blz. 1.

[4] PB L 213 van 19.8.2011, blz. 1.

[5] PB L 251 van 27.9.2011, blz. 1.

[6] COM(2011) 674 definitief.

[7] d.w.z. 3 miljard EUR in prijzen van 2002.

[8] Jaarverslag 2002-2003 en Rapport over de ervaring die is opgedaan gedurende het eerste jaar waarin het nieuwe instrument is toegepast (COM(2004) 397 definitief van 26.5.2004).

[9] Jaarverslag 2002-2003 en Rapport over de ervaring die is opgedaan gedurende het eerste jaar waarin het nieuwe instrument is toegepast (COM(2004) 397 definitief van 26.5.2004).

[10] Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering wordt niet opgenomen in de berekening van de marge onder rubriek 1a (500 miljoen EUR); 34 miljoen EUR boven het maximum wordt met het flexibiliteitsinstrument gefinancierd.

[11] Het bedrag voor het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (EUSF) wordt in de begroting opgenomen boven het maximum van de betrokken rubrieken van het financiële kader, overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 (PB C 139 van 14.6.2006).

[12] De marge voor 2011 in rubriek 4 houdt geen rekening met de kredieten betreffende de reserve voor noodhulp (253,9 miljoen EUR). 71 miljoen EUR boven het maximum wordt met het flexibiliteitsinstrument gefinancierd.

[13] Om de marge ten opzichte van het maximum van rubriek 5 te berekenen, wordt rekening gehouden met voetnoot 1 van het financieel kader 2007-2013 voor een bedrag van 82 miljoen EUR aan bijdragen van de personeelsleden aan het pensioenstelsel.