Toelichting bij COM(2003)195-1 - Ondertekening van een overeenkomst met de VS inzake de onderlinge erkenning van certificaten van overeenstemming voor uitrusting van zeeschepen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

I. Samenvatting

De Europese Gemeenschap (EG) en de Verenigde Staten van Amerika (VS) hebben onderhandelingen gevoerd over een overeenkomst inzake de wederzijdse erkenning van certificaten van overeenstemming voor uitrusting van zeeschepen en hebben deze overeenkomst geparafeerd. Deze dient thans te worden goedgekeurd. De onderhandelingen werden gevoerd overeenkomstig het door de Raad in het kader van het actieprogramma voor het Transatlantisch Economisch Partnerschap (TEP) verleende onderhandelingsmandaat. De rechtsgrondslag voor de overeenkomst zijn de artikelen 133 en 300 van het verdrag.

Deze overeenkomst heeft in hoofdzaak ten doel de handel in uitrusting van zeeschepen tussen de EU en de VS te vereenvoudigen. De vereenvoudiging wordt bewerkstelligd door de erkenning van certificaten van overeenstemming op basis van de gelijkwaardigheid van de respectieve voorschriften en overeenstemmingsbeoordelingsvereisten voor specifieke producten tussen de partijen. Een partij erkent derhalve de door de overeenstemmingsbeoordelingsinstanties van de andere partij afgegeven certificaten van overeenstemming op basis van de technische voorschriften van die andere partij. Dit betekent dat een fabrikant die zijn product op meerdere markten wenst af te zetten, slechts aan een pakket van voorschriften dient te voldoen in plaats van aan meerdere pakketten zoals zonder overeenkomst het geval zou zijn. Dit kan een rechtstreekse kostenverlaging voor de fabrikanten met zich brengen omdat deze dan minder dienen uit te geven voor het testen en de certificering. Er is ook een onrechtstreekse kostenverlaging omdat de onzekerheid en de administratieve werkzaamheden die gepaard gaan met het contacteren van overeenstemmingsbeoordelingsinstanties in het land van invoer zullen verdwijnen en het product zodoende sneller in de handel kan worden gebracht.

De overeenkomst kan op de gelijkwaardigheid van de technische voorschriften van de EU en de VS worden gebaseerd omdat de wetgevingen van beide partijen (in de EU is dit Richtlijn 96/98/EG betreffende uitrusting van zeeschepen) op de overeenkomsten van de internationale maritieme organisatie (IMO) en de desbetreffende internationale normen gebaseerd zijn. De overeenkomst heeft bovendien ten doel zowel de samenwerking op het gebied van de regelgeving als de doeltreffendheid te verbeteren.

De Commissie en de VS hebben hun respectieve technische voorschriften herhaaldelijk aan een diepgaand onderzoek onderworpen om waar mogelijk de gelijkwaardigheid vast te stellen op basis van de door de EU en de VS vastgestelde bepalingen ter uitvoering van de desbetreffende internationale instrumenten van de internationale maritieme organisatie (IMO). De in bijlage II bij de overeenkomst opgenomen producten zijn de eerste resultaten van de analyse en de lijst zal worden uitgebreid naarmate voor meer producten de gelijkwaardigheid wordt vastgesteld. De overeenkomst voorziet in mechanismen voor zowel de handhaving als de opschorting van de gelijkwaardigheid, met inachtneming van de regelgevende bevoegdheid van de partijen.

Bij haar evaluatie van de overeenkomst komt de Commissie tot de algemene conclusie dat deze het bedrijfsleven aanzienlijke voordelen kan brengen, in die zin dat zij het handelsverkeer vereenvoudigt door de aan de overeenstemmingsbeoordeling verbonden kosten en administratieve formaliteiten te verminderen, de transparantie en de voorspelbaarheid met betrekking tot de voorschriften verbetert, bevorderlijk is voor de samenwerking op het gebied van de regelgeving en geen afbreuk doet aan de doelstellingen van de richtlijn betreffende de uitrusting van zeeschepen, namelijk het bevorderen van de veiligheid op zee en het voorkomen van verontreiniging van de zee.

1.

II. De overeenkomst


II.1 Grondslag van de overeenkomst

De Raad heeft op 9 november 1998 zijn goedkeuring gehecht aan het actieprogramma voor het TEP en heeft de Commissie gemachtigd met de VS onderhandelingen te openen over bilaterale overeenkomsten, onder meer op het gebied van de technische handelsbelemmeringen. Na overleg met het comité van artikel 133 en overeenkomstig de onderhandelingsrichtsnoeren heeft de Commissie in september 1999 met de Verenigde Staten onderhandelingen geopend over een overeenkomst inzake wederzijdse erkenning voor de uitrusting van zeeschepen. De overeenkomst werd op 21 mars 2003 geparafeerd.

De communautaire rechtsgrondslag van de overeenkomst zijn de artikelen 133 en 300 van het verdrag.

2.

II.2 Doel van de overeenkomst


Deze overeenkomst heeft ten doel het handelsverkeer in uitrusting van zeeschepen tussen de EU en de VS te vereenvoudigen. Te dien einde wordt fabrikanten in de EU de mogelijkheid gegeven hun producten door een in de EU gevestigde overeenstemmingsbeoordelingsinstantie voor de markt van de VS te laten goedkeuren overeenkomstig de technische voorschriften van Richtlijn 96/98/EG inzake uitrusting van zeeschepen i. De fabrikanten in de Verenigde Staten zullen van hun kant in de gelegenheid worden gesteld hun producten voor de markt van de EU in de Verenigde Staten te laten goedkeuren door een onderzoek dat bevestigt dat zij in overeenstemming zijn met de vigerende wetten en voorschriften van de VS. Hiertoe zullen de kosten van het testen en de certificatie worden beperkt omdat dit voor meerdere markten maar eenmaal dient te geschieden. Bovendien wordt meer zekerheid geboden en zal tijd worden bespaard omdat de administratieve werkzaamheden die gepaard gaan met het contacteren van goedkeuringsinstanties in het land van invoer komen te vervallen.

De overeenkomst heeft bovendien ten doel de samenwerking op het gebied van de regelgeving en de doeltreffendheid daarvan te verbeteren, met inachtneming van de regelgevingsautonomie van de partijen. Dit is noodzakelijk voor de goede werking van de overeenkomst en, in het bijzonder, opdat de gelijkwaardigheid wordt gehandhaafd zonder dat afbreuk wordt gedaan aan het hoge niveau van bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het milieu.

