Toelichting bij COM(2010)550 - Voorwaarden voor toegang tot de publiek gereguleerde dienst die wordt aangeboden door het Galileo-systeem voor navigatie per satelliet

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008[1] legt de voorwaarden vast voor de voortzetting van de twee Europese programma's voor navigatie per satelliet, Galileo en Egnos. In de bijlage bij de verordening worden de specifieke doelstellingen van de programma's omschreven. Er wordt in bepaald dat het door het Galileo-programma ingevoerde systeem vijf diensten zal aanbieden, waaronder een 'overheidsdienst', de zogenaamde 'Public Regulated Service' (hierna 'PRS' genoemd), die gereserveerd is voor gebruikers die daarvoor de toestemming hebben van de overheid, voor gevoelige toepassingen die een grote dienstcontinuïteit vereisen. In de bijlage wordt gepreciseerd dat de PRS gebruikmaakt van sterke, gecodeerde signalen.

De PRS is een dienst die niet voor het grote publiek toegankelijk zal zijn en die uitsluitend is voorbehouden aan de Raad, de Commissie, de lidstaten, eventueel de agentschappen van de Europese Unie, derde staten en internationale organisaties die daarvoor de toestemming hebben. Het gebruik ervan moet aan toezicht worden onderworpen om redenen van veiligheid en beveiliging, in tegenstelling tot wat geldt voor de andere, niet-beveiligde diensten die door de twee Europese GNSS-systemen worden aangeboden. Het is dus noodzakelijk dat de gebruikers aan toezicht worden onderworpen door middel van o.a. de invoering van een vergunningsprocedure, het gebruik van encryptiesleutels, goedkeuring van de ontvangers enz. Bovendien betreft het een dienst waarvan bepaalde toepassingen politiek en strategisch zeer gevoelig kunnen liggen. De gezamenlijke kenmerken van de PRS nopen tot een precieze omschrijving, in een wettekst, van de voorwaarden voor toegang tot de PRS.

Overigens heeft de Raad Vervoer, nog vóór de vaststelling van Verordening (EG) nr. 683/2008, in de conclusies van zijn bijeenkomst van 12 oktober 2006 aan de Commissie verzocht haar werkzaamheden ter uitwerking van het beleid betreffende toegang tot de PRS actief voort te zetten, met name om de voorwaarden te kunnen omschrijven waaronder de lidstaten hun gebruikersgroepen organiseren en beheren, op basis van de reeds afgeronde voorbereidende werkzaamheden, en haar voorstellen tijdig in te dienen opdat de Raad hierover beraadslaagt en deze goedkeurt. In dezelfde conclusies heeft de Raad Vervoer eraan herinnerd dat het gebruik door de lidstaten van de PRS facultatief is en dat de totale exploitatiekosten voor deze dienst door de gebruikers op niet-commerciële basis wordt gedragen.

Gegeven de termijnen voor de invoering van de verschillende controlemechanismen en gezien het feit dat het tijdschema voor de verrichting van de eerste diensten thans bekend is, is het niet alleen opportuun maar ook dringend dat de voorwaarden voor toegang tot de PRS in een wettekst worden omschreven.

1.

Raadpleging van belanghebbenden en effectbeoordeling



Ofschoon de ontwerptekst formeel geen voorwerp van een effectbeoordeling is geweest, is hij niettemin het resultaat van grondig voorbereidend werk waarbij de verschillende belanghebbenden voor de PRS, met name de lidstaten die de voornaamste gebruikers van deze dienst zullen zijn, nauw zijn betrokken.

A. OMSCHRIJVING VAN HET PROBLEEM

Ter voorkoming van verwarring moet eerst een semantisch onderscheid worden gemaakt tussen, enerzijds, de primaire gebruikers van de PRS, te weten de lidstaten, de Raad en de Commissie, alsmede eventueel de agentschappen van de Europese Unie, derde staten en internationale organisaties, en, anderzijds, de secundaire gebruikers van de PRS, te weten de natuurlijke en de rechtspersonen die van de primaire gebruikers van de PRS toestemming voor het houden of gebruiken van een PRS-ontvanger hebben gekregen.

