Toelichting bij SEC(2006)284 - Advies van de Raad overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening 1466/97 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Duitsland, 2005-2009

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Achtergrond

Het stabiliteits- en groeipact, dat op 1 juli 1998 in werking is getreden, gaat uit van gezonde openbare financiën als middel ter versterking van de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een sterke en duurzame groei die bevorderlijk is voor de werkgelegenheidschepping. In 2005 is het pact voor de eerste maal gewijzigd. Het heeft weliswaar zijn nut bewezen bij het verankeren van begrotingsdiscipline, maar er werd een hervorming van het pact nodig geacht om de doeltreffendheid en de economische onderbouwing ervan te versterken en tevens de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te waarborgen.

In Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid i, die deel uitmaakt van het pact, is bepaald dat de lidstaten stabiliteits- of convergentieprogramma's en jaarlijkse actualiseringen daarvan aan de Raad en de Commissie moeten voorleggen (de lidstaten die de eenheidsmunt reeds hebben aangenomen, moeten (geactualiseerde) stabiliteitsprogramma's indienen en de lidstaten die de eenheidsmunt nog niet hebben aangenomen, moeten (geactualiseerde) convergentieprogramma's indienen). Het eerste stabiliteitsprogramma van Duitsland is in januari 1999 ingediend. Overeenkomstig de verordening bracht de Raad op basis van een aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité op 15 maart 1999 hierover advies uit. Geactualiseerde stabiliteits- en convergentieprogramma's worden volgens dezelfde procedure door de Commissie beoordeeld en door bovengenoemd Comité onderzocht, terwijl ook de Raad over de mogelijkheid beschikt deze programma's te evalueren.

In de programma's moeten de lidstaten aangeven wat hun middellangetermijndoelstelling voor de begrotingssituatie is, met welke beleidsmaatregelen zij deze doelstelling willen verwezenlijken en daaraan willen vasthouden, en welke economische veronderstellingen eraan ten grondslag liggen. Volgens het gewijzigde pact moet de middellangetermijndoelstelling voor individuele lidstaten worden gedifferentieerd teneinde rekening te houden met de economische en budgettaire heterogeniteit in de Unie, alsook met het begrotingsrisico voor de houdbaarheid van de openbare financiën. Andere elementen van de hervorming zijn dat moet worden gestreefd naar een meer symmetrische aanpak van het begrotingsbeleid gedurende de gehele cyclus door een sterkere begrotingsdiscipline in economisch goede tijden, terwijl 'grote structurele hervormingen' met een verifieerbare positieve invloed op de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn in aanmerking moeten worden genomen bij het toestaan van een tijdelijke afwijking van de middellangetermijndoelstelling of van het aanpassingstraject met het oog op het bereiken van deze doelstelling.

Rekening houdend met de najaarsprognoses 2005 van haar diensten, de gedragscode i, de algemeen aanvaarde methode voor de schatting van de potentiële productie en de conjunctuurgezuiverde saldi, alsmede met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die zijn vervat in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008, heeft de Commissie het onlangs ingediende geactualiseerde stabiliteitsprogramma van België onderzocht en, op basis van de onderstaande evaluatie, een aanbeveling voor een advies van de Raad aangenomen.

1.

Evaluatie


1. De recentste actualisering van het Duitse stabiliteitsprogramma werd op 22 februari 2006 door de Duitse regering goedgekeurd en bij de Raad en de Commissie ingediend. De in de gedragscode vastgelegde uiterste datum van 1 december werd hiermee met twaalf weken overschreden. Op 22 februari 2006 heeft de Duitse regering, die eind 2005 was aangetreden, de federale ontwerpbegroting 2006 vastgesteld en heeft zij met name ook het wetsontwerp aangenomen met het oog op de verhoging met ingang van 1 januari 2007 van het standaard BTW-tarief van 16% tot 19%. Het programma heeft betrekking op de periode 2005-2009. Het is grotendeels in overeenstemming met de in de nieuwe gedragscode vastgelegde modelstructuur voor stabiliteits- en convergentieprogramma's i.

2. Op 21 januari 2003 besloot de Raad dat er in Duitsland een buitensporig tekort bestond en werd het land op grond van artikel 104, lid 7, van het EG-Verdrag aanbevolen dit tekort uiterlijk in 2004 te corrigeren. In de mededeling van de Commissie aan de Raad van december 2004 met als titel 'Stand van zaken in Duitsland en Frankrijk wat hun verplichtingen onder de buitensporigtekortprocedure betreft na het arrest van het Hof van Justitie' werd geconcludeerd dat 2005 als relevante uiterste termijn voor de correctie moest worden beschouwd. In januari 2005 sloot de Raad zich aan bij het standpunt van de Commissie. Op 1 maart 2006 heeft de Commissie de Raad aanbevolen om Duitsland overeenkomstig artikel 104, lid 9, van het EG-Verdrag aan te manen maatregelen te treffen om het buitensporig tekort uiterlijk in 2007 te verhelpen. In zijn advies van 17 februari 2005 over het in december 2004 ingediende geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Duitsland voor de periode 2004-2008 achtte de Raad het wenselijk dat Duitsland het nodige deed om het buitensporige tekort in 2005 te corrigeren; in de jaren na 2005 budgettaire aanpassingen doorvoerde en de nodige structurele inspanningen leverde teneinde tegen het eind van de programmaperiode een begrotingssituatie tot stand te brengen die vrijwel in evenwicht is; en doorging met structurele hervormingen, met name in de gezondheidszorg, om de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn nog verder te verbeteren.