3.

II.3 Tekst van de overeenkomst


De overeenkomst wordt gevormd door een basistekst, bestaande uit 21 artikelen in 7 hoofdstukken, en 3 bijlagen. Hierna volgt een bespreking van elk artikel en een evaluatie van de overeenkomst. In het volgende hoofdstuk worden het begrip gelijkwaardigheid en de reikwijdte van de overeenkomst aan een diepgaand onderzoek onderworpen.

Preambule: Hierin zijn de basisdoelstellingen en beginselen van de overeenkomst vastgesteld, namelijk het vereenvoudigen van de handel in uitrusting van zeeschepen tussen de partijen.

4.

Hoofdstuk 1 Definities en doel


Artikel 1 Definities: Omschrijving van de belangrijkste termen die noodzakelijk zijn voor een correcte interpretatie van de overeenkomst. Bovendien wordt gerefereerd aan ISO/IEC Guide 2 voor de definities van algemene termen in verband met de normen en de overeenstemmingsbeoordeling.

Artikel 2 Doel van de overeenkomst: In dit artikel is de algemene doelstelling van de overeenkomst uiteengezet, namelijk het vereenvoudigen van de handel in uitrusting van zeeschepen door de wederzijdse erkenning van certificaten van overeenstemming en de invoering van de noodzakelijke samenwerking op het gebied van de regelgeving teneinde de goede werking van de overeenkomst te waarborgen.

5.

Hoofdstuk 2 Wederzijdse erkenning


Artikel 3 Algemene verplichtingen: Dit artikel en de artikelen 4, 6 en 10 zijn fundamentele bepalingen van de overeenkomst waarin de verplichting tot wederzijdse erkenning is vastgesteld evenals de producten waarop deze betrekking heeft. Elke partij is gehouden certificaten van overeenstemming te aanvaarden die door een overeenstemmingsbeoordelingsinstantie van de andere partij overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften van die partij zijn afgegeven. Deze verplichting geldt enkel voor de producten die in bijlage II bij de overeenkomst zijn vermeld.

Artikel 4 Gelijkwaardigheid van de technische voorschriften: Dit artikel vormt de grondslag van de verplichting tot wederzijdse erkenning als omschreven in artikel 3, namelijk dat de gelijkwaardigheid tussen de respectieve technische voorschriften van de EG en de VS (bijvoorbeeld prestatievereisten, testnormen en voorschriften voor de overeenstemmingsbeoordeling) voor een specifiek product is vastgesteld. De grondslag voor het vaststellen van de gelijkwaardigheid wordt gevormd door de regels van de IMO in verband met de uitrusting van zeeschepen en de transponering van deze regels in de respectieve technische voorschriften van de partijen.

Artikel 5 Markering: In dit artikel is bepaald dat de partijen hun respectieve voorschriften voor de markering, de nummering en de identificatie van producten handhaven. Gezien de gelijkwaardigheid van de technische voorschriften zou het in beginsel mogelijk zijn de door de voorschriften van de EU en de VS voorgeschreven markeringen wederzijds te erkennen. Het werd evenwel wenselijk geacht de respectieve markeringsvoorschriften te handhaven omdat het gevaar bestond dat vooral van de zijde van de met de handhaving belaste autoriteiten twijfel zou kunnen rijzen ten aanzien van de vraag aan welke voorschriften een van een bepaalde markering voorzien product voldeed. Dit artikel geeft de partijen de mogelijkheid elkaars markeringen en identificatienummers aan te brengen.

Artikel 6 Overeenstemmingsbeoordelingsinstanties: In dit artikel is bepaald dat de EU en de VS de volgens hun respectieve voorschriften erkende instanties als overeenstemmingsbeoordelingsinstanties (OBI) aanvaarden. In de Verenigde Staten zal de US Coast Guard (USCG) de enige overeenstemmingsbeoordelingsinstantie zijn aangezien enkel de USCG volgens de Amerikaanse wetgeving certificaten van overeenstemming kan afgeven. De USCG zal de daaraan verbonden werkzaamheden verrichten in samenwerking met onafhankelijke laboratoria die zij in haar voorschriften heeft erkend. In de EU komen alle aangemelde instanties die de richtlijn betreffende uitrusting van zeeschepen toepassen hiervoor in aanmerking en worden deze instanties door de overeenkomst erkend.

6.

Hoofdstuk 3 Gemengde Commissie


Artikel 7 Gemengde Commissie: Hierin is bepaald dat de Gemengde Commissie de overeenkomst beheert. De Gemengde Commissie kan besluiten nemen tot wijziging van de overeenkomst en de bijlagen daarbij, doch is ook een forum voor de bespreking van technische vraagstukken en voor het verstrekken van toelichtingen en richtsnoeren die de goede werking van de overeenkomst waarborgen. Dit artikel voorziet ook in de oprichting van gemengde werkgroepen die de Gemengde Commissie indien nodig deskundig advies verstrekken over specifieke onderwerpen.

7.

Hoofdstuk 4 Samenwerking op het gebied van de regelgeving


Artikel 8: Behoud van regelgevingsbevoegdheid: In dit artikel is duidelijk bepaald dat de partijen geen afstand doen van hun regelgevingsbevoegdheid of -autonomie ten aanzien van de veiligheid op zee of het voorkomen van verontreiniging van de zee.

Artikel 9 Uitwisseling van informatie en contactpunten: Hierin is bepaald dat de partijen zorgen voor de noodzakelijke contactpunten en middelen voor het uitwisselen van informatie. Voorts is bepaald dat de partijen de producten die zij krachtens hun respectieve voorschriften hebben goedgekeurd op het World Wide Web bekendmaken.

