Toelichting bij COM(2000)247 - Actieplan voor energie-efficiëntie in de EG

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2000)247 - Actieplan voor energie-efficiëntie in de EG.
bron COM(2000)247 NLEN
datum 26-04-2000
Avis juridique important

|
52000DC0247

Mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de regio's - Actieplan voor energie-efficiëntie in de Europese Gemeenschap /* COM/2000/0247 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, AAN HET EUROPEES PARLEMENT, AAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE EN AAN HET COMITE VAN DE REGIO'S - Actieplan voor energie-efficiëntie in de Europese Gemeenschap

Samenvatting



Het is dringend nodig om zowel op communautair als op lidstaatniveau de bevordering van de energie-efficiëntie opnieuw op het voorplan te brengen. Dit is met name belangrijk in het licht van de Kyoto-verbintenis om de CO2-emssissies te verminderen. Een verbetering van de energie-efficiëntie voor de EU zal een belangrijk middel zijn om de relevante EU-doelstelling op economisch verantwoorde wijze te behalen. Een grotere energie-efficiëntie heeft niet alleen positieve effecten op het milieu, maar resulteert ook in een duurzamer energiebeleid, een verbetering van de veiligheid van de energievoorziening en in vele andere voordelen.

Naar wordt geraamd bestaat er in de EU nog steeds een economisch potentieel voor verbetering van de energie-efficiëntie van meer dan 18% van het huidige energieverbruik, dit ten gevolge van marktbelemmeringen die een goede verspreiding van energie-efficiënte technologieën en het efficiënt gebruiken van energiebronnen bemoeilijken. Dit potentieel is equivalent met 160 Mtoe (miljoen ton aardolie-equivalent), of 1900 TWh (terawattuur), wat ruwweg neerkomt op de totale energiebehoefte van België, Denemarken, Finland, Griekenland, Nederland en Oostenrijk samen.

Het hieronder voorgestelde actieplan bevat een beleid en maatregelen voor het opruimen van deze belemmeringen en voor de verwezenlijking van dit potentieel. Wanneer de voorgestelde indicatieve doelstelling van een verbetering van de energie-intensiteit met één extra procentpunt per jaar boven de verwachte jaarlijkse ontwikkeling wordt behaald, kan hierdoor tegen het jaar 2010 tweederde van het beschikbare besparingspotentieel worden verwezenlijkt. Dit zou resulteren in een vermeden energieverbruik van 100 Mtoe, wat neerkomt op een vermeden CO2-uitstoot van bijna 200 Mt/jaar of ongeveer 40% van de Kyoto-verbintenis van de EU i. Wanneer de Gemeenschap erin slaagt om tegen 2010 de gecombineerde warmte-elektriciteitsproductie (warmtekrachtkoppeling) te verdubbelen tot 18% van de elektriciteitsproductie van de EU kan daardoor in 2010 naar verwachting nog eens een uitstoot van meer dan 65 Mt CO2-/jaar worden vermeden i.

Er worden drie soorten mechanismen ter verbetering van de energie-efficiëntie voorgesteld:

- maatregelen om het probleem van de energie-efficiëntie beter te integreren in andere, niet direct op energie betrekking hebbende communautaire beleidslijnen en programma's, zoals regionaal en stedelijk beleid, belastings- en tarievenbeleid, enz.;

- maatregelen voor het beter richten en versterken van de bestaande succesvolle energie-efficiëntiemaatregelen van de Gemeenschap;

- nieuwe gemeenschappelijke en gecoördineerde beleidslijnen en maatregelen.


Inhoudsopgave

1.

Achtergrond



Inleiding



In de Resolutie inzake energie-efficiëntie van 7 december 1998 i verzoekt de Raad de Commissie om zo spoedig mogelijk met een voorstel te komen voor een van prioriteiten voorzien actieplan voor energie-efficiëntie. De Raad stelde een aantal maatregelen voor, bekeek de mogelijke bijdragen van andere communautaire beleidsterreinen op het gebied van energie-efficiëntie en gaf aan dat in het actieplan de verantwoordelijkheden van de Gemeenschap en van de lidstaten moesten worden aangegeven, met name wat financiering en tijdschema's betreft.

De resolutie zelf was een reactie op de mededeling van de Commissie over energie-efficiëntie i, waarin een communautaire strategie voor energie-efficiëntie werd ontvouwd. De Raad ondersteunde deze strategie en was het eens met de voorgestelde indicatieve doelstelling, namelijk dat tot het jaar 2010 een verbetering van de energie-intensiteit i met één procentpunt per jaar zou worden bewerkstelligd boven het percentage dat anders zou zijn gehaald. Het Europees Parlement heeft zich positief uitgesproken over de Commissie mededeling, heeft duidelijk gepleit voor nieuwe en krachtigere actie op het gebied van de energie-efficiëntie en heeft op dat gebied zelfs een nog ambitieuzere doelstelling voorgesteld i.

In aanvulling op bovengenoemde resolutie van de Raad en standpunten van het Europees Parlement, is ook rekening gehouden met de meningen van de afzonderlijke lidstaten, het Economisch en Sociaal Comité, de industrie en andere betrokken partijen. Op 14 januari 1999 is een eerste bijeenkomst gehouden met de lidstaten, met als uitdrukkelijke doelstelling nadere informatie in te winnen over hun nationale programma's en hun standpunten te vernemen over de toekomstige vorm van het actieplan. Op 8-10 november 1999 heeft een energie-efficiëntie conferentie i voor de gehele EU plaatsgehad waarin de technische details van mogelijke beleidslijnen en maatregelen zijn besproken. Ook met de resultaten van die conferentie is rekening gehouden.

Het hieronder uiteengezette actieplan moet worden bekeken in de context van de mededeling van de Commissie en de resolutie van de Raad over energie-efficiëntie, die logische stappen in een proces zijn. Bovendien moet het actieplan worden gezien in de bredere context van het energie- en milieubeleid van de Gemeenschap en andere relevante communautaire beleidsterreinen. Het plan is zodanig opgevat, dat het een aanzienlijke bijdrage levert tot de integratie van energie- en milieudoelstellingen in het overige beleid van de Gemeenschap i.

De resolutie van de Raad bevestigt het belang van een strategie inzake energie-efficiëntie op communautair niveau en beklemtoont de cruciale rol die de lidstaten spelen bij de uitvoering van deze strategie. Het actieplan wil daarom een onderscheid maken tussen de verantwoordelijkheden van de Gemeenschap en die van de lidstaten. In het actieplan wordt veel waarde gehecht aan de eigen beleidsinspanningen en programma's van de lidstaten op dit gebied, die vaak reeds tot belangrijke verbeteringen hebben geleid.

2.