3. In de afgelopen tien jaar bedroeg de BBP-groei in Duitsland 1,4% per jaar, hetgeen meer dan een half procentpunt lager is dan het gemiddelde binnen de eurozone. Tijdens deze periode is het groeipotentieel gestaag afgenomen. De activiteit, die weliswaar door een krachtige uitvoer werd geschraagd, werd afgeremd door een zwakke binnenlandse vraag. Na een langdurige stagnatie tijdens de eerste jaren van het decennium trokken de vraag en de productie in 2004 aan, maar zwakten zij vervolgens opnieuw af. Omdat ook de werkgelegenheidsschepping zeer beperkt was, steeg het werkloosheidscijfer tot 9,5% van de beroepsbevolking. In 2005 kwam het overheidstekort voor het vierde opeenvolgende jaar hoger uit dan de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3% van het BBP. Sinds 2002 bedraagt de overheidsschuld, die in 1991 nog in de buurt van 40% van het BBP lag meer dan, de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60% van het BBP.

4. In het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, wordt ervan uitgegaan dat de reële BBP-groei zal aantrekken van 0,9% in 2005 tot 1,4% in 2006 en dat de binnenlandse vraag tegelijkertijd een dynamische ontwikkeling zal vertonen. Verwacht wordt dat de groei in 2007 tot 1% zal vertragen, maar zich nadien zal herstellen, waarbij in de periode 2005-2009 een gemiddeld groeipercentage van 1,5% zal worden gehaald. De potentiële groei zal naar verwachting enigszins versnellen in de laatste jaren van het programma en tegelijkertijd zou de output gap geleidelijk verkleinen maar nog steeds negatief blijven in het laatste jaar van het programma. Dit groeiprofiel wordt beïnvloed door de door de nieuwe coalitieregering uitgestippelde beleidsstrategie. Afgaande op de thans beschikbare informatie lijkt het referentiescenario voor 2006 aannemelijk. Voor de latere jaren lijkt het basisscenario evenwel aan de hoge kant. De in het programma vervatte inflatievooruitzichten lijken realistisch voor 2006, maar kunnen eveneens aan de hoge kant zijn voor de rest van de periode.

5. Volgens de door Eurostat verstrekte gegevens bedroeg het overheidstekort in Duitsland in 2005 3,3% van het BBP. Deze gegevens, waarvan de kwaliteit nog nader moet worden beoordeeld, zijn gebaseerd op een voorlopige kennisgeving van Duitsland overeenkomstig Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad, welke Duitsland op 24 februari 2006 bij de Commissie heeft ingediend. In de vorige actualisering van het stabiliteitsprogramma was voor 2005 een tekortdoelstelling van 2,9% van het BBP vastgesteld.

6. De belangrijkste doelstelling van de in het programma omschreven begrotingsstrategie op middellange termijn is de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te bewerkstelligen. Met het oog hierop wordt in het programma voorgesteld de begrotingsconsolidatie voort te zetten en tegelijkertijd de voorwaarden voor groei en werkgelegenheidsschepping te verbeteren. In het programma wordt ernaar gestreefd het buitensporig tekort uiterlijk in 2007 te verhelpen. In de actualisering wordt er met name van uitgegaan dat de nominale tekorten in 2006 en 2007 respectievelijk 3,3% en 2,5% van het BBP zullen bedragen. Verwacht wordt dat het tekort nadien met een half procentpunt van het BBP per jaar zal afnemen en in 2009 op 1,5% van het BBP zal uitkomen. De begrotingsaanpassing vindt zowel aan de ontvangsten- als aan de uitgavenzijde plaats. Vanaf 2006 worden verscheidene extra uitgavenmaatregelen getroffen ter bevordering van de groei. Zo wordt met name voorzien in meer middelen voor O&O, gunstiger afschrijvingsregels voor ondernemingen en investeringen in vervoersinfrastructuur. Hiertegenover staan beperkingen van de belastingvoordelen, zoals de afschaffing van de belastingsubsidie voor de eigen woning, die tot de consolidatie zullen bijdragen. Van bijzonder belang is dat het in de hand houden van de socialezekerheidsuitgaven in het programma als een cruciaal onderdeel van de consolidatiestrategie wordt beschouwd. De besparingen die daaruit voortvloeien, zullen gedeeltelijk worden aangewend voor de financiering van een verlaging van het percentage van de socialezekerheidsbijdragen in 2007. Verwacht wordt dat de daling van het aandeel van de socialezekerheidsbijdragen, die ook het gevolg is van de matige groei van de bijdragegrondslag, grotendeels wordt gecompenseerd door een verhoging van het BTW-tarief in 2007. Het aandeel van de overheidsinvesteringen in het BBP zal naar verwachting stabiel blijven. In vergelijking met de vorige actualisering is het aanpassingstraject grotendeels ongewijzigd gebleven; hoewel thans wordt aangenomen dat de tekortquote in elk programmajaar een half procentpunt (afgerond) hoger zal uitkomen, waarbij dit percentage voor 2006 nog meer zou bedragen.