Artikel 10: Wijzigingen in de regelgeving: Dit artikel is een van de hoekstenen van de overeenkomst. Omdat de gelijkwaardigheid wordt vastgesteld op basis van de voorschriften van de EU en de VS die op een bepaald tijdstip van toepassing zijn, dient deze gelijkwaardigheid te worden herzien wanneer deze verordeningen worden gewijzigd of nieuwe verordeningen worden vastgesteld die van invloed kunnen zijn op de gelijkwaardigheid. In het betrokken artikel is wat dit betreft bepaald dat de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de partijen op de internationale instrumenten van de IMO dienen gebaseerd te zijn. Dit artikel verplicht de partijen ertoe elkaar op de hoogte te brengen wanneer wijzigingen in de regelgeving plaatsvinden en elkaar te raadplegen. De Gemengde Commissie onderzoekt of in geval van wijzigingen in de regelgeving de gelijkwaardigheid is gehandhaafd. Dit kan leiden tot de conclusie dat: 1) de gelijkwaardigheid is gehandhaafd en het product in bijlage II van de overeenkomst wordt gehandhaafd; of 2) de gelijkwaardigheid niet is gehandhaafd en het product in bijlage II bij de overeenkomst wordt geschrapt of 3) indien de partijen het niet eens worden over de vraag of de gelijkwaardigheid al dan niet is gehandhaafd, de wederzijdse erkenning voor dat product eventueel moet worden opgeschort.

Artikel 11 Samenwerking op het gebied van de regelgeving: In dit artikel is bepaald dat de partijen in de desbetreffende internationale organisaties samenwerken teneinde internationale regels voor de uitrusting van zeeschepen vast te stellen. Het voorziet bovendien in bilaterale samenwerking tussen de EU en de VS op het gebied van de regelgeving, met inbegrip van, indien nodig, een onderzoek van hun respectieve technische voorschriften teneinde de gelijkwaardigheid vast te stellen van producten die bij de inwerkingtreding niet onder de overeenkomst vielen of waarvoor de gelijkwaardigheid werd ingetrokken of opgeschort. Dit artikel geeft de Gemengde Commissie bovendien de mogelijkheid een besluit tot opneming van producten in bijlage II te nemen zodra de gelijkwaardigheid van de desbetreffende technische voorschriften is vastgesteld.

Artikel 12 Samenwerking op het gebied van de overeenstemmingsbeoordeling: Teneinde het wederzijds vertrouwen in de overeenstemmingsbeoordelingsinstanties en -procedures van de partijen te handhaven wordt de bevoegde autoriteiten van de partijen gevraagd indien nodig elkaar te raadplegen en andere maatregelen te nemen. Dit artikel verzoekt de partijen bovendien hun overeenstemmingsbeoordelingsinstanties ertoe aan te moedigen aan samenwerkings- en coördinatieactiviteiten deel te nemen.

8.

Hoofdstuk 5 Maatregelen van toezicht en vrijwaringsmaatregelen


Artikel 13 Toezicht op overeenstemmingsbeoordelingsinstanties: In dit artikel is bepaald dat de partijen door middel van inspecties en audits voortdurend toezicht dienen te houden op hun overeenstemmingsbeoordelingsinstanties. Het geeft een partij de mogelijkheid om, op goede gronden, de technische bekwaamheid van een overeenstemmingsbeoordelingsinstantie van de andere partij te betwisten.

Artikel 14 Markttoezicht: Volgens dit artikel kan geen enkele bepaling van de overeenkomst derwijze worden uitgelegd dat zij voor de regelgevende autoriteiten van de partijen een beletsel vormt onverwijld de nodige maatregelen te nemen (bijvoorbeeld een verbod op het in de handel brengen of de terugroeping van een product) ten aanzien van producten die een gevaar vormen voor de gezondheid, de veiligheid of het milieu of die anderszins niet aan de vigerende voorschriften voldoen. De partijen stellen elkaar in kennis van dergelijke maatregelen.

Artikel 15 Opschorting van de wederzijdse erkenning: In dit artikel zijn de procedures vastgesteld die worden toegepast wanneer een van de partijen of beide partijen van oordeel zijn dat de gelijkwaardigheid van de technische voorschriften voor de in bijlage II vermelde producten niet is of kan worden gehandhaafd. Indien de gelijkwaardigheid niet wordt gehandhaafd dan wordt het betrokken product in bijlage II geschrapt en worden de verplichtingen inzake de wederzijdse erkenning voor dat product opgeschort. De partijen verbinden zich ertoe met elkaar samen te werken teneinde de gelijkwaardigheid in zoverre mogelijk te herstellen.

Artikel 16 Waarschuwingssysteem: De partijen verbinden zich ertoe een tweerichtings-waarschuwingssysteem in te stellen teneinde elkaar kennis te geven van producten waarvan wordt vastgesteld dat zij niet aan de vigerende technische voorschriften voldoen of een onmiddellijk gevaar kunnen vormen voor de gezondheid, de veiligheid of het milieu.

9.

Hoofdstuk 6 Aanvullende bepalingen


Artikel 17 Geheimhouding: Dit artikel bevat een aantal standaardclausules en heeft betrekking op de geheimhouding van tussen de partijen of hun overeenstemmingsbeoordelingsinstanties uitgewisselde informatie.

Artikel 18 Vergoedingen: Dit artikel waarborgt dat vergoedingen niet discriminatoir zijn en niet worden opgelegd voor overeenstemmingsbeoordelingsprocedures die reeds door de andere partij zijn verricht.

Artikel 19 Geografisch toepassingsgebied: Dit is een standaardartikel. Opgemerkt zij evenwel dat met het bijzondere karakter van de maritieme sector rekening is gehouden door de vermelding dat de overeenkomst van toepassing is op schepen in het internationale verkeer die de vlag van een van de partijen of van de lidstaten van een van de partijen voeren.

Artikel 20 Overeenkomsten met andere landen: In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat de tussen de partijen bij deze overeenkomst en andere landen gesloten overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning geen rechtskracht hebben voor de andere partij bij de overeenkomst. In het tweede lid komen de EG en de VS overeen onderzoek te doen naar de mogelijkheid van een overeenkomst inzake wederzijdse erkenning op multilaterale grondslag.

10.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen


Artikel 21 Inwerkingtreding, wijziging en beëindiging: Dit zijn standaardbepalingen.

Artikel 22 Slotbepalingen: Dit zijn de gebruikelijke institutionele en wettelijke bepalingen. Opgemerkt zij dat de partijen in lid 2 overeenkomen de overeenkomst op gezette tijden te herzien en dat de eerste herziening uiterlijk 2 jaar na de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst plaatsvindt.

11.

Bijlagen


Bijlage I Wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen: Heeft betrekking op de wettelijke en bestuursrechtelijke basisbepalingen van de partijen in verband met uitrusting van zeeschepen.