1.2 Marktbelemmeringen en nieuwe inspanningen om de energie-efficiëntie te bevorderen


De onderliggende aanname bij de keuze voor een actieplan voor energie-efficiëntie is dat, hoewel de marktkrachten in de loop van de voorbije jaren de energie-efficiëntie geleidelijk hebben verbeterd, het duidelijk is dat aanvullende stappen kunnen en moeten worden gezet. Er blijft een groot economisch potentieel bestaan voor verdere verbeteringen dat wordt geraamd op meer dan 18% van het huidige energieverbruik i. Dit is een gevolg van het bestaan van een aantal marktonvolmaaktheden en -belemmeringen die specifiek zijn voor de energie- en de energietechnologiemarkten. Er zijn beleidslijnen en maatregelen die wanneer zij ten uitvoer worden gelegd, de bestaande belemmeringen kunnen verminderen en zelfs opruimen en die tot de daadwerkelijke benutting van een groot deel van dit potentieel kunnen leiden en daardoor het niveau van de energie-intensiteit aanzienlijk kunnen verlagen en de uitstoot van broeikasgassen kunnen terugdringen.

Noch de inspanningen van de Gemeenschap, noch die van de lidstaten zijn er tot dusverre in geslaagd om alle bestaande belemmeringen om te investeren in energie-efficiëntie op te ruimen. De energieprijzen bijvoorbeeld weerspiegelen nog altijd niet volledig alle energiekosten, de externe kosten inbegrepen; een gebrek aan of onvolledige informatie bemoeilijkt nog vaak het gebruik van kosteneffectieve en energie-efficiënte technologieën. Er zijn ook talrijke institutionele en juridische hinderpalen die een grotere energie-efficiëntie bemoeilijken. Een voorbeeld daarvan is dat energie nog steeds in de vorm van kWh wordt verkocht in plaats van in termen van efficiënte verwarming en koeling, verlichting en vermogen, hetgeen is wat de energieconsument in wezen wil. Er zijn ook een groot aantal verschillende soorten technische belemmeringen voor betere energie-efficiëntie, onder meer het ontbreken van geharmoniseerde en gestandaardiseerde onderdelen. Een andere belangrijke technische hindernis is het ontbreken van geschikte transmissie-infrastructuren. Tenslotte zijn er financiële belemmeringen zoals de onbehoorlijk korte terugverdientijd die wordt geëist bij talrijke investeringen aan de vraagkant in vergelijking met die welke wordt gehanteerd bij investeringen voor energieproductie.

3.

1.3 Doelstellingen van het actieplan


De mechanismen om de bestaande marktbelemmeringen weg te werken zodat de marktkrachten effectief hun rol kunnen vervullen om de energie-efficiëntie te verbeteren, worden in het actieplan slechts kort en indirect beschreven. Zij zijn besproken in vorige documenten, onder meer in de mededeling van de Commissie inzake energie-efficiëntie van 1998 i. De voornaamste doelstellingen van de Commissie bij het indienen van dit actieplan voor energie-efficiëntie kunnen als volgt worden samengevat:

- de aandacht opnieuw vestigen op de bevordering van energie-efficiëntie en de betrokken partijen daarbij motiveren;

- gemeenschappelijke en gecoördineerde beleidslijnen en acties voorstellen die kunnen worden opgezet ter uitvoering van de Kyoto-verbintenis om de uitstoot van broeikasgassen in de periode 2008-2010 met 8% te verminderen en om andere energie- en milieudoelstellingen van de Gemeenschap te behalen, inclusief die welke naar voor zijn gebracht in het Europees programma inzake klimaatverandering i;

- de rol, de kosten en de termijnen voor de Gemeenschap en de lidstaten duidelijker omschrijven;

- zo veel mogelijk het beschikbare economische potentieel voor verbetering van de energie-efficiëntie verwezenlijken, in overeenstemming met de voorgestelde doelstelling van een vermindering van de energie-intensiteit met een extra procentpunt per jaar te behalen, vergeleken met een 'business-as-usual'-trend die nu naar schatting dicht bij nul ligt. Als die doelstelling wordt behaald, kan tegen 2010 tweederde van het geschatte beschikbare besparingspotentieel van 18% worden verwezenlijkt. Dit zou resulteren in een vermeden energieverbruik van 100 Mtoe, wat neerkomt op een vermeden CO2-uitstoot van bijna 200 Mt/jaar of ongeveer 40% van de Kyoto-verbintenis van de EU i. Wanneer de Gemeenschap erin slaagt om tegen 2010 de gecombineerde warmte-elektriciteitsproductie (warmte kracht koppeling) te verdubbelen tot 18% van de elektriciteitsproductie van de EU kan daardoor in 2010 naar verwachting nog eens een uitstoot van meer dan 65 Mt CO2 per jaar worden vermeden i;

- het bewustzijn verhogen van het feit dat, hoewel een doelstelling van 1% per jaar ambitieus is, dit zelfs nog kan worden verbeterd als andere hulpbronnen worden aangeboord;

- de grondslagen leggen voor een permanente verbetering van de energie-efficiëntie door gebruik te maken van marktkrachten en markthervormingen, gepaard aan een snellere ontwikkeling en verspreiding van nieuwe energie-efficiënte technologieën.

4.

1.4 Tenuitvoerleggingsmiddelen


Het hierbij voorgestelde actieplan is een geïntegreerd en samenhangend pakket van beleidsinstrumenten die elkaar wederzijds versterken. Zij zijn bedoeld om de activiteiten van de lidstaten op dit gebied aan te vullen en te versterken, niet om ze te herhalen. De voorgestelde acties bestaan uit:

- maatregelen om het probleem van de energie-efficiëntie te integreren in de beleidslijnen en programma's van de Gemeenschap die niet direct met energie te maken hebben;

- maatregelen om de bestaande energie-efficiëntie-beleidslijnen en -maatregelen te ondersteunen en uit te breiden; en

- nieuwe beleidslijnen en maatregelen.

Vele voorgestelde acties zijn maatregelen van vrijwillige aard, die op communautair niveau worden gecoördineerd. In andere gevallen en wanneer dit noodzakelijk wordt geacht, wordt wetgeving voorgesteld.

Als voornaamste coördinerend element van het actieplan wordt het SAVE-programma binnen het kaderprogramma voor energie gebruikt, als basis voor het opzetten van gemeenschappelijke acties en ook als middel om het plan op communautair niveau ten uitvoer te leggen en te evalueren. Ook andere communautaire programma's, zoals het vijfde OTO-kaderprogramma, zijn bij dit proces belangrijk.

De selectie van de maatregelen is gebaseerd op het relatieve economische potentieel op de beoogde gebieden, op de haalbaarheid en kosteneffectiviteit van de tenuitvoerlegging en op hun verwachte effecten. Aangezien de maatregelen elkaar aanvullen is een optimale mengeling ervan een belangrijke doelstelling.

Het tijdschema voor het actieplan is in wezen de periode tot 2010 en een groot deel van de effecten van het plan zullen tot dat jaar en verder gevoeld worden. De meeste acties zullen echter worden gelanceerd binnen de huidige looptijd van het SAVE-programma en andere momenteel lopende programma's van de Gemeenschap, i.e. in de periode tot en met 2002.

Wat de middelen betreft, wordt er voor dit actieplan vanuit gegaan dat de huidige begrotingen voor communautaire programma's zoals het SAVE-programma ten minste op de huidige niveaus gehandhaafd blijven. Dezelfde aanname wordt gebruikt voor de begrotingen van de energie-efficiëntieprogramma's van de lidstaten. De evaluaties zullen uitwijzen of die middelen in de toekomst al dan niet zullen volstaan en zullen uitmonden in aanbevelingen voor toekomstige financiering na beëindiging van de nu lopende programma's.