Voorts zijn de belanghebbenden bij voorwaarden voor toegang tot de PRS de volgende:

- de Commissie, die krachtens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 683/2008 alle vragen over de beveiliging van de systemen behandelt;

- de Raad, die met name verantwoordelijk is voor de implementatie van Gemeenschappelijk optreden 2004/552/GBVB[2];

- de lidstaten, die de voornaamste primaire gebruikers van de PRS moeten zijn en die adressaat zijn van het besluit waarop het onderhavige voorstel betrekking heeft;

- het krachtens Verordening (EG) nr. xxx/2010 opgerichte Europees GNSS-Agentschap, dat krachtens artikel 16 van Verordening (EG) nr. 683/2008 en overeenkomstig de door de Commissie uitgevaardigde richtsnoeren enerzijds de veiligheidsaccreditatie van Europese systemen voor satellietnavigatie verzorgt en anderzijds het Galileo-beveiligingscentrum exploiteert. Dit beveiligingscentrum is met name het enige aanspreekpunt van de Raad voor de uitvoering, ten opzichte van alle gebruikers van de uit hoofde van het Gemeenschappelijk optreden 2004/552/GBVB gegeven instructies;

- de ondernemingen die PRS-ontvangers ontwerpen of vervaardigen, en moeten voldoen aan de accreditatievoorschriften die zijn geformuleerd door de binnen het Europees GNSS-Agentschap ingestelde Autoriteit voor veiligheidsaccreditatie.

De met het gebruik van de PRS verband houdende veiligheidseisen betreffen rechtstreeks de veiligheid van de Unie en haar lidstaten. Zij zijn dientengevolge van strategisch belang en raken ook aan het externe beleid van de Unie. Zij nopen tot invoering van een kader voor controle van de secundaire gebruikers, het wezenlijke voorwerp van het onderhavige voorstel.

Dit kader omvat zowel technische middelen, zoals bijvoorbeeld de toestemming via encryptiesleutels, als institutionele middelen, zoals bijvoorbeeld procedures voor veiligheidsaccreditatie of procedures die verband houden met Gemeenschappelijk optreden 2004/552/GBVB in crisissituaties. Voor het kader moet er rekening mee worden gehouden dat de secundaire gebruikers van de PRS mogelijk zeer verschillend zijn en dat zij, afhankelijk van het betrokken secundaire gebruik, verschillende behoeften kunnen hebben, of dat er aan hun betrouwbaarheid uiteenlopende eisen kunnen worden gesteld

Het is van belang dat het kader voor controle nog vóór de voor 2014 geplande aanvang van de eerste exploitatiefase wordt ingevoerd. Dit moet gedurende die gehele fase in stand blijven, dat wil zeggen gedurende meerdere decennia, en moet het vooral mogelijk maken:

- dat op een crisissituatie wordt geanticipeerd; wat permanente en geïnstitutionaliseerde betrekkingen, met inbegrip van een adequate besluitvormingsprocedure, tussen de verschillende publieke en private actoren impliceert;

- dat de voorwaarden voor het gebruik van PRS-ontvangers nauwkeurig worden aangegeven, met name dankzij een efficiënt beheer van de secundaire gebruikers;

- dat toezicht wordt gehouden op de werkzaamheden van met de bouw van PRS-ontvangers belaste ondernemingen, met name door bindende fabricagevoorschriften.

Om deze doelstellingen te bereiken moeten met name de respectieve bevoegdheden van de Raad, de Commissie, de lidstaten en alle andere publieke of private actoren worden gepreciseerd en geformaliseerd. Tevens moeten de voorwaarden voor het eventuele gebruik van de PRS door internationale organisaties of derde staten, en voor de uitvoer van PRS-apparatuur worden omschreven. Het beheer van verschillende gebruikersgroepen lijkt eveneens een wezenlijk onderdeel van het in te voeren kader, om met name de negatieve gevolgen van het eventuele wanpresteren van een van deze groepen zoveel mogelijk te beperken. Ten slotte is cruciaal dat de accreditatie- en vervaardigingsvoorschriften voor bouwers van PRS-ontvangers worden omschreven, en te waarborgen dat de Europese Unie in dit verband toezicht houdt. De bouwers moeten niet alleen zwaar beveiligde ontvangers kunnen vervaardigen, maar ook mechanismen kunnen uitdenken die de duplicatie ervan in geval van verlies of diefstal beletten.