Bijlage II Voor wederzijdse erkenning in aanmerking komende producten: In dit artikel zijn de producten genoemd die onder de overeenkomst vallen. Enkel de in bijlage II vermelde producten zijn aan de in artikel 3 omschreven verplichtingen inzake de wederzijdse erkenning onderworpen. Deze bijlage zal evolueren naarmate de programma's en voorschriften van de partijen wijzigingen ondergaan. De in dit voorstel vermelde producten zijn die waarvoor op dit ogenblik de gelijkwaardigheid kan worden vastgesteld.

Bijlage III Regelgevende autoriteiten: Lijst van de regelgevende autoriteiten van de partijen.

12.

III vaststelling van de gelijkwaardigheid en van de producten waarop de overeenkomst van toepassing is


III.1 Grondslag voor het vaststellen van de gelijkwaardigheid

Zoals vermeld ligt aan de overeenkomst het beginsel ten grondslag dat de verplichting tot wederzijdse erkenning gebaseerd is op de gelijkwaardigheid van de respectieve technische voorschriften van de EU en de VS betreffende een bepaald product. Pas nadat de gelijkwaardigheid is vastgesteld en wordt gehandhaafd, kan een product in bijlage II bij de overeenkomst worden opgenomen. De reden waarom deze werkwijze kan worden gevolgd is dat de respectieve technische voorschriften van zowel de EU als de VS betreffende de uitrusting van zeeschepen grotendeels op in het kader van de IMO gesloten internationale overeenkomsten inzake de veiligheid van de scheepvaart en het voorkomen van verontreiniging van de zee gebaseerd zijn, in het bijzonder de SOLAS (veiligheid op zee) en MARPOL (voorkomen van verontreiniging door schepen) overeenkomsten, in combinatie met de relevante testmethoden (bijvoorbeeld die van de internationale telecommunicatie-unie, de internationale normalisatieorganisatie (ISO) en de internationale elektrotechnische commissie (IEC) waaraan in de resoluties, circulaires, codes enzovoort van de IMO wordt gerefereerd.

In de EU is de uitrusting van zeeschepen geregeld bij de gewijzigde richtlijn 96/98/EG van de Raad inzake uitrusting van zeeschepen, hierna de richtlijn uitrusting zeeschepen (RUZ) genoemd. Voor de EU is het toepassingsgebied van de overeenkomst wat de betrokken producten betreft geregeld bij bijlage A1 van de RUZ. In de VS valt de uitrusting van zeeschepen onder de bevoegdheid van de US Coast Guard (USCG) en zijn de desbetreffende bepalingen in de US Code of Federal Register (CFR) 46 CFR Parts159 tot 165 neergelegd, terwijl de radiocommunicatieapparatuur en de radionavigatieapparatuur onder de bevoegdheid van de US Federal Communications Commission (FCC) valt. De desbetreffende bepalingen zijn in 47 CFR deel 2 en deel 80 neergelegd.

Artikel 4, lid 2, van de overeenkomst luidt als volgt:

"De vaststelling van de gelijkwaardigheid van de technische voorschriften van de partijen is gebaseerd op de implementatie van de desbetreffende internationale instrumenten in hun respectieve wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, behalve wanneer een partij van oordeel is dat een bepaald instrument een ondoeltreffend of ongeschikt middel zou zijn om de doelstellingen van haar regelgeving te bereiken. In dergelijk geval wordt de gelijkwaardigheid op een voor beide partijen aanvaardbare grondslag vastgesteld".

Met andere woorden het criterium voor de vaststelling van gelijkwaardigheid is de mate waarin de IMO-vereisten voor een specifiek product door de EU en de VS in hun respectieve technische voorschriften zijn geïmplementeerd. De algemene regel is derhalve dat de EU en de VS hun technische voorschriften op de instrumenten van de IMO (waaraan ook in artikel 10, lid 1, van de overeenkomst wordt gerefereerd) zullen baseren. In uitzonderlijke omstandigheden, die ook door de overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen worden erkend, kunnen de partijen besluiten geen gebruik te maken van de IMO-regels wanneer deze ondoeltreffend of ongeschikt zouden zijn om de doelstellingen van hun regelgeving te bereiken. In dergelijke gevallen dienen de criteria voor het vaststellen van de gelijkwaardigheid in onderling overleg tussen de partijen te worden overeengekomen. Voorts zij opgemerkt dat bij het vaststellen van de gelijkwaardigheid alle regelgeving betreffende een specifiek product moet worden onderzocht en gelijkwaardig bevonden, dat wil zeggen de productvereisten, de test- en prestatienormen en de overeenstemmingsbeoordelings-procedures.

Volgens de definitie van het begrip 'gelijkwaardigheid van technische voorschriften' in artikel 1, lid 1, onder e), van de overeenkomst de technische voorschriften van de EU en de VS niet identiek te zijn, doch enkel voldoende vergelijkbaar opdat de doelstellingen van hun respectieve regelgevingen worden bereikt. Met andere woorden wanneer de EU een norm oplegt ter bereiking van een bepaald niveau van veiligheid of milieubescherming dienen de in de VS geldende normen hetzelfde niveau van veiligheid en bescherming te waarborgen.

13.

III.2 Vaststelling van het toepassingsgebied wat de betrokken producten betreft


Op basis van het voorgaande werd een diepgaand onderzoek verricht naar de gelijkwaardigheid van de technische voorschriften van de EU en de VS voor de uitrusting van zeeschepen. De USCG heeft onderzoek gedaan naar de producten waarvoor zij regelgeving vaststelt. Deze analyse werd geverifieerd door de Commissie die een deskundige door middel van een openbare aanbesteding opdracht heeft gegeven een en ander te onderzoeken. De Commissie heeft bovendien opdracht gegeven (eveneens door middel van een openbare aanbesteding) tot het uitvoeren van een analyse voor radiocommunicatie- en navigatieapparatuur. De resultaten van al deze onderzoeken werden openbaar gemaakt.

De analyses en het onderzoek door de Commissie en de VS hebben geleid tot de conclusie dat de lijst in bijlage II van dit voorstel een basislijst van gelijkwaardige producten is. Deze lijst omvat 43 producten. 11 daarvan zijn reddingsmiddelen, 12 vallen onder de rubriek brandbescherming en 20 behoren tot de categorie van de navigatieapparatuur. Opgemerkt wordt dat de eindanalyse is gemaakt op basis van de derde wijziging op de RUZ. Hoewel de wijzigingsrichtlijn nog niet formeel is vastgesteld, is de technische inhoud ervan bekend. In dit opzicht zou de RUZ in werking moeten treden in samenhang met de inwerkingtreding van de wijzigingsrichtlijn.

