Toelichting bij COM(2010)720 - Standpunt van de Unie inzake de deelname van Macedonië aan de werkzaamheden van het Bureau voor de grondrechten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. De context

Het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (hierna “het Bureau” genoemd) werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad[1] (hierna “de verordening” genoemd).

Volgens artikel 2 van de verordening heeft het Bureau ten doel de betrokken instellingen, organen, instanties en agentschappen van de Unie en haar lidstaten wanneer zij het recht van de Unie uitvoeren, bijstand en expertise te bieden op het gebied van de grondrechten om hen te helpen de grondrechten volledig te eerbiedigen wanneer zij op hun respectieve bevoegdheidsgebieden maatregelen nemen of acties ontwerpen.

Volgens artikel 28, lid 1, van Verordening (EG) nr. 168/2007 staat het Bureau open voor deelname van kandidaat-lidstaten als waarnemers. De deelname en de respectieve uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld in een besluit van de betrokken associatieraad, rekening houdend met de specifieke aard, reikwijdte en wijze van deelname. Na goedkeuring van dit besluit kan het Bureau zich bezighouden met onder artikel 3, lid 1, van de verordening vallende grondrechtenvraagstukken in de kandidaat-lidstaat in kwestie, voor zover dat nodig is voor de geleidelijke aanpassing van het betrokken land aan het recht van de Unie.

2. Het voorgestelde besluit

De Commissie stelt de Raad de goedkeuring voor van een besluit betreffende het standpunt van de Unie in de Stabilisatie- en Associatieraad van de EU en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië inzake de deelname van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië aan het Bureau. Het voorgestelde besluit omvat een ontwerp-besluit van de Stabilisatie- en Associatieraad dat beantwoordt aan de vereisten van artikel 28.

Conform een van de basisbeginselen van de verordening (namelijk dat het Bureau werkt volgens een thematische en niet volgens een landenspecifieke aanpak) stelt het ontwerp-besluit het Bureau in staat de in de artikelen 4 en 5 van de verordening neergelegde taken in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië te vervullen.

In het ontwerp-besluit is ook bepaald dat de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië een waarnemer en plaatsvervangend waarnemer aanduidt om zitting te nemen in de raad van bestuur van het Bureau. Deze personen moeten beantwoorden aan de criteria van artikel 12, lid 1, van de verordening. Zij nemen deel aan de werkzaamheden van de raad van bestuur op gelijke voet met de leden en plaatsvervangende leden die door de lidstaten zijn aangewezen, maar zonder stemrecht.

Het besluit betreffende de deelname aan de werkzaamheden van het Bureau omvat ook bepalingen die betrekking hebben op de financiële bijdrage van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en op personeel.

Het voorgestelde besluit voorziet in een financiële bijdrage die is gebaseerd op een deelname die van start gaat in 2011 (eerste jaar van de deelname in bijlage I, punt 5).

Het ontwerp-besluit is ook in overeenstemming met het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen. De verhouding die voor de EU-lidstaten tussen de administratieve en operationele kosten in de begroting van het Bureau geldt, is doorgaans ook van toepassing op de ramingen van de kandidaat-lidstaten.

Het ontwerp-besluit gaat vergezeld van een financieel memorandum.