B. GEKOZEN BENADERING EN ALTERNATIEVE OPLOSSINGEN

De verschillende vragen die verband houden met de voorwaarden voor toegang tot de PRS zijn onderwerp van diepgaande discussie geweest binnen de krachtens artikel 7 van Verordening (EG) nr. 876/2002[3] van de Raad ingestelde Beveiligingsraad, de zogenaamde 'GSB', die krachtens artikel 23 van Verordening (EG) nr. 683/3008 is komen te vervallen. De GSB was in het leven geroepen om beveiligingsvraagstukken met betrekking tot het Galileo-systeem te behandelen, en was samengesteld uit één vertegenwoordiger per lidstaat van de Europese Unie en één vertegenwoordiger van de Commissie. In feite groepeerde deze raad de weinige deskundigen die binnen de Europese Unie de nodige competenties bezitten om de beveiliging en de veiligheid van zo complexe systemen als Galileo te waarborgen. Hij is vervangen door een groep deskundigen van de Commissie[4].

In het kader van de GSB zijn in 2006 en 2007 vier 'PRS-studiebijeenkomsten' gehouden, waarbij telkens zo'n zestig deskundigen uit de lidstaten bijeenkwamen. De tot vergaand in detail gevoerde discusiies hadden betrekking op alle beveiligingsproblemen die met het gebruik van de PRS verband houden, met name de technische kwesties en eigenschappen, de in te voeren institutionele mechanismen, het tijdschema voor de desbetreffende invoering, de omvang van het gebruik van de PRS enz.

Uit deze reeks studiebijeenkomsten is een consensus tussen de deelnemers naar voren gekomen over de noodzaak tot snelle invoering van een passend regelgevingskader, over de algemene beginselen voor de voorwaarden voor toegang tot de PRS, de beveiligingsvoorschriften waaraan op technisch gebied moet worden voldaan en de verschillende fasen van de invoering ervan. De resultaten van deze werkzaamheden zijn in de ontwerp-tekst overgenomen. Hierin zijn die resultaten naar een juridische vorm vertaald en aangepast aan het nieuwe schema voor het beheer van de Europese programma's voor navigatie per satelliet dat bij verordening (EG) nr. 683/2008 is ingevoerd.

De voornaamste elementen van het voorstel worden in punt 3 hieronder weergegeven. Zij zijn gebaseerd op de door alle lidstaten gedeelde overtuiging dat de voorwaarden voor toegang tot de PRS de minimumnormen voor beveiliging en de toestemmingsprocedures die gemeenschappelijk zijn voor alle lidstaten, moeten eerbiedigen opdat een hoge mate van beveiliging wordt gewaarborgd. Er zij opgemerkt dat de tekst niet de vraag aansnijdt naar de aard van het gebruik van de PRS, die ter soevereine beoordeling aan elke lidstaat wordt overgelaten, maar gemeenschappelijke criteria omschrijft aan de hand waarvande primaire gebruikers van de PRS hun secundaire gebruikers op een beveiligde wijze kunnen selecteren.

Met de gekozen oplossing worden de technische functies die rechtstreeks met de infrastructuur samanhangen, gecentraliseerd op Europees niveau door de werkzaamheden van het door het Europees GNSS-Agentschap geëxploiteerde beveiligingscentrum, terwijl daarentegen het toezicht op de primaire en de secundaire gebruikers wordt gedecentraliseerd naar nationaal niveau, opdat rekening wordt gehouden met plaatselijke beperkingen. De juridische mechanismen waarin is voorzien, waarborgen de coherentie tussen de twee functieniveaus en de harmonisatie van de besluitvorming, dankzij met name de gemeenschappelijke minimumnormen waaraan alle actoren moeten voldoen.

