Toelichting bij COM(2011)42 - Studie in verband met artikel 45, lid 2, van het statuut

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52011DC0042

/* COM/2011/0042 def. */ VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD Studie in verband met artikel 45, lid 2, van het statuut


[afbeelding - zie origineel document] EUROPESE COMMISSIE

2.

Brussel, 1.2.2011


COM(2011) 42 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

Studie in verband met artikel 45, lid 2, van het statuut

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

Studie in verband met artikel 45, lid 2, van het statuut

1.

Inleiding



Op 16 juli 2009 heeft de Raad de Commissie verzocht een studie te maken van de wijze waarop de instellingen de gemeenschappelijke regeling houdende uitvoeringsbepalingen van artikel 45, lid 2, van het statuut toepassen.

Bij de hervorming van het statuut heeft de Raad besloten dat in de toekomst iedere ambtenaar in een derde taal moet kunnen werken. Daartoe is in artikel 45, lid 2, van het statuut de eerste promotie na aanwerving rechtstreeks gekoppeld aan de verplichting om aan te tonen dat men in een derde taal kan werken.

De instellingen hebben voor dit lid gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen vastgesteld. Deze bepalingen zijn van toepassing op de ambtenaren waarvan de eerste promotie ingaat na 30 april 2006 i en voorzien in de mogelijkheid voor ambtenaren om een opleiding in een derde taal te volgen. Voor alle promoties die ingaan vóór 31 december 2008 stemt het vereiste niveau overeen met niveau 4 van de interinstitutionele taalcursussen (gelijkwaardig met niveau A2 van het gemeenschappelijke referentiekader van de Raad van Europa). Voor de promoties die ingaan vanaf 1 januari 2009 wordt niveau 6 vereist (gelijkwaardig met niveau B2 van het gemeenschappelijke referentiekader van de Raad van Europa).

In deze studie komen de acht vragen in het verzoek van de Raad aan bod.

De studie betreft alle instellingen. Elke instelling heeft de nodige gegevens verstrekt in verband met haar eigen personeelsleden. De gegevens die in deze studie zijn opgenomen, hebben dus betrekking op alle instellingen, met uitzondering van bepaalde statistieken waarbij de oorsprong dan is vermeld. Tenzij anders aangegeven, gaat het om de situatie op 31 december 2009.

3.

PERSONEN WAAROP DEZE BEPALING VAN TOEPASSING IS


De ambtenaren die vóór promotie mogelijk moeten aantonen dat zij in een derde taal kunnen werken, zijn:

- alle ambtenaren van de instelling die op 1 mei 2004 in dienst waren, maar die op 1 mei 2006 nog niet voor het eerst na aanwerving bevorderd waren, en

- alle ambtenaren die vanaf 1 mei 2004 zijn aangeworven.

In onderstaande tabel is het aantal mogelijke betrokkenen per instelling uitgesplitst:

4.

Raad


Commissie

Frans 52 % 53 % 52 % 43 % 50 %

Engels 18 % 20 % 24 % 21 % 20 %

Duits 9 % 5 % 8 % 12 % 9 %

Spaans 8 % 7 % 6 % 7 % 8 %

Nederlands 7 % 10 % 3 % 4 % 6 %

Italiaans 4 % 3 % 5 % 6 % 4 %

Andere 2 % 2 % 2 % 7 % 3 %

Totaal 100 % 100 % 100 % 100 % 100 %

Het Frans en het Engels maken dus 70 % van alle talen uit. Er worden echter opleidingsaanvragen ingediend voor alle Gemeenschapstalen.

5.

AMBTENAREN DIE VOOR HET EERST ZIJN BEVORDERD IN DE OVERGANGSPERIODE, ZONDER NIVEAU 6 TE HEBBEN BEREIKT


In de overgangsperiode, die afliep op 31 december 2008, zijn 961 ambtenaren bevorderd, zonder dat zij niveau 6 van een interinstitutionele taalcursus hadden bereikt.