7. De correctie van het buitensporig tekort in 2007 brengt volgens het programma in de periode 2006-2007 een cumulatieve verbetering met zich van het structureel saldo (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde saldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen) ten belope van meer dan één procentpunt van het BBP. Gedurende de programmaperiode zal het volgens de algemeen aanvaarde methode berekende structurele saldo met gemiddeld ongeveer 0,5% van het BBP verbeteren. In 2008 en 2009 zal deze verbetering evenwel enigszins lager uitvallen. Het programma houdt als middellangetermijndoelstelling voor de begrotingssituatie een sluitende structurele begroting aan, die overigens niet in de programmaperiode zal worden bereikt. Aangezien de vastgestelde middellangetermijndoelstelling ambitieuzer is dan de minimumbenchmark (geraamd op een tekort van circa 1,75% van het BBP), mag worden aangenomen dat de verwezenlijking ervan een veiligheidsmarge tegen het ontstaan van een buitensporig tekort zal bieden. De in het programma vervatte middellangetermijndoelstelling ligt binnen de marge die in het stabiliteits- en groeipact en in de gedragscode wordt aangegeven voor de lidstaten die tot de eurozone en tot ERM II behoren, en is enigszins ambitieuzer dan in het licht van de schuldquote en de gemiddelde potentiële productiegroei op lange termijn noodzakelijk is.

8. Wat 2006 betreft, lijken de risico's voor het begrotingsresultaat in evenwicht te zijn. Vanaf 2007 zou het begrotingsresultaat evenwel slechter kunnen uitvallen dan in het programma wordt voorspeld. De in het verleden opgedane ervaring heeft geleerd dat de beperking van de sociale uitgaven, die in het programma niet grondig wordt omschreven maar die wel wordt verondersteld een cruciale bijdrage te leveren tot de begrotingsaanpassing, staat of valt met de strikte uitvoering van de plannen. In vergelijking met vorige programma's zijn de socialezekerheidsuitgaven een van de belangrijkste oorzaken van de overschrijding van de begrotingsdoelstellingen. De begrotingsdoelstellingen komen in het gedrang indien de voorgenomen vrijstelling van socialezekerheidsbijdragen volledig wordt doorgevoerd zonder dat de overeenkomstige uitgavendoelstellingen worden gehaald. Voorts zou een tegenvallende groei tot tegenvallende ontvangsten kunnen leiden, waarbij het moeilijk zou kunnen blijken deze tegenvaller door een verdere uitgavenvermindering te compenseren teneinde het voorgenomen traject van de tekortquote te behouden. Daarnaast worden in het programma voor 2008 hervormingen aangekondigd van de vennootschapsbelasting en van het verzekeringsstelsel van de gezondheidszorg en de langdurige zorg. Deze hervormingen hebben weliswaar potentieel positieve gevolgen voor de economie en de begroting, maar kunnen het tekort op korte termijn negatief beïnvloeden.

9. In het licht van deze risicobeoordeling lijkt de in het programma geschetste begrotingsstrategie in overeenstemming te zijn met een correctie van het buitensporig tekort tegen 2007. De begrotingsstrategie lijkt evenwel pas in het voorlaatste jaar van de programmaperiode een veiligheidsmarge te verschaffen die ruim genoeg is om te voorkomen dat het tekort bij normale macro-economische fluctuaties de referentiewaarde van 3% van het BBP overschrijdt. In de jaren na de correctie van het buitensporig tekort is het uit het programma blijkende tempo van de aanpassing in de richting van de middellangetermijndoelstelling van het programma grotendeels in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact, dat voorschrijft dat de lidstaten die tot de eurozone en ERM II behoren, een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo moeten nastreven met 0,5% van het BBP als benchmark, en dat in goede economische tijden een grotere aanpassing moet worden bewerkstelligd, terwijl in slechte economische tijden een minder zware inspanning toelaatbaar is.