Voor de overige onder de RUZ vallende producten wordt ervan uitgegaan dat, hetzij de gelijkwaardigheid kan worden vastgesteld na verder technisch onderzoek dat binnen een redelijk korte termijn na de inwerkingtreding van de overeenkomst (1 tot 2 jaar) kan plaatsvinden, hetzij de gelijkwaardigheid niet binnen afzienbare tijd kan worden bepaald. Ongeveer 50 uitrustingsstukken komen voor opneming in bijlage II bij de overeenkomst in aanmerking. 24 daarvan zijn reddingsmiddelen, 5 zijn producten ter voorkoming van verontreiniging van de zee, 10 zijn brandbeschermingsproducten, 9 behoren tot de categorie van de navigatieapparatuur en 1 tot de categorie van de radiocommunicatieapparatuur. Het is vooral op het gebied van de radiocommunicatieapparatuur dat geen gelijkwaardigheid kan worden vastgesteld. Dit moet in hoofdzaak worden toegeschreven aan het feit dat de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures van de VS voor deze producten momenteel niet equivalent worden geacht aan die van de RUZ en dat de desbetreffende technische voorschriften van de VS niet steeds in overeenstemming zijn met de vigerende aanbevelingen van de ITU.

14.

III.3 Behoud van gelijkwaardigheid en wijziging van het toepassingsgebied wat de betrokken producten betreft


De technische voorschriften van de partijen zullen in de tijd evolueren in navolging van nieuwe of gewijzigde IMO-regels. Wanneer een technisch voorschrift van een partij wordt gewijzigd en deze wijziging gevolgen kan hebben voor de gelijkwaardigheid, moet worden nagegaan of de nieuwe of gewijzigde voorschriften van een partij of van beide partijen de gelijkwaardigheid aantasten. Zoals vermeld is in artikel 10 van de overeenkomst omschreven op welke wijze veranderingen in de technische voorschriften van de partijen in het licht van de overeenkomst moeten worden behandeld. Hierbij wordt onderstreept dat geen enkele bepaling de regelgevende autoriteiten van de EU of de VS belet of beperkt in hun mogelijkheden de doelstellingen van hun respectievelijke regelgevingen na te streven en het niveau van bescherming vast te stellen dat zij noodzakelijk achten (zie artikel 8 van de overeenkomst).

De belangrijkste elementen voor het behoud van de gelijkwaardigheid zijn de kennisgeving en de uitwisseling van informatie betreffende de ontwikkeling van de regelgeving en het onderling overleg over dergelijke ontwikkelingen binnen de grenzen van de regelgevingsprocedures van elke partij en, in het bijzonder, de samenwerking op het gebied van de regelgeving en de deelneming van beide partijen aan de werkzaamheden van de IMO. In het algemeen vindt bij het vaststellen van de samenwerking regelgeving voor de uitrusting van zeeschepen plaats in het kader van de IMO, doch ook in de ITU, de ISO en de IEC. De overeenkomst biedt echter ook de mogelijkheid tot bilaterale samenwerking tussen de EU en de VS op het gebied van de regelgeving, hetgeen niet enkel noodzakelijk is voor de handhaving van de gelijkwaardigheid, doch ook omdat een dergelijke samenwerking kan bijdragen tot het verbeteren van de kwaliteit van de regelgeving door de uitwisseling van ervaring en goede werkwijzen.

Een belangrijk element van de bilaterale samenwerking, waarbij in ruime mate gebruik zal worden gemaakt van de resultaten van de op internationaal niveau verrichte werkzaamheden, bestaat in de ontwikkeling en de uitvoering van een werkprogramma voor het vaststellen van de gelijkwaardigheid voor producten die niet in bijlage II bij de overeenkomst zijn genoemd. Zodra deze werkzaamheden voltooid zijn en beide partijen hebben geconstateerd dat de gelijkwaardigheid van hun respectieve technische voorschriften voor een specifiek product is vastgesteld, kan dit product bij besluit van de Gemengde Commissie in bijlage II worden opgenomen (artikel 11, lid 4, van de overeenkomst).

Het spreekt vanzelf dat wanneer om objectieve redenen de gelijkwaardigheid niet kan worden gehandhaafd, noch vastgesteld het product niet in bijlage II wordt opgenomen of daaruit wordt verwijderd. Voor producten die uit bijlage II worden verwijderd, is de verplichting tot wederzijdse erkenning als bedoeld in artikel 3 van de overeenkomst niet meer van toepassing, hoewel de partijen eerder afgegeven certificaten blijven erkennen, tenzij dit om redenen in verband met de bescherming van de gezondheid, de veiligheid of het milieu niet meer gerechtvaardigd is. Dit kan problemen doen rijzen voor de ondernemingen, die genoodzaakt kunnen zijn bepaalde maatregelen te nemen om hun producten in de invoerende partij te doen goedkeuren. Dit neemt echter niet weg dat de overeenkomst geen afbreuk kan doen aan de integriteit van de regelgeving van de partijen.

15.

IV. Evaluatie van de overeenkomst


IV.1 Algemene opmerkingen

De overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning hebben in het algemeen twee oogmerken: het bevorderen van het handelsverkeer door het verlagen van de aan de overeenstemmingsbeoordeling verbonden kosten en het bevorderen van de samenwerking en de doeltreffendheid op het gebied van de regelgeving. De Commissie is van oordeel dat de ter goedkeuring voorgelegde overeenkomst om de hierna genoemde redenen aan deze eisen voldoet.

De overeenkomst is in zekere zin innoverend omdat zij de eerste door de Gemeenschap te sluiten internationale overeenkomst betreffende goederen is waaraan gelijkwaardigheid met de regelgeving van een ander land ten grondslag ligt.