De coördinatie van de beleidslijnen en maatregelen van de Gemeenschap met die van de lidstaten zal veel overleg vergen. Op gezette tijden zullen er vergaderingen van deskundigen en vergaderingen op hoog niveau inzake energie-efficiëntie-beleidslijnen en -maatregelen worden gehouden. De doelstellingen en streefwaarden van de lidstaten op het gebied van energie-efficiëntie en warmtekrachtkoppeling zullen worden geëvalueerd en geanalyseerd om na te gaan in welke mate ze bijdragen tot de algemene doelstellingen van de Gemeenschap.

De afzonderlijke maatregelen en programma's en het gehele actieplan zelf zullen op gezette tijden worden getoetst en geëvalueerd. Na afronding van de tenuitvoerleggingsfase van het actieplan zal een volledige evaluatie van de geboekte vooruitgang worden gemaakt, op basis waarvan zal worden besloten welke nieuwe maatregelen moeten worden genomen. Dit zal worden gecoördineerd met soortgelijke bewakings- en evaluatieactiviteiten in verband met duurzame energiebronnen.

Meer gedetailleerde informatie over de in dit actieplan voorgestelde beleidslijnen en maatregelen, onder meer tijdschema's, kosten, impactanalyse en verantwoordelijkheden, kan worden gevonden in bijlage 1.


5.

2. Voorgestelde beleidslijnen en maatregelen


6.

2.1 Maatregelen om energie-efficiëntie te integreren in andere beleidslijnen en programma's


In het hele actieplan wordt de nadruk gelegd op de noodzaak van integratie van energie-efficiëntiemaatregelen in andere beleidsinstrumenten en programma's, overal waar er bekende kosteneffectieve voordelen aanwezig zijn en waar deze maatregelen kunnen worden getroffen zonder te raken aan de oorspronkelijke bedoelingen van het beleid of programma in kwestie. Dit is onderstreept in de mededeling van de Commissie inzake een krachtiger integratie van het milieu binnen het energiebeleid i. In vele gevallen wordt de energie-efficiëntie niet doeltreffend aangepakt op die beleidsgebieden omdat het ontbreekt aan kennis over hoe dergelijke doelstellingen bij het nastreven van andere beleidsdoelstellingen kunnen worden bereikt.

Vervoerbeleid is een prioritair aandachtsgebied voor energie-efficiëntie, aangezien deze sector goed is voor meer dan 30% van het totale energieverbruik. Dit geldt met name voor het wegverkeer dat verantwoordelijk is voor ongeveer 85% van de CO2-uitstoot van de vervoersector. Beleidsprioriteiten van niet-technische aard zijn onder meer stimulansen voor een optimale bezettingsgraad van voertuigen, zowel openbaar als particulier, de bevordering van nieuwe en alternatieve infrastructuur, wat moet leiden tot verschuivingen tussen en betere integratie van de verschillende vervoertakken, beheersalternatieven voor het luchtvervoer, voltooiing van de interne spoorwegmarkt en gedragsverandering inzake mobiliteit. Er is een duidelijker mandaat nodig om deze ontwikkelingen te versnellen en te verdiepen via stimuleringsprogramma's, demonstratieprojecten en grotere betrokkenheid van de lidstaten.

Voor een modern bedrijfsbeleid is duurzame ontwikkeling een hoeksteen. Aangezien energie-efficiëntie een sleutelelement is voor het concurrentievermogen van veel industriesectoren, is dit een belangrijk onderdeel van het gehele actieplan voor duurzame ontwikkeling, dat op het gebied van het bedrijfsbeleid momenteel wordt uitgewerkt. De ontwikkeling van zelfregulering en soortgelijke regelingen, die vaak de meest efficiënte mechanismen zijn om verdere vooruitgang af te dwingen, spelen een centrale rol in dit proces. Waar het noodzakelijk is om regelgevingsmaatregelen voor te stellen, zal eerst een volledige afweging van de kosten en baten worden gemaakt en zullen de maatregelen zo worden ontworpen dat zij de goede werking van de interne markt niet ontwrichten.

Regionaal en stedelijk beleid en programma's ter zake, zoals het Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds, hebben potentieel belangrijke energie-efficiëntie-aspecten, zowel voor doelstelling 1 als voor doelstelling 2. De regelgeving inzake de Structuurfondsen en het Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de richtsnoeren voor de Structuurfondsen en hun coördinatie met het Cohesiefonds ondersteunen een betere energie-efficiëntie. In dat verband geven de richtsnoeren prioriteit aan de bevordering van energie-efficiënte apparatuur in kleine en middelgrote ondernemingen, in huishoudens en in openbare gebouwen, alsook aan investeringen door de industrie in energie-efficiënte en vernieuwende technologieën, zoals warmtekrachtkoppeling (WKK). Dit beleid kan nauwer worden verbonden met maatregelen als vrijwillige overeenkomsten, energie-audits, etikettering en initiatieven voor goede praktijken in de lidstaten. Het voorgestelde groenboek inzake stedelijk beleid in de vervoersector zal ook informatie bevatten voor aanvullende initiatieven.

Het belasting- en tarievenbeleid is altijd een belangrijk instrument geweest ter bevordering van energie-efficiëntie. Het belastingvoorstel van de Commissie i dat een verbreding van de minimum belasting grondslag voor energieproducten beoogt, is daarvan een voorbeeld. Het zorgt voor minimumniveaus en eventuele belastingvrijstellingen voor investeringen in energie-efficiëntie. Op dit gebied zijn ook maatregelen op lidstaatniveau van belang en het gebruik van dergelijke maatregelen om de energie-efficiëntie te verbeteren, zal worden gestimuleerd. Ook goed ontworpen tariefstructuren voor energievoorziening en -distributie kunnen de efficiëntie van het eindgebruik verbeteren en zullen daarom worden ondersteund.

Internationale samenwerking en pre-toetredingsactiviteiten zijn belangrijke elementen bij het bevorderen van energie-efficiëntie binnen en buiten de Unie. Geharmoniseerde efficiëntienormen voor internationaal verhandelde goederen en diensten zijn hiervan een goed voorbeeld. Voor de kandidaat-lidstaten biedt samenwerking door middel van communautaire programma's zoals het vijfde kaderprogramma, SAVE en Synergy kansen op het gebied van de harmonisatie van de wetgeving, verspreiding van informatie en verbreiding van technologie. Dit proces is al aan de gang. De tenuitvoerlegging van het Protocol bij het Energiehandvestverdrag betreffende energie-efficiëntie en daarmee samenhangende milieuaspecten kunnen het toetredingsproces vergemakkelijken en de GOS-landen helpen. In de relaties van de EU met de ontwikkelingslanden zal steeds meer aandacht worden geschonken aan de energie-efficiëntie, onder meer via gezamenlijk ten uitvoer gelegde acties en de verwachte grotere mogelijkheden om in die landen koolstofcredits te scheppen door meer gezamenlijke OTO-inspanningen en overdracht van energie-efficiënte technologieën en diensten. Internationale liberaliseringsinitiatieven, met name in het kader van een nieuwe multilaterale handelsronde, zijn cruciaal voor de bevordering van een wereldwijde verspreiding van energie-efficiënte technologieën.