10. De schuldquote wordt voor 2005 op 67,5% van het BBP geraamd en is daarmee hoger dan de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 60% van het BBP. Volgens het programma zal de schuldquote stijgen tot een afgerond cijfer van 69% van het BBP in 2006 en vervolgens dalen tot 67% van het BBP aan het einde van de programmaperiode. Gezien de bovenbeschreven risico's die aan de begrotingsdoelstellingen verbonden zijn, kan de schuldquote evenwel een minder gunstige ontwikkeling te zien geven dan in het programma wordt voorspeld. Gezien deze risicobeoordeling is het mogelijk dat de schuldquote in onvoldoende mate afneemt in de richting van de referentiewaarde.

11. Wat de houdbaarheid van de openbare financiën betreft, lijkt Duitsland een middelgroot risico te lopen gezien de verwachte budgettaire lasten van de vergrijzing i. De in de voorbije jaren doorgevoerde structurele hervormingen, en met name de hervorming van het pensioenstelsel, hebben ertoe bijgedragen dat de stijgingen van de overheidsuitgaven in de toekomst beperkter zullen uitvallen. Voorts wordt in het programma melding gemaakt van het plan om de wettelijke pensioenleeftijd tijdens de periode 2012-2029 stapsgewijs met twee jaar te verhogen tot 67 jaar. Het is ook de bedoeling om het voor de pensioenberekening gehanteerde algoritme aan te passen teneinde de uitgaven mettertijd te verlagen; er is evenwel nog geen uitvoeringsplan gespecificeerd. De aangekondigde structurele hervormingen van de stelsels van de gezondheidszorg en de langdurige zorg zijn nog niet nauwkeurig omschreven. Gelet op het feit dat het huidige niveau van de bruto overheidsschuld de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 60% van het BBP overschrijdt en gezien het huidige hoge structurele overheidstekort dient tijdens de programmaperiode een forse en rigoureus vol te houden budgettaire consolidatie-inspanning te worden geleverd om de risico's voor de houdbaarheid op lange termijn te beperken.

12. De voorgenomen maatregelen op het gebied van de openbare financiën zijn grotendeels in overeenstemming met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008 zijn opgenomen. Zo is Duitsland met name voornemens een aantal structurele hervormingen door te voeren met het oog op een verbetering van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op middellange à lange termijn. Indien de uitgavenbeperking in de socialezekerheidsstelsels volgens plan wordt uitgevoerd mag worden aangenomen dat de samenstelling van de overheidsuitgaven overeenkomstig de strategie van Lissabon naar groeibevorderende uitgavencategorieën wordt omgebogen.

13. In het nationale hervormingsprogramma van Duitsland, dat op 7 december 2005 in het kader van de hernieuwde strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid is ingediend, worden zes belangrijke uitdagingen genoemd: de kennismaatschappij; marktwerking en concurrentiekracht; ondernemingsklimaat; de houdbaarheid van de overheidsfinanciën (met inbegrip van duurzame groei en sociale zekerheid); ecologische innovatie; en de aanpassing van de arbeidsmarkt. Algemeen genomen sluiten de in het stabiliteitsprogramma vervatte maatregelen op het gebied van de openbare financiën aan bij de in het kader van het nationale hervormingsprogramma voorgenomen acties. De budgettaire gevolgen van de in het nationale hervormingsprogramma omschreven acties komen grotendeels tot uiting in de budgettaire prognoses van het stabiliteitsprogramma. Benevens de inhoud van het nationale hervormingsprogramma bevat het stabiliteitsprogramma de vermelding dat eventuele sancties die uit het stabiliteits- en groeipact voortvloeien in het kader van de hervorming van het federale stelsel volgens een verdeelsleutel over de overheidsniveaus zouden worden gespreid. Dit beginsel zou in de Duitse grondwet worden opgenomen.

In het licht van de bovenstaande evaluatie is het verheugend dat de regering prioriteit verleent aan de in het programma geschetste begrotingsconsolidatie. De verwezenlijking van de begrotingsdoelstellingen en de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn zijn evenwel aan risico's onderhevig. Mede gezien de aanbeveling van de Commissie van 1 maart 2006 voor een beschikking van de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 9, zou het aangewezen zijn dat Duitsland:

- in 2006 en 2007 de voorgenomen cumulatieve structurele aanpassing van ten minste één procentpunt tot stand brengt om het overheidstekort zo snel mogelijk en uiterlijk in 2007 op een geloofwaardige en duurzame wijze tot minder dan 3% van het BBP terug te dringen;

- spoedig de middellangetermijndoelstelling bereikt door na de correctie van het buitensporig tekort het structureel tekort met ten minste een half procentpunt per jaar te verminderen, met name door een strikte tenuitvoerlegging van de voorgenomen uitgavenbeperking teneinde de voorgenomen verlaging van de socialezekerheidsbijdragen te kunnen bewerkstelligen, en door erop toe te zien dat de begrotingsconsolidatie niet in het gedrang wordt gebracht door de aangekondigde hervorming van de vennootschapsbelasting;

- de plannen ten uitvoer legt met oog op de versterking van de nationale begrotingsinstellingen opdat de begrotingsdoelstellingen op alle overheidsniveaus worden bereikt.