In de overgangsperiode konden de ambtenaren hun vaardigheden in een derde taal op drie manieren aantonen:

1. aan de hand van certificaten/diploma's die door EPSO worden erkend (gelijkwaardig met niveau 4 of hoger);

2. door te slagen voor een test die door EPSO wordt georganiseerd (niveau 4);

3. door te slagen voor een interinstitutionele of een andere taalcursus (niveau 4).

In de overgangsperiode had 48 % van de ambtenaren die hebben aangetoond dat hun kennis overeenkomt met niveau 4, gekozen voor een interinstitutionele taalcursus. De andere ambtenaren opteerden voor een EPSO-test of voor de erkenning van een diploma, wat betekent dat zij reeds in voldoende mate een derde taal beheersten.

Bewijsmiddelen waarvoor geopteerd is door de ambtenaren die voor het eerst zijn bevorderd in de overgangsperiode :

Raad 76 % 17 % 7 %

Commissie 40 % 37 % 23 %

Overige instellingen 83 % 13 % 4 %

6.

Parlement


Raad

Commissie

Hof van Justitie

Rekenkamer

Economisch en Sociaal Comité

Comité van de Regio's

Totaal

Hieruit blijkt dat in de overgangsperiode 2 070 ambtenaren bevorderd zijn na dankzij een taalcursus niveau 6 te hebben bereikt, en in 2009 nog eens 1 239 ambtenaren.

AMBTENAREN WAARVAN DE PROMOTIE VERTRAGING HEEFT OPGELOPEN DOORDAT ZIJ NIET GESLAAGD ZIJN VOOR DE TAALTEST i

De bevorderingsprocedure kent een verschillend verloop in de verschillende instellingen. Bij het Parlement en de Commissie wordt een systeem toegepast waarbij in een „rugzak” punten worden verzameld: de ambtenaar wordt bevorderd zodra hij de drempel voor promotie bereikt. Met een dergelijk systeem kan worden nagegaan welke ambtenaren de drempel hebben bereikt, maar nog niet hebben aangetoond dat zij in een derde taal kunnen werken, waardoor hun promotie vertraging oploopt. In sommige andere instellingen, zoals de Raad, bestaat er echter geen puntensysteem. De ambtenaren die niet voldoen aan de voorwaarde van artikel 45, lid 2, staan wel op de lijst van ambtenaren die voor promotie in aanmerking komen (ambtenaren die de vereiste anciënniteit hebben om te kunnen worden bevorderd), maar worden ambtshalve van promotie uitgesloten zonder dat zij op hun merites worden beoordeeld. Er kan gemakkelijk worden berekend om hoeveel ambtenaren het gaat, maar er bestaat geen zekerheid dat deze ambtenaren zouden zijn bevorderd als zij wel aan de voorwaarde van artikel 45, lid 2, hadden voldaan, omdat de promoties worden toegekend op basis van een vergelijkende beoordeling van de merites. Andere instellingen passen nog andere systemen toe. Het is dus niet mogelijk om een volledig vergelijkbare analyse te maken van de promoties die vertraging hebben opgelopen.

In onderstaande tabel is het aantal ambtenaren vermeld dat niet werd bevorderd of het aantal ambtenaren dat werd uitgesloten van een lijst van ambtenaren die voor promotie in aanmerking komen, uitgesplitst per jaar:

7.

Totaal


Parlement

Raad

Commissie

Hof van Justitie

Rekenkamer 2 i

8.

Economisch en Sociaal Comité


Comité van de Regio's 9 i

9.

Totaal


MIDDELEN VOOR DE SPECIFIEKE OPLEIDINGSBEHOEFTEN OM TE VOLDOEN AAN DE VOORWAARDE VAN ARTIKEL 45, LID 2, VAN HET STATUUT, EN TIJDSCHEMA'S VOOR UITVOERING (ORGANISATIE VAN NIEUWE TAALCURSUSSEN, BEHOEFTEN DIE DOOR HET REEDS BESTAANDE AANBOD VAN TAALCURSUSSEN WORDEN GEDEKT, ENZ.)