Beleidslijnen en maatregelen in de lidstaten vormen de basis voor energie-efficiëntie in de Europese Unie. Om de voorgestelde doelstellingen te behalen, zal een betere integratie en coördinatie met de communautaire programma's nodig zijn. Om deze reden zal op gezette tijden informatie worden ingewonnen aangaande de beleidslijnen en maatregelen van de lidstaten en zal de uitvoering van de programma's van de lidstaten op de voet worden gevolgd. Op gerichte conferenties en workshops zullen geregeld zowel de activiteiten van de lidstaten als de initiatieven van de Gemeenschap worden toegelicht met het doel telkens opnieuw de rol van alle partijen bij de tenuitvoerlegging van de afzonderlijke maatregelen te omschrijven. Bijlage 2 bevat een overzicht van de beleidslijnen en maatregelen van de lidstaten, dit ter illustratie van de frequentie van de voornaamste categorieën activiteiten.

Bovendien zullen de doelstellingen en streefwaarden van de lidstaten op het gebied van de energie-efficiëntie en warmtekrachtkoppeling worden geëvalueerd en geanalyseerd in samenspraak met de desbetreffende lidstaten. Deze doelstellingen zullen worden ingepast in een gemeenschappelijke kader voor meting en bewaking, teneinde de te verwachten bijdrage ervan voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschap als geheel in te schatten.

7.

2.2 Initiatieven om de bestaande succesvolle beleidslijnen en maatregelen voor energie-efficiëntie te versterken


Hierna wordt een korte beschrijving gegeven van de tenuitvoerleggingsplannen en aanvullende maatregelen voor specifieke, reeds gelanceerde programma's voor alle eindgebruikers sectoren. Deze initiatieven zijn ontworpen om elkaar wederzijds te bevestigen en te versterken en doorgaans is er sprake van een aanzienlijke betrokkenheid van de lidstaten. Meer gedetailleerde informatie over deze initiatieven, met inbegrip van beschrijvingen van en tijdschema's voor afzonderlijke acties, is te vinden in bijlage 1.

8.

2.2.1 Efficiëntie van het vervoer


Wanneer passende maatregelen uitblijven, zullen de CO2-emissies ten gevolge van vervoersactiviteiten tussen 1990 and 2010 naar verwachting met ongeveer 40% toenemen i. Hoewel het moeilijk blijkt om het energieverbruik in de transportsector via belastingen, meer informatie en soortgelijke maatregelen te beperken, hebben de Gemeenschap en de lidstaten een aantal ambitieuze initiatieven genomen om de energie-efficiëntie te verbeteren, met als gemeenschappelijk doel een duurzame mobiliteit te bewerkstelligen. De Europese Unie heeft een strategie inzake CO2 en auto's goedgekeurd, die tot doel heeft de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuwe auto's tegen 2005/2010 met eenderde te verminderen ten opzichte van 1995. Hierbij wordt gebruik gemaakt van vrijwillige overeenkomsten (convenanten). Die moeten volledig ten uitvoer worden gelegd en worden bewaakt en er moeten extra stimulansen worden ingebouwd om een snellere toepassing te waarborgen. Tot de voor de vervoersector voorgestelde maatregelen behoren verdere actie voor de vermindering van het brandstofverbruik van voertuigen en betere prijszetting.

De in het vijfde kaderprogramma vastgelegde langetermijndoelstelling van de EU is het terugdringen van de CO2-emissies met 50% per passagier- en per vrachtkilometer. Op kortere termijn is de doelstelling een energiebesparing met 5 tot 10% teneinde een vermindering van de totale CO2-emissies te bewerkstelligen. Andere technische doelstellingen zijn een beter gebruik van op koolwaterstoffen gebaseerde motorbrandstoffen en een groter concurrentie vermogen voor alternatieve brandstoffen. Teneinde goede praktijken op het gebied van de integratie van de milieudimensie in het transportbeleid op te sporen, is het 'Transport and Environment Reporting Mechanism' (TERM) opgezet. Verschillende indicatoren waarop dit rapporteringsmechanisme gebaseerd is, houden direct of indirect verband met de energie-efficiëntie. Aangezien TERM is opgevat als een voortschrijdend proces zal het in de toekomst op gezette tijden moeten worden geëvalueerd en uitgebreid.

9.

2.2.2 Huishoudelijke en commerciële apparaten en andere apparaten voor eindgebruik


- Etiketteringsysteem voor de energie-efficiëntie

Voor huishoudelijke apparaten is enkele jaren geleden het EU-etiketteringsysteem i ingevoerd met als doel de consumenten meer, beter en objectiever te informeren. Dit systeem zal nu zodanig worden versterkt en uitgebreid dat alle belangrijke apparaten en geïnstalleerde toestellen eronder vallen, dit volledig in overeenstemming met de relevante verbintenissen van de Gemeenschap ten opzichte van de Wereldhandelsorganisatie (WTO).

In september 1998 werd een op grond van het SAVE-programma gefinancierde studie gepubliceerd, waarin het energie-etiketteringsysteem werd geëvalueerd i. Uit die studie blijkt dat het systeem slechts op gebrekkige wijze wordt toegepast, maar dat, wanneer het etiket is aangebracht, dit toch een aanzienlijk effect heeft. Eenderde van de kopers zei dat het etiket hun keuze voor een bepaalde koelkast of diepvriezer had beïnvloed. Deze studie zal de grondslag vormen voor een binnenkort te verschijnen verslag aan het Parlement en de Raad.

Op het succes van het etiketteringsysteem moet nu worden voortgebouwd. Dit zal gebeuren door een beter en actiever toezicht op het systeem door de lidstaten, meer bepaald inzake ongeëtiketteerde en onjuist geëtiketteerde apparaten. Wanneer het gebruik van het systeem meer wordt bevorderd, zal ook het effect ervan toenemen. De effectiviteit van de instanties die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging in de lidstaten zal worden verbeterd via grotere samenwerking. Er zullen aanvullende ondersteunende maatregelen (zoals een openbare gegevensbank om informatie betreffende modellen, energie-efficiëntie en prijzen te verspreiden) worden ingevoerd, hetzij via overeenkomsten met fabrikanten, hetzij, waar dit niet mogelijk is, door een wijziging van Richtlijn 92/75/EEG i waarbij voorschriften voor een dergelijke gegevensbank worden opgenomen. Voor kantoorapparatuur zal de Commissie in de loop van het jaar 2000, na de sluiting van een overeenkomst met de VS, een verordening van het Europees Parlement en de Raad indienen met het oog op de tenuitvoerlegging van het Energy Star-logo-stelsel.

Het energie-etiketteringsysteem zal ook nauw worden gecoördineerd met het milieukeur-stelsel. Dit is een systeem op vrijwillige basis dat al wordt gehanteerd voor bepaalde huishoudelijke toestellen zoals wasmachines en koelkasten, die een dergelijke keur uitsluitend krijgen wanneer zij voldoen aan bepaalde strikte milieu-eisen, waaronder eisen met betrekking tot hun energie-efficiëntie.