2.

Aanbeveling voor een


ADVIES VAN DE RAAD

overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Duitsland, 2005-2009

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid i, en met name op artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

14. Op [14 maart 2006] heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Duitsland behandeld.

15. In de afgelopen tien jaar bedroeg de BBP-groei 1,4% per jaar, hetgeen meer dan een half procentpunt lager is dan het gemiddelde binnen de eurozone. Tijdens deze periode is het groeipotentieel gestaag afgenomen. De activiteit, die weliswaar door een krachtige uitvoer werd geschraagd, werd afgeremd door een zwakke binnenlandse vraag. Na een langdurige stagnatie tijdens de eerste jaren van het decennium was er in 2000 en wederom in 2004 sprake van een kortstondige opflakkering van de vraag en het reële BBP, maar nadien zwakten deze opnieuw af. Omdat ook de werkgelegenheidsschepping zeer beperkt was, steeg het werkloosheidscijfer tot 9,5% van de beroepsbevolking. In 2005 kwam het overheidstekort voor het vierde opeenvolgende jaar hoger uit dan de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3% van het BBP. Sinds 2002 bedraagt de overheidsschuld, die in 1991 nog in de buurt van 40% van het BBP lag, meer dan de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60% van het BBP.

16. Op 21 januari 2003 besloot de Raad dat er in Duitsland een buitensporig tekort bestond en werd het land op grond van artikel 104, lid 7, van het EG-Verdrag aanbevolen dit tekort uiterlijk in 2004 te corrigeren. In de mededeling van de Commissie aan de Raad van december 2004 met als titel 'Stand van zaken in Duitsland en Frankrijk wat hun verplichtingen onder de buitensporigtekortprocedure betreft na het arrest van het Hof van Justitie' werd geconcludeerd dat 2005 als relevante uiterste termijn voor de correctie moest worden beschouwd. In januari 2005 sloot de Raad zich aan bij het standpunt van de Commissie. Op [14 maart 2006] heeft de Raad Duitsland overeenkomstig artikel 104, lid 9, van het EG-Verdrag aangemaand maatregelen te treffen om de buitensporigtekortsituatie uiterlijk in 2007 te verhelpen. In zijn advies van 17 februari 2005 over het in december 2004 ingediende geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Duitsland voor de periode 2004-2008 achtte de Raad het wenselijk dat Duitsland het nodige deed om het buitensporige tekort in 2005 te corrigeren; in de jaren na 2005 budgettaire aanpassingen doorvoerde en de nodige structurele inspanningen leverde teneinde tegen het eind van de programmaperiode een begrotingssituatie tot stand te brengen die vrijwel in evenwicht is; en doorging met structurele hervormingen, met name in de gezondheidszorg, om de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn nog verder te verbeteren.

17. Volgens de door Eurostat verstrekte gegevens bedroeg het overheidstekort in Duitsland in 2005 3,3% van het BBP. Deze gegevens, waarvan de kwaliteit nog nader moet worden beoordeeld, zijn gebaseerd op een voorlopige kennisgeving van Duitsland overeenkomstig Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad, welke Duitsland op 24 februari 2006 bij de Commissie heeft ingediend. In de vorige actualisering van het stabiliteitsprogramma was voor 2005 een tekortdoelstelling van 2,9% van het BBP vastgesteld.

18. De actualisering van het Duitse stabiliteitsprogramma werd op 22 februari 2006 ingediend. Het programma heeft betrekking op de periode 2005-2009. Het is grotendeels in overeenstemming met de in de nieuwe gedragscode vastgelegde modelstructuur voor stabiliteits- en convergentieprogramma's i.

19. In het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, wordt ervan uitgegaan dat de reële BBP-groei zal aantrekken van 0,9% in 2005 tot 1,4% in 2006 en dat de binnenlandse vraag tegelijkertijd een dynamischer ontwikkeling zal vertonen. Verwacht wordt dat de groei in 2007 tot 1% zal vertragen, maar zich nadien zal herstellen, waarbij in de periode 2005-2009 een gemiddeld groeipercentage van 1,5% zal worden gehaald. Dit groeiprofiel wordt beïnvloed door de door de nieuwe regeringscoalitie uitgestippelde beleidsstrategie. Afgaande op de thans beschikbare informatie lijkt het referentiescenario voor 2006 aannemelijk. Voor de latere jaren lijkt het basisscenario evenwel aan de hoge kant. De in het programma vervatte inflatievooruitzichten lijken realistisch voor 2006, maar kunnen aan de hoge kant zijn voor de rest van de periode.