Het is van wezenlijk belang te benadrukken dat tijdens de binnen de GSB en in het kader van de 'PRS-studiebijeenkomsten' verrichte voorbereidende werkzaamheden alle denkbare verschillende oplossingen zorgvuldig in overweging zijn genomen. Uiteindelijk is gekozen voor de oplossing die het beste recht deed aan zowel de belangen van de Europese Unie en de lidstaten als aan de vereisten op het gebied van beveiliging en veiligheid. Meerdere alternatieven zijn aldus uitgesloten. Bijvoorbeeld:

- geen maatregelen. Afgezien van het feit dat deze oplossing niet de conclusies van de Raad van 12 oktober 2006 eerbiedigt, komt zij er in de praktijk op neer dat van elk gebruik van de PRS wordt afgezien, wat eveneens in strijd met de bijlage bij Verordening (EG) nr. 683/2008 zou zijn. Immers de Commissie, die verantwoordelijk is voor de beveiliging van het systeem, noch de Raad, die verantwoordelijk is voor de uitvoering van Gemeenschappelijk Optreden 2004/552/GBVB, noch ten slotte en bovenal de lidstaten kunnen in ernst overwegen om van de PRS gebruik te maken zonder dat vooraf een kader is bepaald dat een hoge mate van beveiliging voor het gebruik van die PRS waarborgt;

- geen controle van de secundaire gebruikers van de PRS door de lidstaten. Deze oplossing zou eveneens onverenigbaar met het voor de PRS vereiste hoge niveau van beveiliging zijn geweest. Zij komt niet in aanmerking omdat het een gevoelige materie betreft die implicaties voor het beveiligingsbeleid van de lidstaten en de Europese Unie heeft;

- een volledig gecentraliseerd beheer, op het niveau van de Europese Unie, van alle normen en vergunnings-, accreditatie- en controleprocedures die betrekking hebben op de voorwaarden voor toegang tot de PRS, met name op de vervaardiging van ontvangers en de distributie van toegangssleutels. Deze oplossing is zowel ongunstig voor de groei van de markten die verband houden met PRS-gebruik, als strijdig met het subsidiariteitsbeginsel gebleken. De Unie heeft namelijk momenteel niet de technische expertise die nodig is om zelf een dergelijk gecentraliseerd beheer te voeren, ook al verwerft zij op termijn kennis op accreditatiegebied dankzij de werkzaamheden van het Europees GNSS-Agentschap. Deze expertise, met name wat betreft de encryptiecomponenten ervan, zijn thans in een klein aantal lidstaten geconcentreerd. De Unie beschikt evenmin over instrumenten waarmee de vervaardiging van PRS-ontvangers centraal kan worden beheerd en gecontroleerd, welke deels industriële activiteit slechts door de lidstaten kan worden uitgevoerd wat de beveiligingsaspecten betreft;

- een volledig gedecentraliseerd beheer, het tegendeel van de vorige situatie, van dezelfde elementen op het niveau van de lidstaten. Ook deze oplossing is afgewezen omdat zij het niet mogelijk maakt dat op eenvoudige wijze voor alle lidstaten gemeenschappelijke minimumnormen worden vastgesteld en evenmin dat in alle lidstaten de eerbiediging van deze normen in gelijke mate wordt verlangd. Bijgevolg staat het aan instanties van de Unie om de gemeenschappelijke normen vast te leggen en toezicht te houden op de eerbiediging ervan.

Met de gekozen oplossing wordt uiteindelijk een systeem ingevoerd dat op de meest adequate wijze een gecentraliseerd beheer van bepaalde elementen op Unieniveau -wanneer dit zowel mogelijk als wenselijk blijkt- combineert met een gedecentraliseerd beheer van de andere elementen –wanneer, al behoort de infrastructuur aan de Unie toe, de lidstaten daarvoor de meest aangewezen actoren blijken-.

C.

2.

Gevolgen


VOOR DE LIDSTATEN EN DE ANDERE BELANGHEBBENDEN

Het besluit waarop dit voorstel betrekking heeft, kan gevolgen hebben voor de lidstaten, de instanties van de Europese Unie, internationale organisaties en derde staten alsmede industriële ondernemingen.

Wat in de eerste plaats de lidstaten betreft, die in beginsel als eersten betrokken zijn bij en belang hebben bij gebruik van de PRS, zij benadrukt dat het besluit enkel effect zal hebben voor de staten die vande PRS gebruik willen maken, en dat het voor de staten die hiervan geen gebruik willen maken, geen gevolgen, dus ook geen financiële gevolgen zal hebben. Een lidstaat die gebruik wil maken van een PRS, moet hoofdzakelijk een 'voor de PRS verantwoordelijke autoriteit' benoemen die de gebruikers ervan beheert, zich eventueel met de vervaardiging van PRS-ontvangers bezighouden en er in voorkomend geval toezicht op houden dat de vervaardiging van PRS-ontvangers op zijn grondgebied voldoet aan gemeenschappelijke normen. Er zij opgemerkt dat een in een lidstaat reeds bestaande entiteit de rol van 'voor de PRS verantwoordelijke autoriteit' kan vervullen.