- Convenaten en minimum-efficiëntienormen

Sommige lidstaten en veel fabrikanten hebben hun voorkeur uitgesproken voor het gebruik van vrijwillige convenanten, dat wil zeggen vrijwillige verbintenissen vanwege en tussen fabrikanten in plaats van wetgeving die voorschriften oplegt. Dergelijke convenanten worden erkend door de Commissie (inter alia door middel van aanbevelingen) en hebben hetzelfde doel als verplichte minimale efficiëntienormen. Sinds de goedkeuring van de 'koelkastenrichtlijn' voor verplichte energie-efficiëntienormen (96/57/EG) zijn convenanten meer en meer aanvaard als een praktisch alternatief voor dit type regelgeving. Tot dusver heeft de Commissie twee convenanten gesloten met fabrikanten van apparatuur: een overeenkomst over de vermindering van stand-by-verliezen van televisietoestellen en videorecorders en een overeenkomst betreffende wasmachines. In de commerciële en industriële sector is geen etiketteringsysteem van kracht en daar zijn verplichte minimale efficiëntienormen noodzakelijk, tenzij aanvaardbare convenanten worden gesloten. Voor een groot aantal apparaten zullen convenanten worden gesloten of verbintenissen worden aangegaan. Dit zal onder meer gebeuren voor warmwaterapparatuur, klimaat regelings apparaten, vaatwasmachines, droogtrommels, elektromotoren, pompen, ventilatoren en commerciële koelapparatuur, afhankelijk van een bevredigende oplossing van het probleem van de betrokkenheid van het Europees Parlement bij het toekomstige overleg. Er zal ook een kaderrichtlijn worden ingediend die de ambities voor convenanten moet verhogen en die in voorkomend geval de vaststelling moet vergemakkelijken van verplichte minimale efficiëntienormen die op vooraf bepaalde economische criteria zijn gebaseerd.

10.

2.2.3 De industrie (inclusief de elektriciteits- en gasvoorzieningsindustrie)


- Langetermijnovereenkomsten met de industrie

Er kunnen aanzienlijke energiebesparingen worden verwezenlijkt door bepaalde technische belemmeringen in de industrie op te ruimen. Dit kan gebeuren via de invoering van minimum efficiëntieprotocollen of gelijkwaardige overeenkomsten, waarbij de industrie zich laat leiden door richtsnoeren voor kosteneffectieve en energie-efficiënte productieprocessen en methoden. Door de toepassing van benchmarking hebben langetermijnovereenkomsten geleid tot een toename van het gebruik van effectieve motoren, compressoren, pompen, ventilatoren en andere apparatuur en van efficiënte processen. Dit heeft op nationale niveau plaatsgevonden, waarbij een aantal lidstaten permanente programma's hebben die succesvolle overeenkomsten met de industrie omvatten. De industrie in de lidstaten wenst een intensivering van de ondersteunende en coördinerende rol van de Gemeenschap en die laatste zal die rol nu op zich nemen. Het gebruik van overeenkomsten in de industrie zal worden versterkt en worden uitgebreid tot de chemische industrie, de staalindustrie, de pulp- en papierindustrie, de cementindustrie en de textielindustrie, alsmede na de nodige voorbereiding, tot de energievoorzieningsindustrie. Voorts wordt er gewerkt aan een mededeling van de Commissie over de harmonisatie en coördinatie van langetermijn overeenkomsten op communautair en lidstaatniveau. Het doel daarvan is om een geharmoniseerd kader aan te bieden waardoor overleg op EU-niveau gemakkelijker wordt en alle spelers in de Europese industrie gelijke kansen krijgen. Wanneer na deze initiatieven blijkt dat langetermijn overeenkomsten ondoeltreffend zijn om een significante verbetering van de energie-efficiëntie en vermindering van de uitstoot te bewerkstelligen, is de Commissie bereid verplichte energie-efficiëntiedoelstellingen vast te leggen die toegesneden zijn op de specifieke industrietakken.

- Warmtekrachtkoppeling (WKK)

Het gebruik van warmtekrachtkoppeling (WKK) is van groot belang om de energie-efficiëntie te verbeteren en de milieu-effecten te verminderen. Veel lidstaten beschouwen dit als een prioritair gebied. De mededeling inzake de bevordering van WKK (COM(97) 514 def.) gaat in op de relevante belemmeringen en de strategie van de Europese Unie en is in december 1997 door de lidstaten bekrachtigd in de vorm van een Resolutie van de Raad i. De invloed van de liberalisering van de energiemarkt op de penetratiegraad van warmtekrachtkoppeling en de ontwikkeling van betere financieringsmechanismen zullen op de voet worden gevolgd, net als OTO op dit gebied. Er moet ook worden opgemerkt dat het Commissievoorstel tot wijziging van Richtlijn 88/609/EEG van de Raad inzake beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties de verplichting zal inhouden dat waar mogelijk bij nieuwe installaties WKK wordt toegepast, voorzieningen worden getroffen voor het gebruik van biomassa en ernaar wordt gestreefd productie processen met gebruikmaking van fossiele brandstoffen efficiënter te doen verlopen. De in de WKK-mededeling neergelegde algemene doelstelling van de Gemeenschap om tegen 2010 WKK te gebruiken voor 18% van de elektriciteitsproductie in de EU, zal worden nagestreefd door het stringenter maken van talrijke beleidslijnen en maatregelen, vaak in samenwerking met de lidstaten. Het behalen van deze doelstelling zal het naar verwachting mogelijk maken om in 2010 een uitstoot van 65 Mt CO2/jaar te vermijden i. Er zullen onder meer maatregelen worden getroffen om de technische belemmeringen en kosten voor de aansluiting op het net aan te pakken.

- Energiediensten van nutsbedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen

De Commissie blijft van mening dat het noodzakelijk is meer aandacht te besteden aan de rol van de elektriciteits- en gasindustrie bij de bevordering van de ontwikkeling en het gebruik van energiediensten en met energie verband houdende diensten. Daarom zal er worden gestreefd naar verbintenissen op vrijwillige basis van nutsbedrijven en dienstenleveranciers om energie-efficiëntie samen met andere energiediensten op de markt te brengen als onderdeel van hun bedrijfsdoelstelling, mits zij voldoen aan de gebruikelijke criteria voor kosteneffectiviteit. Ook zal het gebruik van rationele planningstechnieken worden aangemoedigd. Deze inspanningen zullen erop worden gericht de institutionele barrières op te heffen die het gevolg zijn van de praktijk om energie te verkopen in de vorm van kWh in plaats van in de vorm van efficiënte verwarming en koeling, verlichting en drijfkracht, wat de diensten zijn die de consument in wezen wil. De Commissie zal ook doorgaan met het bevorderen van het beheer aan de vraagkant in de lidstaten door middel van proefprojecten en verspreidingsactiviteiten krachtens het SAVE-programma, OTO en andere programma's van de Gemeenschap. Het doel hiervan is om op gelijkwaardige economische basis een vergelijking te kunnen maken tussen verschillende opties aan de vraag- en aanbodkant. Het effect van dergelijke werkzaamheden op kleine en middelgrote ondernemingen en de opkomende markt voor ondernemingen die op vernieuwende wijze meerdere diensten tegelijk aanbieden, zal worden beoordeeld. Bij de levering van energiediensten is het gebruik van informatietechnologie een prioritair gebied.