20. De belangrijkste doelstelling van de in het programma omschreven begrotingsstrategie op middellange termijn is de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te bewerkstelligen. Met het oog hierop wordt in het programma voorgesteld de begrotingsconsolidatie voort te zetten en tegelijkertijd de voorwaarden voor groei en werkgelegenheidsschepping te verbeteren. In het programma wordt ernaar gestreefd het buitensporig tekort uiterlijk in 2007 te verhelpen. In de actualisering wordt er met name van uitgegaan dat de nominale tekorten in 2006 en 2007 respectievelijk 3,3% en 2,5% van het BBP zullen bedragen. Verwacht wordt dat het tekort nadien met een half procentpunt van het BBP per jaar zal afnemen en in 2009 op 1,5% van het BBP zal uitkomen. De begrotingsaanpassing vindt zowel aan de ontvangsten- als aan de uitgavenzijde plaats. Het in de hand houden van de socialezekerheidsuitgaven wordt in het programma als de hoeksteen van de consolidatiestrategie beschouwd. Wat de ontvangsten betreft, wordt de stijging van het aandeel van de belastingen grotendeels tenietgedaan door een daling van het aandeel van de socialezekerheidsbijdragen. Het aandeel van de overheidsinvesteringen in het BBP blijft naar verwachting stabiel. In vergelijking met de vorige actualisering van het stabiliteitsprogramma is het aanpassingstraject grotendeels ongewijzigd gebleven, hoewel wordt aangenomen dat de tekortquote in elk programmajaar een half procentpunt (afgerond) hoger zal liggen dan in de vorige actualisering werd voorspeld, waarbij dit percentage voor 2006 nog meer zou bedragen.

21. De correctie van het buitensporig tekort in 2007 brengt volgens het programma in de periode 2005-2007 een cumulatieve verbetering met zich van het structureel saldo (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde saldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen) ten belope van meer dan één procentpunt. Gedurende de programmaperiode zal het volgens de algemeen aanvaarde methode berekende structurele saldo met gemiddeld ongeveer 0,5% van het BBP per jaar verbeteren. In 2008 en 2009 zal deze verbetering evenwel enigszins lager uitvallen. Het programma houdt als middellangetermijndoelstelling voor de begrotingssituatie een sluitende structurele begroting aan, die overigens niet in de programmaperiode zal worden bereikt. Aangezien de vastgestelde middellangetermijndoelstelling ambitieuzer is dan de minimumbenchmark (geraamd op een tekort van circa 1,75% van het BBP), mag worden aangenomen dat de verwezenlijking ervan een veiligheidsmarge tegen het ontstaan van een buitensporig tekort zal bieden. De in het programma vervatte middellangetermijndoelstelling ligt binnen de marge die in het stabiliteits- en groeipact en in de gedragscode wordt aangegeven voor de lidstaten die tot de eurozone en tot ERM II behoren, en is enigszins ambitieuzer dan in het licht van de schuldquote en de gemiddelde potentiële productiegroei op lange termijn noodzakelijk is.

22. Wat 2006 betreft, lijken de risico's voor het begrotingsresultaat in evenwicht te zijn. Vanaf 2007 zou het begrotingsresultaat evenwel slechter kunnen uitvallen dan in het programma wordt voorspeld. De in het verleden opgedane ervaring heeft geleerd dat de beperking van de sociale uitgaven, die in het programma niet grondig wordt omschreven maar die wel wordt verondersteld een cruciaal belang te leveren tot de begrotingsaanpassing, staat of valt met de strikte uitvoering van de plannen. In vergelijking met vorige programma's zijn de socialezekerheidsuitgaven een van de belangrijkste oorzaken van de overschrijding van de begrotingsdoelstellingen. De begrotingsdoelstellingen komen in het gedrang indien de voorgenomen vrijstelling van socialezekerheidsbijdragen volledig wordt doorgevoerd zonder dat de overeenkomstige uitgavendoelstellingen worden gehaald. Voorts zou een tegenvallende groei tot tegenvallende ontvangsten kunnen leiden waarbij het moeilijk zou kunnen blijken deze tegenvaller door een verdere uitgavenvermindering te compenseren teneinde het voorgenomen traject van de tekortquote te behouden. Daarnaast worden in het programma voor 2008 hervormingen aangekondigd van de vennootschapsbelasting en van het verzekeringsstelsel van de gezondheidszorg en de langdurige zorg. Deze hervormingen hebben weliswaar potentieel positieve gevolgen voor de economie en de begroting, maar kunnen het tekort op korte termijn negatief beïnvloeden.