Deze overeenkomst zou in het algemeen aanzienlijk voordeel kunnen brengen aan fabrikanten en importeurs in de Europese Unie. Een EU fabrikant van een onder de overeenkomst vallend product zou, wat de vereisten van de regelgeving betreft, rechtsreeks toegang hebben tot de markt van de VS omdat zijn product aan de in de RUZ neergelegde bepalingen van de EU voldoet. Dit betekent dat een fabrikant die zijn product op meerder markten wenst af te zetten dit kan doen op basis van de overeenstemming daarvan met een enkel pakket maatregelen en één goedkeuring, in plaats van meerdere, hetgeen zonder overeenkomst het geval zou zijn. Dit kan een rechtstreekse kostenverlaging voor de fabrikanten met zich brengen omdat deze dan minder dienen uit te geven voor het testen en de certificering. Er is ook een onrechtstreekse kostenverlaging omdat de onzekerheid en de administratieve werkzaamheden die gepaard gaan met het contacteren van overeenstemmingsbeoordelingsinstanties in het land van invoer zullen verdwijnen en het product zodoende sneller in de handel kan worden gebracht.

Gezien het bovenstaande en zoals ook verder in deze tekst wordt uitgelegd, zal de overeenkomst geen gevolgen hebben voor het door elke partij vastgestelde niveau van bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het milieu. Hoewel de partijen zijn overeengekomen de werkzaamheden van de IMO te ondersteunen en hun respectieve voorschriften voor de uitrusting van zeeschepen op de desbetreffende internationale instrumenten te baseren, vormt de overeenkomst geen beletsel voor de regelgevende bevoegdheid of de handhavingsbevoegdheid van de partijen.

16.

IV.2 Handel in uitrusting van zeeschepen tussen de EG en de VS


De omvang en de waarde van de handel in uitrusting van zeeschepen tussen de EG en de VS is moeilijk te ramen omdat er geen officiële statistieken van bestaan. Tabel 1 geeft een indicatie van de handel in bepaalde producten.

Tabel 1: Handel tussen de EG en de VS in bepaalde producten voor de uitrusting van zeeschepen in het jaar 2000 (x 1000 eur)

[zie origineel document voor tabel]

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron: Eurostat, COMEXT databank

Bij de evaluatie van de mogelijke gevolgen van de OWE zou een alternatieve werkwijze voor het onderzoek van handelsgegevens er in kunnen bestaan de omvang van de respectieve markten voor apparatuur voor de uitrusting van zeeschepen te onderzoeken. Een indicatie van de omvang van de markt van de EU en de VS voor uitrusting van zeeschepen is het aantal schepen dat in de lidstaten van de EU en in de VS is geregistreerd. Deze gegevens zijn opgenomen in tabel 3 waarin zowel het aantal vaartuigen als de brutotonnage (BT) van de in de EG en de VS geregistreerde vaartuigen zijn vermeld. Hierbij mag niet uit het oog worden verloren dat de overeenkomst enkel van toepassing is op vaartuigen van de partijen in het internationale verkeer die voorzien moeten worden van uitrusting die volgens de IMO-overeenkomsten dient te worden goedgekeurd. Gegevens betreffende het aantal vaartuigen dat een veiligheidscertificaat in de zin van de IMO-overeenkomsten aan boord heeft, zijn niet beschikbaar. Aangenomen wordt evenwel dat de grote meerderheid (meer dan 90%) van alle koopvaardijschepen van een veiligheidscertificaat voorzien is. Opgemerkt wordt dat onderstaande cijfers ook betrekking kunnen hebben op schepen die onder andere richtlijnen van de Gemeenschap vallen, bijvoorbeeld visserij- of binnenvaartschepen.

De omvang van de markt voor uitrusting van zeeschepen kan het best op basis van het aantal vaartuigen worden beoordeeld, omdat vooral voor koopvaardijschepen de kosten voor de uitrusting van een vaartuig met de door de IMO-overeenkomst voorgeschreven uitrusting slechts in beperkte mate afhankelijk zijn van de grootte van het schip. Het grootste verschil bestaat tussen koopvaardijschepen en passagiersschepen omdat passagiersschepen noodzakelijkerwijze meer reddingsmiddelen en vuurbestrijdingsmiddelen aan boord hebben, hetgeen hogere kosten veroorzaakt. Uit tabel 2 blijkt dat de vloot van de EG, wat het aantal schepen betreft, tweemaal zo groot is als die van de Verenigde Staten en dat vooral de in de EU geregistreerde vloot passagiersschepen veel groter is dan die van de VS.

Tabel 2: Koopvaardijvloot van de EG en de VS

[zie origineel document voor tabel]

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron: Lloyd's Register of Shipping, World Fleet Statistics 2000

Tabel 2 geeft een overzicht van het aantal bestaande schepen dat reeds van de vereiste uitrusting is voorzien. Het is derhalve dienstig ook een blik te werpen op het aantal schepen in aanbouw omdat dit een indicatie geeft van de potentiële markt voor uitrusting van zeeschepen. Deze cijfers zijn weergegeven in tabel 3 en zijn geïllustreerd in grafiek nummer 1. Hieruit blijkt duidelijk dat de scheepsbouw in de EU, wat het aantal schepen betreft, minstens tweemaal zo groot is als die van de Verenigde Staten.

Tabel 3: Schepen in aanbouw in de EU en de VS in de periode 1996-2000 (aantal en bruto tonnage)

[zie origineel document voor tabel]

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron: Lloyd's Register of Shipping, World Fleet Statistics 2000

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bron: Lloyd's Register of Shipping, World Fleet Statistics 2000

IV.3 Kosten van de overeenstemmingsbeoordeling voor uitrusting van zeeschepen

De aan de typegoedkeuring van uitrusting voor zeeschepen verbonden kosten zijn moeilijk te kwantificeren. Dit komt vooral doordat de diverse uitrustingsstukken waarop de RUZ van toepassing is tot de meest uiteenlopende sectoren van de technologie behoren (bijvoorbeeld reddingsvesten en radartoestellen) zodat de kosten van de typegoedkeuring noodzakelijkerwijze eveneens sterk uiteenlopen. Er is echter nog een aantal andere kostenplaatsen, zoals de tijd die het in de handel brengen in beslag neemt, de administratieve werkbelasting en de onzekerheid, waarop de OWE eveneens van invloed zal zijn, die eveneens zeer moeilijk te kwantificeren zijn. Industriebronnen hebben echter bepaalde indicaties van de kosten gegeven. De betrokken sectoren hebben evenwel reeds een indicatie gegeven van de hieraan verbonden kosten. Deze worden hierna louter ter illustratie vermeld omdat zij niet door verifieerbare kwantititatieve gegevens zijn gestaafd.