11.

2.2.4 Gebouwen


- Wijziging van Richtlijn 93/76/EEG van de Raad

Richtlijn 93/76/EEG van de Raad tot beperking van kooldioxide-emissies door verbetering van de energie-efficiëntie (SAVE), bevat zes door de lidstaten te nemen maatregelen ter bevordering van energie-efficiëntie in gebouwen en andere eindgebruiksectoren. Deze richtlijn heeft in vele lidstaten geleid tot de invoering van succesvolle programma's, terwijl elders slechts beperkt resultaten zijn geboekt.

De richtlijn maakt het mogelijk om de energie-efficiëntie aanzienlijk te verbeteren en in alle lidstaten kooldioxide-emissies te voorkomen of verminderen, met name via het wegnemen van een aantal belemmeringen in de woonsector en in andere sectoren. Een versterking van bepaalde specifieke artikelen van de richtlijn kan het effect van de richtlijn vergroten, meer bepaald door een grotere nauwkeurigheid te bieden en strengere bewakingseisen vast te stellen.

De Commissie overweegt om een wijziging van de richtlijn voor te stellen zodat de voorgestelde maatregelen duidelijker worden omschreven en de rapportageprocedure efficiënter en doorzichtiger wordt. Dit maakt een betere coördinatie en harmonisatie mogelijk van de relevante programma's, die evenwel voornamelijk door de lidstaten moeten worden uitgevoerd. De richtlijn zal zodanig worden uitgebreid dat deze ook betrekking heeft op gebieden als de thermische isolatie van bestaande gebouwen, geïnstalleerde apparatuur, het uitbreiden van energiecertificering en het verlenen van vergunningen. Voorts wordt voorgesteld dat de richtlijn ook van toepassing zal zijn op kleinschalig hergebruik van energie in afzonderlijke gebouwen, efficiëntie van vervoer, warmtekrachtkoppeling, energie-audits, energiebeheer en resultaatgarantiestelsels.

- Aanvullende maatregelen voor de bouwsector

Gebouwen zijn goed voor 40% van alle energiebehoeften van de EU. Het energiebesparings potentieel van de bouwsector is dan ook één van de grootste van alle sectoren en verdient dus grote aandacht. De voornaamste communautaire activiteiten in de bouwsector betreffen de 'verwarmingsketelsrichtlijn' (92/42/EEG), de 'bouwproductenrichtlijn' (89/106/EEG) en de op 'gebouwen' betrekking hebbende artikelen in Richtlijn 93/76/EEG. Talrijke technische hinderpalen zullen worden geslecht wanneer standaarden en normen op bredere schaal worden vastgelegd.

Met proefprojecten, de gewijzigde Richtlijn 93/76/EEG en energie-etikettering zal worden getracht de lidstaten te helpen bij hun taak om ervoor te zorgen dat efficiënte 'geïnstalleerde systemen' (voor verwarming, koeling en warm water) en bouwelementen (b.v. ramen) door deskundige installateurs worden geleverd, die geschikte werktuigen van eenvoudig ontwerp gebruiken. Bovendien zullen de energie-efficiëntienormen voor bestaande, maar te renoveren gebouwen in overeenstemming worden gebracht met die voor nieuwe gebouwen.

De maatregelen om te komen tot efficiënte geïnstalleerde systemen omvatten informatie verstrekking over goede praktijken, etikettering en de uitbreiding ervan tot lokale informatiesystemen, het opnemen van energie-efficiëntienormen in de eisen voor openbare aanbestedingen en maatregelen ter bevordering van de modernisering van verouderde systemen. Deze informatie zal de eindgebruikers in staat stellen om de prestaties van de energiesystemen waarvan ze de aanschaf overwegen, op duidelijkere en meer betrouwbare wijze te vergelijken. Voorts omvatten de maatregelen de uitbreiding van energiecertificering tot de bedoelde systemen en de opleiding en certificering van installateurs. Proefprojecten om ontwerpwerktuigen te ontwikkelen en studies om de efficiëntie van apparatuur en systemen vast te stellen, zullen eveneens worden voorgesteld voor gebruik door architecten, energieadviseurs, enzovoort. Er wordt ook een Green Light-programma van de EU gelanceerd ter bevordering van efficiënte verlichting en goede praktijken in commerciële en openbare gebouwen.

Er zullen maatregelen worden genomen om bouwondernemingen te stimuleren geïntegreerde milieubeheerssystemen zoals EMAS te gebruiken teneinde meer aandacht te geven aan milieukwesties zoals de aard van de gebruikte materialen en te zorgen voor een beter toezicht op deze maatregelen. De herziening in 2000 van Verordening (EEG) nr. 1836/93 van de Raad inzake de vrijwillige deelneming van bedrijven uit de industriële sector aan EMAS zal dit vergemakkelijken.

12.

Horizontale maatregelen


13.

2.2.5 Beleid inzake onderzoek en technologie


Nieuwe technologieën spelen een belangrijke rol bij energie-efficiëntie onder het vijfde OTO-kaderprogramma. Tussen 1999 en 2002 zal 1042 miljoen EUR worden toegewezen voor energie, waarvan naar verwachting ongeveer 440 miljoen EUR voor energie-efficiëntie, voornamelijk voor het onderzoek naar en de demonstratie van energie-efficiëntietechnologieën aan de vraagkant (woon- en tertiaire sector, industrie, vervoer), maar ook voor nutsbedrijven. De hernieuwde aandacht in het kader van het energieprogramma voor stroomafwaarts gelegen projecten die de verspreiding van eindgebruiktechnologieën bevorderen, wordt een belangrijk element in de strategie voor technologieverspreiding. Hierbij wordt nauwe coördinatie beoogd met andere hieronder voorgestelde activiteiten. Europees OTO inzake energie-efficiëntie zal dus een cruciale impact hebben, niet alleen op korte termijn, maar in het bijzonder op langere termijn door de totstandbrenging van een duurzaam energiestelsel.

14.

2.2.6 Energie-efficiëntie op lokaal en regionaal niveau


Er zijn aanzienlijke besparingen mogelijk door grotere decentralisatie van het energiebeheer en grotere betrokkenheid van de overheid op regionaal en lokaal niveau. De zoekkosten voor de consument die specifieke, locatie-afhankelijke informatie over beschikbare technologieën zoekt, kunnen aanzienlijk worden gedrukt. Door lokale agentschappen voor energiebeheer op te richten in regio's, eilanden en steden in het kader van, inter alia, het SAVE-programma, heeft de Commissie sinds begin de jaren 90 de gekozen vertegenwoordigers en andere plaatselijke partners aangemoedigd zich op dit gebied in te zetten. Deze agentschappen krijgen nu een grotere verantwoordelijkheid in de vorm van een bredere verspreiding van informatie en resultaten van studies op communautair en lidstaatniveau, proefprojecten en programma's. Bovendien zijn of worden er netwerken in het leven geroepen met als doel de transnationale samenwerking en kennisoverdracht te bevorderen. Voorbeelden van dergelijke netwerken zijn OPET's, EnR, FEDARENE, ENERGIE-CITES en ISLENET.