23. In het licht van deze risicobeoordeling lijkt de in het programma geschetste begrotingsstrategie in overeenstemming te zijn met een correctie van het buitensporig tekort tegen 2007. De begrotingsstrategie lijkt evenwel pas in het voorlaatste jaar van de programmaperiode een veiligheidsmarge te verschaffen die ruim genoeg is om te voorkomen dat het tekort bij normale macro-economische fluctuaties de referentiewaarde van 3% van het BBP overschrijdt. In de jaren na de correctie van het buitensporig tekort is het uit het programma blijkende tempo van de aanpassing in de richting van de middellangetermijndoelstelling van het programma grotendeels in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact, dat voorschrijft dat de lidstaten die tot de eurozone en ERM II behoren, een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo moeten nastreven met 0,5% van het BBP als benchmark, en dat in goede economische tijden een grotere aanpassing moet worden bewerkstelligd, terwijl in slechte economische tijden een minder zware inspanning toelaatbaar is.

24. De schuldquote wordt voor 2005 op 67,5% van het BBP geraamd en is daarmee hoger dan de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 60% van het BBP. Volgens het programma zal de schuldquote stijgen tot een afgerond cijfer van 69% van het BBP in 2006 en vervolgens dalen tot 67% van het BBP aan het einde van de programmaperiode. Gezien de bovenbeschreven risico's die aan de begrotingsdoelstellingen verbonden zijn, kan de schuldquote evenwel een minder gunstige ontwikkeling te zien geven dan in het programma wordt voorspeld. Gezien deze risicobeoordeling is het mogelijk dat de schuldquote in onvoldoende mate afneemt in de richting van de referentiewaarde.

25. Wat de houdbaarheid van de openbare financiën betreft, lijkt Duitsland een middelgroot risico te lopen gezien de verwachte budgettaire lasten van de vergrijzing i. De in de voorbije jaren doorgevoerde structurele hervormingen, en met name de hervorming van het pensioenstelsel, hebben ertoe bijgedragen dat de stijgingen van de overheidsuitgaven in de toekomst beperkter zullen uitvallen. Gelet op het feit dat het huidige niveau van de bruto overheidsschuld de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 60% van het BBP overschrijdt en gezien het huidige hoge structurele overheidstekort dient tijdens de programmaperiode een forse en rigoureus vol te houden budgettaire consolidatie-inspanning te worden geleverd om de risico's voor de houdbaarheid op lange termijn te beperken.

26. De voorgenomen maatregelen op het gebied van de openbare financiën zijn grotendeels in overeenstemming met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008 zijn opgenomen. Zo is Duitsland met name voornemens een aantal structurele hervormingen door te voeren met het oog op een verbetering van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op middellange à lange termijn. Indien de voorgenomen uitgavenbeperking in de socialezekerheidsstelsels volgens plan wordt uitgevoerd, mag worden aangenomen dat de samenstelling van de overheidsuitgaven overeenkomstig de strategie van Lissabon naar groeibevorderende uitgavencategorieën wordt omgebogen.

27. In het nationale hervormingsprogramma van Duitsland, dat op 7 december 2005 in het kader van de hernieuwde strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid is ingediend, worden zes belangrijke uitdagingen genoemd: de kennismaatschappij; marktwerking en concurrentiekracht; ondernemingsklimaat; de houdbaarheid van de overheidsfinanciën (met inbegrip van duurzame groei en sociale zekerheid); ecologische innovatie; en de aanpassing van de arbeidsmarkt. Algemeen genomen sluiten de in het stabiliteitsprogramma vervatte maatregelen op het gebied van de openbare financiën aan bij de in het kader van het nationale hervormingsprogramma voorgenomen acties. De budgettaire gevolgen van de in het nationale hervormingsprogramma omschreven acties komen grotendeels tot uiting in de budgettaire prognoses van het stabiliteitsprogramma. Benevens de inhoud van het nationale hervormingsprogramma bevat het stabiliteitsprogramma de vermelding dat eventuele sancties die uit het stabiliteits- en groeipact voortvloeien, in het kader van de hervorming van het federale stelsel volgens een verdeelsleutel over de overheidsniveaus zouden worden gespreid. Dit beginsel zou in de Duitse grondwet worden opgenomen.

In het licht van de bovenstaande evaluatie neemt de Raad met instemming kennis van het feit dat de regering prioriteit verleent aan de in het programma geschetste begrotingsconsolidatie, maar wijst hij erop dat de verwezenlijking van de begrotingsdoelstellingen en de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn aan risico's onderhevig zijn. Mede gezien de beschikking van de Raad van [14 maart] overeenkomstig artikel 104, lid 9, van het EG-Verdrag acht de Raad het aangewezen dat Duitsland:

- in 2006 en 2007 de voorgenomen cumulatieve structurele aanpassing van ten minste één procentpunt tot stand brengt om het overheidstekort zo snel mogelijk en uiterlijk in 2007 op een geloofwaardige en duurzame wijze tot minder dan 3% van het BBP terug te dringen;

- spoedig de budgettaire middellangetermijndoelstelling bereikt door na de correctie van het buitensporig tekort het structureel tekort met ten minste een half procentpunt te verminderen, met name door een strikte tenuitvoerlegging van de voorgenomen uitgavenbeperking teneinde de voorgenomen verlaging van de socialezekerheidsbijdragen te kunnen bewerkstelligen, en door erop toe te zien dat de begrotingsconsolidatie niet in het gedrang wordt gebracht door de aangekondigde hervorming van de vennootschapsbelasting;

- de plannen ten uitvoer legt met oog op de versterking van de nationale begrotingsinstellingen opdat de begrotingsdoelstellingen op alle overheidsniveaus worden bereikt.