De instellingen maken grotendeels gebruik van de bestaande interinstitutionele taalcursussen. Omdat er in 2004 al voor de 23 officiële talen basistaalcursussen werden aangeboden, werden er na de invoering van het nieuwe statuut geen nieuwe interinstitutionele cursussen ontwikkeld. Wel is het aantal groepen toegenomen. Voor de 23 officiële talen worden in Brussel en in Luxemburg cursussen van niveau 1 tot en met niveau 6 aangeboden.

Het leren van een derde taal gebeurt niet alleen met het oog op bevordering, maar beantwoordt aan de behoeften van de dienst. Artikel 45, lid 2, heeft alleen maar gezorgd voor een aanvullende individuele stimulans, teneinde het beleid op het gebied van taalkundige diversiteit binnen de instellingen te bevorderen. Gelet op de gekozen talen hadden de meeste van deze cursussen ook zonder artikel 45, lid 2, plaatsgevonden. Zelfs in het kader van artikel 45, lid 2, moet de keuze van de taal in het belang van de dienst zijn.

De interinstitutionele taalcursussen worden georganiseerd op basis van drie sessies per jaar met een gemiddelde duur van 60 uren (per sessie kan één niveau worden behaald):

- de cursussen met twee lessen per week van maart tot juli (één les duurt 1 uur en 50 minuten);

- de cursussen met twee lessen per week van september tot januari (één les duurt 1 uur en 50 minuten);

- de intensieve zomercursussen in juli of augustus (4 uur per dag).

In elke instelling wordt de toepassing van artikel 45, lid 2, gewoonlijk gevolgd door twee AST-ambtenaren, die 15 tot 50 % van hun werktijd daaraan besteden. Bij EPSO houden drie ambtenaren/arbeidscontractanten zich bezig met de analyse van de diploma's en de organisatie van taaltesten voor de ambtenaren die geen interinstitutionele taalcursus volgen i. De organisatie van de interinstitutionele cursussen is in handen van 16 personeelsleden i.

Het aandeel van de cursussen die prioriteit krijgen in verband met artikel 45, lid 2, beloopt 19,7 %. Omgerekend houden er zich dus drie ambtenaren/arbeidscontractanten i bezig met de cursussen die prioriteit krijgen in verband met artikel 45, lid 2, en de kosten voor de periode 2004-2009 bedragen blijkens onderstaande tabel ongeveer 3 130 000 euro i.

Jaarlijkse kosten van alle interinstitutionele taalcursussen (in euro), met inbegrip van de cursussen met het oog op artikel 45, lid 2 (19,7 %):

Jaarlijkse kosten van de interinstitutionele taalcursussen 2004* Totaal 2004-

Brussel i 701 1 915 2 201 2 049 2 760 2 558 12 186

Luxemburg i 185 569 624 683 851 794 3 708

10.

Totaal 886 2 484 2 825 2 732 3 611 3 352 15 894


* De periode 30 april 2004-31 december 2004 omvat één cursus met één les per week.

Naast de interinstitutionele cursussen hebben meerdere instellingen interne cursussen georganiseerd alsook cursussen op andere plaatsen dan Brussel en Luxemburg, die in hoofdzaak bestemd zijn voor de ambtenaren die moeilijkheden zouden kunnen ondervinden om de vereiste bekwaamheid aan te tonen.

11.

GEMIDDELD AANTAL BETAALDE WERKUREN DAT DOOR DE AMBTENAREN WORDT BESTEED AAN DE VOORBEREIDING VAN DE TEST VAN DE DERDE TAAL


De ambtenaren op wie de voorwaarde in verband met de derde taal van toepassing is, volgen gemiddeld in totaal 100 uren interinstitutionele taalcursus, alvorens zij kunnen aantonen dat zij in een derde taal kunnen werken. De uren die worden besteed aan interne cursussen van de instellingen, kunnen niet worden berekend. Dit cijfer omvat 200 uren gemiddeld voor degenen die een cursus hebben gevolgd en is verwaarloosbaar voor degenen die op een andere manier hebben aangetoond dat zij in een derde taal kunnen werken.