15.

2.2.7 Financiering door derden, resultaatgaranties en andere financieringsregelingen


In de publieke sector in de lidstaten worden financiering door derden en gebruik van modelcontracten momenteel aangemoedigd in overeenstemming met Richtlijn 93/76/EEG. Er is een groot aantal proefprojecten voor financiering door derden in uitvoering, in steeds meer gevallen op zuiver commerciële basis. Dit geld ook voor stelsels van resultaatgaranties. Aanvullende actie is evenwel nodig om de geloofwaardigheid en haalbaarheid van deze en andere financieringsregelingen vast te stellen, met inbegrip van prestatiecontracten en clearing-instituten voor het wegnemen van financiële en institutionele belemmeringen voor investeringen in energie-efficiëntie. Een gewijzigde Richtlijn 93/76/EEG zal nieuwe maatregelen omvatten om het gebruik van deze instrumenten te bevorderen, terwijl zal worden nagegaan of de Europese Investeringsbank geen grotere rol kan spelen bij het gebruik van deze instrumenten.

16.

2.2.8 Betere verspreiding van informatie en opleidingen


Er staat een vernieuwde communautaire informatiecampagne op stapel, die er vooral op is gericht energie-efficiëntie en de voordelen daarvan voor onder meer het milieu onder de aandacht van consumenten en andere betrokken partijen te brengen. Deze campagne zal in samenwerking met de lidstaten worden gevoerd en zal voortbouwen op de resultaten van recente programma's en projecten.

De werkzaamheden op het gebied van opleiding en certificering voor het toepassen en onderhouden van energie-efficiënte technologieën zullen worden geïntensiveerd. In een later stadium zullen kwaliteitsnormen voor opleiding en certificering worden opgesteld.

De informatie die voortkomt uit etikettering, benchmarking en richtsnoeren inzake goede praktijken en de resultaten uit via communautaire programma's ondersteunde proefprojecten en studies zullen vlotter ter beschikking komen van beleidsmakers en andere betrokken partijen, in het bijzonder door een betere benutting van de informatietechnologie.

17.

2.2.9 Meer aandacht voor toezicht en evaluatie


Ter bevordering van beleidsplannen, programma's en maatregelen die tegen een zo laag mogelijke prijs het beoogde effect op de energie-intensiteit hebben, is het noodzakelijk gemeenschappelijke effectieve en betrouwbare methoden voor toezicht en evaluatie te ontwikkelen. Hiertoe is intensivering van de samenwerking tussen de lidstaten en andere organisaties nodig om een vergelijkbaarheid van gegevens en harmonisatie van methoden te bewerkstelligen. Met het oog op hun harmonisatie moeten de bewakings- en evaluatiemethodologieën voor de energie-efficiëntieprogramma's van de lidstaten en de Gemeenschap daarom opnieuw worden bekeken. De werkzaamheden op communautair niveau op het gebied van indicatoren voor de energie-intensiteit zullen worden geïntensiveerd met het oog op de ontwikkeling van een reeks gemeenschappelijke geharmoniseerde indicatoren voor de Gemeenschap. Eurostat en de lidstaten zullen nauw samenwerken voor de uitwerking van energie-efficiëntie-indicatoren. Dit werk zal worden gecoördineerd met soortgelijke activiteiten van het Internationaal Energie Agentschap en zal voortbouwen op de resultaten van het SAVE-programma. Met gebruikmaking van dit en andere instrumenten zal het resultaat van specifieke beleidslijnen en maatregelen voor de CO2-emissiereductie beter worden gevolgd. Er zal ook speciale aandacht worden gegeven aan internationale vergelijkingen op het gebied van de wijziging van de energie-intensiteit.

Ook het actieplan zelf zal op gezette tijden worden geëvalueerd, parallel aan de geplande evaluaties van SAVE en van het kaderprogramma voor energie.

18.

2.3 Nieuwe beleidslijnen en maatregelen


Hieronder wordt een aantal nieuwe beleidslijnen en maatregelen geschetst. Dit zijn maatregelen die met succes op beperkte schaal in een aantal lidstaten ten uitvoer zijn gelegd. Studies en proefprojecten wijzen uit dat het nuttig is om uitgaande van deze successen bredere, voor de gehele EU geldende initiatieven te nemen.

19.

2.3.1 Overheidsaankopen van energie-efficiënte eindgebruikerstechnologie


In een aantal landen, waaronder enkele lidstaten, is aangetoond dat het gebruik van gecoördineerde richtsnoeren, regels en overeenkomsten voor overheidsaankopen een effectieve manier is om de verspreiding en demonstratie van energie-efficiënte technologie te bevorderen en via die voorbeeldrol leiderschap te geven. Zulke richtsnoeren kunnen door EU-instellingen en overheden van de lidstaten, nationaal, regionaal of lokaal, worden gebruikt en op alle energieverbruikende toestellen, met inbegrip van voertuigen, worden toegepast. Het is de bedoeling dat overheidsinstanties het initiatief nemen door het goede voorbeeld te geven bij het toepassen van energie-efficiëntie, en gebruik maken van de reeds bestaande mogelijkheden van overheidsaankopen om de vraag naar energie-efficiënte technologie te doen toenemen. Deze inspanningen zullen worden gecoördineerd met het communautaire milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), het communautaire milieukeurstelsel, de in de lidstaten geldende regels en praktijken inzake overheidsaankopen en met communautaire goede praktijken, wanneer deze vaste vorm hebben gekregen. Er zal ook rekening worden gehouden met de regelgeving voor openbare aanbestedingen en de WTO-verbintenissen van de Gemeenschap. Uit een studie van de bestaande aanbestedings programma's zullen weldra aanbevelingen worden gedistilleerd voor de lancering op EU-schaal van een proefproject voor de uitwerking van geharmoniseerde richtsnoeren voor overheids opdrachten voor bouw, aankoop, huur en onderhoud van energie-efficiënte en milieu duurzame gebouwen en energieverbruikende toestellen, waaronder ook die in de vervoerssector. De Europese Commissie zal hierbij het voortouw nemen en zal een initiatief voor openbare gebouwen lanceren met het oog op energie-efficiënte gebouwen voor de Commissie, dat weldra zal worden gevolgd door voorstellen voor soortgelijke initiatieven voor de gebouwen van het Europees Parlement en de Raad.

20.

2.3.2 Samenwerking met het oog op technologieverwerving


Technologieverwerving is een instrument om de vraag naar nieuwe energie-efficiënte technologie te specificeren en te ontwikkelen, doorgaans via een openbare aanbesteding. Het instrument is gericht op het scheppen en op de markt brengen van nieuwe producten die voldoen aan strengere energie-efficiëntie-eisen dan soortgelijke bestaande producten op de markt. Technologieverwerving in de huidige context wordt gebruikt om de mogelijkheden van de producent en de behoeften en verwachtingen van de consument met elkaar in overeenstemming te brengen en ervoor te zorgen dat het marktmechanisme beter functioneert ten aanzien van het vaak verwaarloosde aspect van energie-efficiëntie. Gebleken is dat dergelijke vormen van technologieverwerving via een openbare aanbesteding marktveranderingen in vele eindgebruikers sectoren in de lidstaten bevorderen in termen van de soorten en beschikbaarheid van de energie-efficiënte technologieën die zowel worden gevraagd als geleverd. Op basis van de resultaten van lopende proefprojecten en van het overleg met de lidstaten zullen maatregelen voor de geschikte technologiesectoren op communautair niveau worden voorgesteld. Er wordt zowel gedacht aan gemeenschappelijke verwerving op EU-niveau als aan gecoördineerde verwerving waarbij lidstaten zijn betrokken met onderling afwijkende technologie-eisen. De verspreiding en het effect van de resulterende technologische verbeteringen zullen worden versterkt en verbreed met behulp van het EU-etiketteringsstelsel, convenanten, openbare aanbestedingen en initiatieven inzake goede praktijken.