3.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses




Reëel BBP (Verandering in %) SP feb 1, 0, 1, 1, 1,

4.

COM nov 1, 0, 1, 1, -- --


SP dec 1, 1, 1, --

HICP-inflatie (%) SP feb -- -- -- -- -- --

5.

COM nov 1, 2, 1, 1, -- --


SP dec -- -- -- -- -- --

Output gap (% van het potentiële BBP) SP feb -0, -0, -0, -1, -0, -0,

6.

COM nov -0, -0, -0, -0, -- --


SP dec -1, -0, -0, -0, -0, --

Overheidssaldo (% van het BBP) SP feb -3, -3, -3, -2, - -1,

7.

COM nov -3, -3, -3, -3, -- --


SP dec -3, -2, -2, - -1, --

Primair saldo (% van het BBP) SP feb -0, -0, -0, 0, 1, 1,

8.

COM nov -0, -0, -0, -0, -- --


SP dec -0, 0, 1, --

Conjunctuurgezuiverd saldo (% van het BBP) SP feb -3, -2, -2, -1, -1, -1,

9.

COM nov -3, -3, -3, -3, -- --


SP dec -3, -2, -1, -1, -1, --

Structureel saldo2 (% van het BBP) SP feb -3, -3, -2, -1, -1, -1,

10.

COM nov -3, -3, -3, -3, -- --


SP dec --. -- -- -- -- --

Bruto overheidsschuld (% van het BBP) SP feb 65, 67, 68,

11.

COM nov 66, 68, 70, 71, -- --


SP dec 65, 65, --

Noten: 1 Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van de in het programma voorkomende informatie. 2 Conjunctuurgezuiverd saldo (zoals in voorgaande rijen), ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen. 3 Eenmalige en andere tijdelijke maatregelen uit het programma (0,1% van het BBP in 2005). 4 Eenmalige en andere tijdelijke maatregelen uit de najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie. 5 Gebaseerd op een geraamde potentiële groei van 1,1% in 2004, 1,1% in 2005, 1,1% in 2006 en 1,2% in 2007. 6 Volgens de eerste ramingen bedroeg de groei in 2005 0,9%. In de tussentijdse prognoses van de diensten van de Commissie van 21 februari 2006 wordt voor 2006 een groei van 1,5% voorspeld. 7 De schuldquote werd berekend op basis van de BBP-reeksen volgens de oude methode voor de toewijzing van indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI) aan gebruikers. De gegevens zijn dus niet geheel vergelijkbaar. Bronnen: Stabiliteitsprogramma (SP); najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie (COM) op basis ongewijzigd beleid vóór het aantreden van de nieuwe regering in november 2005; berekeningen van de diensten van de Commissie.
gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz.

1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, kunnen worden geraadpleegd op de volgende website:

europa.eu.int/comm/economy_finance/about
in慺敫搠⁥極癴敯楲杮瘠湡栠瑥猠慴楢楬整瑩⵳攠牧敯灩捡⁴湥爠捩瑨湳敯敲湩慺敫搠⁥潶浲攠敤椠桮畯⁤慶瑳扡汩瑩楥獴‭湥挠湯敶杲湥楴灥潲牧浡慭猧‬潤牯搠⁥慒摡⠠捅景湩 灯ㄠ‱歯潴敢⁲〲㔰戠步慲档楴摧മं潚污⁳湩搠⁥潶牯慧湡敤樠牡湥爠敥獤栠瑥朠癥污眠獡‬楺湪椠敤愠瑣慵楬敳楲杮愠汬敥晡敧潲摮⁥敧敧敶獮攠潳獭瀠牥潩敤敧業摤汥敤潶牯搠⁥慬瑡瑳⁥慪敲慶敤瀠潲牧浡慭数楲摯⁥灯敧潮zake de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact en richtsnoeren inzake de vorm en de inhoud van stabiliteits- en convergentieprogramma's, door de Raad (Ecofin) op 11 oktober 2005 bekrachtigd.

(europa.eu.int/comm/economy_finance/about).
gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1055/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz.

1). Alle documenten waarnaar in deze tekst wordt verwezen, kunnen worden geraadpleegd op de volgende website:

europa.eu.int/comm/economy_finance/about

(europa.eu.int/comm/economy_finance/about).