De gewone interinstitutionele taalcursussen worden doorgaans zo georganiseerd dat de impact op het dagelijkse werk van de ambtenaren zo klein mogelijk is, dat wil zeggen s morgens vroeg, tijdens de lunchpauze of s avonds. In veel gevallen presteren de personeelsleden in de praktijk overuren, om hun werk af te krijgen en de taalcursus te volgen.

12.

TOTAAL AANTAL AMBTENAREN DAT MOEST AANTONEN IN EEN DERDE TAAL TE KUNNEN WERKEN EN AANTAL AMBTENAREN DAT OP 1 JANUARI 2009 NIET AAN DIE VERPLICHTING (NIVEAU 4) HAD VOLDAAN


Op 1 januari 2009 moesten in totaal 14 635 ambtenaren mogelijk aantonen dat zij in een derde taal kunnen werken (zie punt 2).

Op 1 januari 2009 moesten nog 3 560 ambtenaren aantonen dat zij aan die voorwaarde voldoen. 47 ambtenaren daarvan zijn niet bevorderd in de overgangsperiode omdat zij niet konden aantonen niveau 4 te hebben bereikt. Die 47 ambtenaren moeten thans aantonen niveau 6 te hebben bereikt.

Instelling Ambtenaren die op 1 januari 2009 nog moeten aantonen dat zij in een derde taal kunnen werken Ambtenaren die op 1 januari 2009 nog niet bevorderd zijn omdat zij niet konden aantonen niveau 4 te hebben bereikt %

Parlement 0,96 %

Raad 3,37 %

Commissie 2 1,32 %

Hof van Justitie 0,00 %

Rekenkamer 4,08 %

Economisch en Sociaal Comité 0,00 %

Comité van de Regio's 3,92 %

Totaal 3 1,32 %

AANTAL AMBTENAREN DAT IN DE UITOEFENING VAN HUN FUNCTIE DE DERDE TAAL GEBRUIKT DIE ZIJ HEBBEN GELEERD OM TE KUNNEN WORDEN BEVORDERD

De instellingen beschikken niet over een geautomatiseerd instrument waarmee zij kunnen berekenen in welke mate de ambtenaren in de uitoefening van hun functie de derde taal gebruiken die zij hebben geleerd om te kunnen worden bevorderd.

De derde taal moet echter worden gekozen naargelang van de behoeften van de dienst en de instelling.

Het Engels en het Frans zijn goed voor 70 % van de opleidingsaanvragen die tot 31 december 2009 werden ingediend met prioriteit in verband met artikel 45, lid 2 (zie punt 3). Op specifieke domeinen beantwoordt het leren van andere talen ook aan de behoeften van de dienst.

13.

CONCLUSIE


De talen die het meest als derde taal worden gekozen, zijn het Frans (50 %) en het Engels (20 %). Iets meer dan de helft van de ambtenaren kende reeds een derde taal en heeft dit aangetoond met diploma's of via de door EPSO georganiseerde tests. De andere helft van de ambtenaren heeft gekozen voor de interinstitutionele taalcursussen als middel om aan te tonen dat zij in een derde taal kunnen werken. De kosten voor de instellingen beliepen ongeveer 20 % van het budget voor taalcursussen, en er werden gemiddeld 100 uren aan de taalcursussen besteed. Het grootste deel van deze kosten zou echter ook zonder een bepaling als artikel 45, lid 2, zijn gemaakt. De meeste ambtenaren hebben kunnen aantonen dat zij in een derde taal kunnen werken en maar weinig ambtenaren hebben vertraging opgelopen bij hun bevordering omdat zij niet konden aantonen dat zij in een derde taal kunnen werken.
– december 2008.