- In het algemeen wordt aangenomen dat de kosten voor de uitrusting van een schip met de door de IMO-overeenkomst voorgeschreven uitrusting naar gelang het type en de afmetingen varieert van 10% tot 25% van de bouwkosten.

- Voor een groot passagiersschip (cruiseschip) waarvan de bouwkosten 350 miljoen EUR bedragen, worden de kosten van de door de IMO-overeenkomst voorgeschreven materialen en uitrusting en de goedkeuring door classificatiebureaus op 115 miljoen EUR (30%) geraamd. Van deze 115 miljoen EUR is ongeveer 90 miljoen EUR bestemd voor verschillende materialen (in hoofdzaak voor brandbescherming) en 17 miljoen EUR voor reddingsmiddelen en navigatie- en radioapparatuur. Een interessante opmerking was dat op de kosten voor de goedkeuring door een classificatiebureau tot 25 miljoen EUR zou kunnen worden bespaard indien reeds goedgekeurde materialen en uitrusting zouden worden gebruikt. Voor vrachtschepen (containerschepen) worden de kosten voor de door de IMO voorgeschreven uitrusting, ongeacht de afmetingen van het vaartuig, op 1 miljoen, EUR geraamd.

- De kosten voor het verkrijgen van de USCG-goedkeuring voor de componenten van reddingsmiddelen worden op minstens 50.000 EUR geraamd en de goedkeuringsprocedure kan twee jaar in beslag nemen. Bepaalde reddingsmiddelen, zoals schipevacuatiesystemen en snelle reddingsboten die door middel van 'davits' te water worden gelaten, moeten onder realistische omstandigheden worden getest, hetgeen de goedkeuringskosten tot meer dan 1 miljoen EUR kan doen oplopen.

- De aan de goedkeuring gerelateerde kosten van scheepsradio- en navigatieapparatuur zijn in het algemeen hoog, terwijl de afzetmarkt voor deze apparaten van geringe omvang is. Zo worden bijvoorbeeld de goedkeuringskosten van een Inmarsat B SES op 150.000 EUR geraamd voor een jaarlijkse wereldwijde afzetmarkt van 500 stuks voor een waarde van ongeveer 13,5 miljoen EUR. De goedkeuringskosten van een complete radarinstallatie worden op 150.000 EUR geraamd voor een wereldwijde afzetmarkt van 175 miljoen EUR.

17.

IV.4 Algemene evaluatie


Bij een algemene evaluatie van de OWE moet vooral rekening worden gehouden met de hiernavolgende factoren:

- De kosten/batenverhouding van de OWE, bijvoorbeeld wat de gevolgen voor het handelsverkeer, de markttoegang, de kostenbesparing enz. voor de fabrikanten in de EU betreft.

- De mogelijke gevolgen voor de door de regelgeving van de EU beoogde doelstellingen.

- De gevolgen voor andere belanghebbenden.

De bovenstaande informatie geeft, wat de kosten/baten betreft, in door kwantitatieve gegevens gestaafde economische termen, geen duidelijk beeld van de gevolgen van de OWE voor bijvoorbeeld de handel en de mogelijke kostenbesparing door de fabrikanten. Uit de beschikbare informatie blijkt echter wel dat de kosten voor de uitrusting van schepen met door de IMO-overeenkomst voorgeschreven uitrusting niet onbeduidend zijn en dat de rechtstreeks aan de overeenstemmingsbeoordeling gerelateerde kosten voor talrijke soorten scheepsuitrusting aanzienlijk zijn. Daar komen nog bij de indirecte kosten in verband met, bijvoorbeeld, de tijd die het in de handel brengen in beslag neemt, de onzekerheid en de administratieve werkzaamheden, die dankzij de OWE vermoedelijk eveneens zullen afnemen doch moeilijk te kwantificeren zijn. De gegevens in de tabellen 2 en 3 tonen aan dat de koopvaardijvloot van de EU veel groter is dan die van de VS, zowel wat het bestaande aantal schepen als wat het aantal schepen in aanbouw betreft. Dit zou als een onevenwichtigheid ten nadele van de fabrikanten van uitrusting voor de scheepvaart kunnen worden beschouwd. Deze kwestie moet evenwel in het algemene kader van de markttoegang worden gezien. Bovendien kan de overeenkomst zowel de fabrikanten in de EU als die in de VS de mogelijkheid geven hun concurrentiepositie op elkaars markten te verbeteren. Dit zou niet enkel in het voordeel zijn van de fabrikanten van uitrusting voor schepen in de EU, doch ook voor de scheepsbouw in de EU die zijn kosten zou zien teruglopen (zie hierboven) en, zodoende, zijn concurrentiepositie op de wereldmarkt zou kunnen verbeteren.

Wat dit betreft wordt onderstreept dat de OWE op zich geen voordelen garandeert voor de betrokken bedrijven. De overeenkomst biedt mogelijkheden tot verbetering van de markttoegang en tot kostenverlaging, doch de betrokkenen en in het bijzonder de fabrikanten van de betrokken producten dienen de geboden mogelijkheden zelf ten nutte te maken. Voorts wordt opgemerkt dat bedrijven de overeenkomst op vrijwillige grondslag gebruiken. De betrokken federatie van het Europese bedrijfsleven heeft zijn steun toegezegd aan de OWE. De Commissie gaat er dientengevolge van uit dat de overeenkomst aanzienlijk voordeel kan brengen aan de fabrikanten, vooral omdat zij gebaseerd is op de gelijkwaardigheid van de regelgevingen van de EU en de VS. Een fabrikant kan zodoende zijn product op meerdere markten afzetten op basis van een enkele typegoedkeuring en een enkel technisch voorschrift.