In 2008 heeft de Commissie ter beoordeling van de behoeften van de lidstaten voor wat betreft het gebruik van de PRS, een vragenlijst aan hen gestuurd. De antwoorden op deze vragenlijst, die de lidstaten in geen geval formeel tot iets verbinden, zijn samengevat in de twee hieronder weergegeven tabellen, waarbij het zo is dat de niet-genoemde lidstaten de vragenlijst niet hebben beantwoord:

[afbeelding - zie origineel document]

[afbeelding - zie origineel document]

Er zij benadrukt dat de mogelijke verschillende gebruikmakingen van de PRS weliswaar aan de lidstaten zijn overgelaten, maar dat hun wensen op dit gebied enkel worden vervuld voor zover deze verenigbaar met de minimumbeveiligingsvoorschriften zijn. De behoeften van de lidstaten die niet of weinig verenigbaar zijn met het vereiste dat deze voorschriften moeten worden nageleefd, worden dus niet door de PRS, maar door de aangeboden dienst die qua nauwkeurigheid gelijkwaardig presteert, gedekt.

Wat vervolgens de instanties van de Europese Unie betreft, legt de tekst hun dezelfde gebruiksbeperkingen op als aan de lidstaten. Ofschoon de algemene beginselen die met de lidstaten zijn vereengekomen in het kader van aan de formulering van het voorstel voorafgegane discussies, ten volle 'Europese' gebruikmakingen van de PRS toestaan, zijn daarin tevens identieke toegangsvoorwaarden voor alle gebruikers verankerd. Het staat aan de betrokken instanties van de Europese Unie, te weten de Raad, de Commissie en in voorkomend geval de agentschappen van de Unie, te besluiten of zij van de PRS gebruik willen maken en voor welke gebruikmakingen. Bovendien wordt van de Raad en het Europees GNSS-Agentschap verlangd dat zij in het kader van Gemeenschappelijk optreden 2004/552/GBVB een bepaalde rol spelen.

Wat voorts de internationale organisaties en derde staten betreft, vloeien de gebruiksbeperkingen voor wat het PRS betreft voort uit de internationale overeenkomsten die zij vooraf met de Europese Unie moeten sluiten indien zij toegang tot deze dienst willen hebben. Deze zullen minstens zo beperkend zijn als de voor de lidstaten geldende beperkingen.

Wat ten slotte de industriële ondernemingen betreft, is bovenal van belang dat wordt aangegeven dat de beperkingen in verband met de naleving van dwingende voorschriften enkel zullen gelden voor de ondernemingen die er uit vrije wil voor hebben gekozen om in te schrijven op aanbestedingen voor het ontwerpen of vervaardigen van PRS-ontvangers. Daar de PRS een nieuwe dienst is waarvan in het verleden geen equivalent bestond, kan de invoering ervan bovendien, ondanks de beperkingen in verband met beveiliging, enkel tot positieve economische gevolgen leiden.

De ondernemingen zijn over de gebruiksvoorwaarden voor de PRS overigens vele malen geraadpleegd, met name door middel van de PACIFIC-studie, die is ingezet in het kader van het zesde kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling. Hieruit blijkt dat de ondernemingen:

- erkennen dat de PRS specifieke beveiligingsvereisten meebrengt;

- positief staan tegenover een ruim gebruik van de PRS op beveiligingsgebied, met name op het gebied van defensie en van politiewerkzaamheden;

- benadrukken dat er op defensiegebied de behoefte bestaat tot interoperabiliteit met het militaire signaal van GPS;

- benadrukken dat het wat politiewerkzaamheden betreft, nuttig is dat het gebruik van PRS-ontvangers wordt gecombineerd met andere beveiligde telecommunicatiemiddelen;

- noodzakelijk achten dat zij PRS-ontvangers kunnen uitvoeren naar derde landen waaraan toestemming wordt verleend om gebruiker van de PRS te worden.