21.

2.3.3. Energie-audits in de industrie en de tertiaire sector


Een aantal lidstaten heeft met succes energie-auditingprogramma's toegepast, zowel met als zonder financiële stimulansen. Daarbij bleek dat deze programma's positieve en meetbare effecten hadden op de CO2-emissies, het concurrentievermogen en de winstvooruitzichten van de betrokken bedrijven. Energie-audits leveren ook grote hoeveelheden realistische gegevens op over het energieverbruik en de mogelijkheden voor energiebesparing in verschillende sectoren, types gebouwen en technische systemen, informatie die met andere middelen vaak moeilijk en slechts tegen onnodig hoge kosten te verzamelen is.

Energie-audits in de lidstaten omvatten een scala van werkmethoden en werkzaamheden. Een energie-audit kan een voorstudie zijn, bedoeld om gebieden op te sporen waar later een meer gedetailleerde en gerichte audit moet worden uitgevoerd, of een compleet pakket van voorgestelde maatregelen die direct kunnen worden uitgevoerd. Er staat een studie op stapel inzake energie-audits en de optimale reproductiemogelijkheden daarvan in de EU, met onder meer ook een breed onderzoek naar de desbetreffende werkzaamheden in de lidstaten. Vervolgens zal een initiatief op communautair niveau worden voorgesteld. De belangstelling gaat hierbij vooral uit naar de industrie en de tertiaire sector, waar is gebleken dat zulke maatregelen uitvoerbaar en kosteneffectief zijn. Er zal ook rekening worden gehouden met de EMAS-aanpak en methodologie.

22.

2.3.4 Initiatief voor goede praktijken


In verscheidene lidstaten zijn met succes programma's voor goede praktijken ingevoerd. Er is opdracht gegeven tot het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie om vast te stellen wat de toegevoegde waarde van een dergelijke onderneming is en of toepassing op communautair niveau haalbaar is. Daarbij is gekeken naar mogelijke structuren voor bredere toepassing van goede praktijken en voor mogelijke interacties met de beste beschikbare technieken en benchmarks, die zijn ontwikkeld uit hoofde van de IPPC-richtlijn (Integrated Pollution Prevention and Control - Geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) en andere instrumenten. Uit hoofde van het SAVE-programma wordt nu als grootschalig proefproject een Europees goede-praktijkeninitiatief voor energie-efficiëntie gelanceerd, dat in samenwerking met de lidstaten zal worden uitgevoerd. Het initiatief zal de beleidsmakers een alomvattend kader bieden voor onafhankelijke en toegankelijke adviesverlening, richtsnoeren en opleiding inzake nieuwe technologieën en technieken en zal zo aanzienlijk bijdragen tot de informatieverwerving met het oog op een meer doeltreffende werking van de energie- en energietechnologiemarkten.

23.

3. Conclusies en toekomstige actie


De in dit actieplan geschetste maatregelen zijn weliswaar ambitieus, maar ook realistisch. Aangezien de lidstaten een actieve rol zullen spelen bij de uitvoering van het plan, is het duidelijk dat de Raad en het Parlement een mandaat moeten geven voor de tenuitvoerlegging van dit actieplan, door het goed te keuren en door de aangegeven voorstellen als prioritaire gebieden vast te leggen.

Voor de tenuitvoerlegging van het actieplan is ook de coördinatie van de communautaire beleidslijnen en maatregelen onderling en met die van de lidstaten van essentieel belang. Na de eerste bijeenkomst van deskundigen in januari 1999 over beleidslijnen en maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie zijn nog meer van dergelijke bijeenkomsten ter verbetering van de coördinatie en convergentie van het nationaal en communautair optreden gepland, zowel op tenuitvoerleggings- als op beleidsniveau. Hierdoor zal de verbintenis tot energie-efficiëntie in de context van een duurzaam energiebeleid een nieuwe impuls krijgen en ontstaat een goede gelegenheid voor het uitwisselen van ervaringen en het op de voet volgen en in kaart brengen van de voorgang en de coördinatie op dit gebied in de gehele EU en in de lidstaten.


24.

Bijlage 1


Communautaire initiatieven voor gemeenschappelijke en gecoördineerde beleidslijnen en maatregelen


Vervoerbeleid en efficiëntie van het vervoer

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

* Trans-Europees Netwerk

** Proefprojecten voor gecombineerd vervoer

25.

Apparatuur


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

26.

Industrie (inclusief de elektriciteits- en gasvoorzieningsindustrie)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

27.

Gebouwen


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

28.

WKK


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

29.

Bijlage 2


Beleidslijnen en maatregelen van de lidstaten inzake energie-efficiëntie i


Type beleidslijn of maatregelAantal beleidslijnen of
maatregelen

30.

Verplicht


Wetten/Vergunningen

Normen

Etikettering

Afzonderlijke meters

Inspecties //

31.

24 ten uitvoer gelegd


32.

68 ten uitvoer gelegd; 2 gepland


33.

27 ten uitvoer gelegd; 1 gepland


34.

9 ten uitvoer gelegd; 1 gepland


35.

25 ten uitvoer gelegd; 1 gepland


Vrijwillig

Overeenkomsten met sectoren

Certificering

Programma's //

36.

26 ten uitvoer gelegd; 1 gepland


37.

11 ten uitvoer gelegd; 1 gepland


38.

42 ten uitvoer gelegd; 2 gepland


Financiële stimulansen

Subsidies

Leningen

Stimulansen/Audits

Belastingmaatregelen

Verwerving

Stimulansen/TPF

Sociale en speciale fondsen //

39.

72 ten uitvoer gelegd; 3 beëindigd


40.

5 ten uitvoer gelegd


41.

15 ten uitvoer gelegd; 1 gepland


42.

88 ten uitvoer gelegd


43.

3 ten uitvoer gelegd


44.

1 ten uitvoer gelegd; 1 gepland


45.

8 ten uitvoer gelegd


Informatie

Technische richtsnoeren

Adviescentra

Consulting

Energieboekhouding

Prijzen

Branche-organisaties

Opleiding //

46.

29 ten uitvoer gelegd


47.

16 ten uitvoer gelegd


48.

10 ten uitvoer gelegd


49.

4 ten uitvoer gelegd; 2 gepland


50.

4 ten uitvoer gelegd


51.

6 ten uitvoer gelegd


52.

10 ten uitvoer gelegd


Inclusief beleidslijnen en maatregelen in de industrie en de woon-, tertiaire en vervoersector.