Wat de mogelijke gevolgen voor de regelgevingsdoelstellingen van de EU betreft, is in artikel 8 van de overeenkomst duidelijk bepaald dat deze de regelgevingsbevoegdheid of autoriteit van de partijen geenszins beperkt. De partijen zijn vrij de doelstellingen van hun respectieve regelgevingen vast te stellen en het door hen wenselijk geachte niveau van bescherming te bepalen. De overeenkomst is gebaseerd op de gelijkwaardigheid van de technische voorschriften van de EU en de VS en hieruit zullen voordelen voortvloeien voor de betrokken ondernemingen. Indien de gelijkwaardigheid niet wordt gehandhaafd, bijvoorbeeld als gevolg van wijzigingen in de regelgeving, kunnen deze voordelen teloorgaan. Dit zal de partijen er wellicht van weerhouden een niveau van bescherming vast te stellen dat hoger is dan dat van de andere partij omdat de gelijkwaardigheid dan niet kan worden gehandhaafd. De Commissie acht dit onwaarschijnlijk om de volgende redenen: 1) de partijen handhaven zoals gezegd hun regelgevingsbevoegdheid; 2) zowel de EU als de VS hebben het vaste voornemen te kennen gegeven hun technische voorschriften op de bepalingen van de IMO af te stemmen; 2) zowel de EU als de VS hebben het vaste voornemen te kennen gegeven hun technische voorschriften op de bepalingen van de IMO af te stemmen; 4) de OWE is op nauwe samenwerking op het gebied van de regelgeving gebaseerd.

Zoals ook met de andere door de Gemeenschap gesloten OWE's het geval was, heeft de samenwerking niet enkel tot grotere transparantie van de vigerende voorschriften geleid, doch ook tot een uitwisseling van kennis en ervaring tussen de regelgevers, hetgeen mogelijkerwijze een beter gebruik van de mogelijkheden van de regelgeving en een betere kwaliteit van regelgeving tot gevolg zal hebben.

Bovendien vormt de overeenkomst geen beletsel of hindernis voor de handhaving van de respectieve technische voorschriften van de partijen op hun grondgebied. Het tweerichtingswaarschuwingssysteem waarin artikel 16 van de overeenkomst voorziet, zou zelfs kunnen bijdragen tot een grotere doeltreffendheid van, bijvoorbeeld, het markttoezicht omdat de met de handhaving belaste autoriteiten meer informatie zouden ontvangen over producten die tekortkomingen vertonen.

Opgemerkt zij dat de transatlantische consumentendialoog (TACD) i vrij veel kritiek heeft geuit op de OWE's in het algemeen en op het begrip gelijkwaardigheid van technische voorschriften in het bijzonder. De belangrijkste bezwaren van de TACD ten aanzien van zowel de OWE's als de gelijkwaardigheid hebben betrekking op: 1) de overdracht van regelgevende bevoegdheid naar buitenlandse instanties met andere belangenconflicten en transparantie- en aansprakelijkheidsregels; 2) de privatisering van overheidstaken; 3) minder binnenlands toezicht op de regelgeving; 4) minder invloed van de overheid in het besluitvormingsproces; 5) meer mogelijkheden tot ontwijking van de regels door de industrie en 6) verlaging van het niveau van bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het milieu. De Commissie kan om de vorengenoemde redenen de conclusies van de TACD niet onderschrijven.

Wat de mogelijke gevolgen voor de regelgevingsdoelstellingen van de EU betreft, bevestigt de Commissie derhalve dat de overeenkomst geen beletsel zal vormen voor de doelstellingen van de in de RUZ neergelegde regelgeving, dat wil zeggen het verbeteren van de veiligheid op zee en het voorkomen van verontreiniging van de zee. De overeenkomst zal geen negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid en de veiligheid van de bemanning, de passagiers of andere bij het mariene milieu betrokken personen.

Wat de mogelijke gevolgen voor andere belanghebbenden betreft, wordt opgemerkt dat de overeenkomst vooral gevolgen kan hebben voor de overeenstemmingsbeoordelingsinstanties en de scheepsbouwers. Volgens het aan dit voorstel gehechte effectbeoordelingsformulier zal de OWE de overeenstemmingsbeoordelingsinstanties in de EU (de in de richtlijn uitrusting zeeschepen bedoelde aangemelde instanties) de mogelijkheid geven hun huidige en nieuwe cliënten aanvullende diensten aan te bieden. De OWE zou echter ook ten gevolge kunnen hebben dat zij bepaalde opdrachten verliezen omdat de exporteurs in de VS niet langer gebruik zullen moeten maken van hun diensten om aan te tonen dat hun producten aan de voorschriften van richtlijn 96/98/EG voldoen. Zoals gezegd zouden de kosten voor de uitrusting van zeeschepen voor de scheepsbouwers in de EU moeten dalen als gevolg van onder meer de daling van de kosten van de overeenstemmingsbeoordeling en de toename van de concurrentie tussen de fabrikanten in de EU en de exporteurs in de VS.

De Commissie komt tot de algemene conclusie dat de overeenkomst aanzienlijk voordeel kan brengen aan het bedrijfsleven omdat zij het handelsverkeer bevordert door de kosten te verlagen en de aan de overeenstemmingsbeoordeling verbonden administratieve kosten te verminderen, dat zij de transparantie en de voorspelbaarheid met betrekking tot de voorschriften kan verbeteren, bevorderlijk zal zijn voor de samenwerking op het gebied van de regelgeving en zij de regelgevingsdoelstellingen van de RUZ, namelijk het verbeteren van de veiligheid op zee en het voorkomen van verontreiniging van de zee, niet in het gedrang zal brengen.

18.

V. Betrekkingen met de EVA-landen die deel uitmaken van de Europese economische ruimte


Overeenkomstig de algemene informatie- en overlegprocedures waarin de EUR-overeenkomst en protocol 12 bij deze overeenkomst voorzien, heeft de Commissie de EVA/EER-landen regelmatig geïnformeerd over het verloop en het eindresultaat van de onderhandelingen.

19.

VI. De ontwerp-besluiten van de Raad


Een voorstel voor twee besluiten van de Raad inzake de ondertekening en de sluiting van de overeenkomst is als bijlage aan dit document gehecht.

De artikelen 133 en 300 van het Verdrag vormen de rechtsgrondslag van beide besluiten.

In het besluit betreffende de sluiting van de overeenkomst dient bovendien een passende communautaire procedure te worden vastgesteld die de Commissie, bijgestaan door het door de Raad aan te wijzen speciaal comité, in staat stelt de Gemeenschap te vertegenwoordigen in de Gemengde Commissie en in alle gemengde werkgroepen die eventueel worden opgericht.

20.

VII. Conclusies


Om de in deze toelichting genoemde redenen stelt de Commissie de Raad voor de twee aangehechte besluiten vast te stellen.