Het tekstvoorstel bevat geen elementen die tegen de wensen van de ondernemingen indruisen, al voorziet het in een strikt kader dat een hoge mate van beveiliging waarborgt voor de voorwaarden voor vervaardiging en gebruik van PRS-ontvangers door de actoren in de particuliere sector.

D. HET BESTAAN VAN EEN WERKELIJKE CONSENSUS

Zoals hiervoor reeds is aangegeven, is de ontwerptekst het resultaat van vergaande voorbereidende werkzaamheden, waarbij in 2006 en 2007 de verschillende spelers die belang bij de PRS hebben, met name de lidstaten die de voornaamste gebruikers van deze dienst zullen zijn, waren betrokken.

Sinds 2007 hebben de talrijke discussies binnen de verschillende instanties die met de beveiliging van de programma's en systemen zijn belast, enkel bevestigd dat er rond de verschillende oplossingen waarvoor in het project is gekozen, consensus bestaat. Deze instanties, die zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, zijn in hoofdzaak de groep van deskundigen voor de beveiliging van de Europese GNSS-systemen en de door deze groep van deskundigen specifiek voor de PRS in het leven geroepen subwerkgroep.

Er zij aan herinnerd dat de met het gebruik van de PRS verband houdende vragen gelet op de gevoeligheid ervan in feite, naast de beveiliging van de systemen, betrekking hebben op de beveiliging van de lidstaten zelf. Het blijkt dus politiek en praktisch onmogelijk te zijn dat de gekozen oplossingen geen voorwerp van consensus tussen de lidstaten vormen. De gebruikmaking van Gemeenschappelijk optreden 2004/552/GBVB, waarvoor unanimiteit is vereist, is overigens uitdrukkelijk in artikel 11 van het ontwerp voorzien voor alle gevallen waarin de beveiliging van de Europese Unie en haar lidstaten in het geding kan zijn.

3.

Juridische elementen van het voorstel



Het voorstel van de Commissie is gebaseerd op de rechtsgrondslag van artikel 172 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, voorheen artikel 156 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Voorts heeft het de vorm van een vorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad, aangezien de adressaten van de tekst enkel de lidstaten zijn.

De voornaamste maatregelen van het ontwerp zijn de volgende:

- algemene beginselen met betrekking tot de voorwaarden voor de toegang tot de PRS, met name dat de Raad, de Commissie en de lidstaten er overal ter wereld onbeperkt en ononderbroken toegang toe hebben, en dat toegang tot de PRS van de agentschappen van de Europese Unie, derde staten en internationale organisaties sluiting van een overeenkomst veronderstelt;

- de verplichting voor de primaire gebruikers van de PRS om een 'voor de PRS verantwoordelijke autoriteit' aan te wijzen voor het beheer van en het toezicht op de vervaardiging, het houden en het gebruiken van PRS-ontvangers, en de vaststelling van gemeenschappelijke minimumnormen waaraan de voor de PRS verantwoordelijke autoriteiten voldoen;

- het vastleggen van de voorwaarden voor vervaardiging en beveiliging van de PRS-ontvangers;

- bepalingen inzake de uitvoercontrole, de over de wereld verspreide controlestations en de uitvoering van gemeenschappelijke optredens in het kader van de 'tweede pijler'.

Ten slotte moet de tekst, ofschoon deze gevolgen kan hebben voor het het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, niettemin worden vastgesteld volgens de procedures die zijn voorzien in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met toepassing van de rechtspraak van het Hof van Justitie in het arrest van 20 mei 2008 in zaak C-91/05 (Commissie van de Europese Gemeenschappen / Raad van de Europese Unie), het zogenaamde 'Lichte wapens'-arrest.

4.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel van de Commissie heeft geen rechtstreekse gevolgen voor de begroting van de Europese Unie; met name verplicht het de Unie niet tot een nieuw beleid en de verschillende uniale toezichthoudende autoriteiten waarnaar het verwijst, zijn reeds bij andere teksten in het leven geroepen.

5.

Aanvullende informatie



De PRS is een dienst waarvan bepaalde toepassingen politiek en strategisch zeer gevoelig kunnen liggen. Niettemin beoogt het voorstel van de Commissie niet de mogelijke toepassingen van de PRS zelf te regelen, maar de voorwaarden voor toegang tot deze dienst. Het is aldus veeleer technisch dan politiek van aard.