Toelichting bij COM(2004)57 - Wijziging van Verordening 1365/75 betreffende de oprichting van een Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1.Inleiding

De Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (hierna te noemen “de Stichting”) is een agentschap van de Europese Unie van de eerste generatie, opgericht in 1975 bij Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad.1 Zij is gevestigd in Dublin (Ierland).

De Europese Stichting heeft tot taak om,op basis van de praktische ervaring , studies over de verbetering van het levens- en arbeidsomstandigheden op middellange en lange termijn te ontwikkelen en uit te diepen , en de factoren die veranderingen kunnen bewerkstelligen op te sporen. De Stichting heeft een tripartiete Raad van Bestuur, die bestaat uit vertegenwoordigers van de regeringen en van werkgevers- en werknemersorganisaties van de lidstaten. Bovendien is de Commissie vertegenwoordigd in de raad. De werkgevers- en werknemersorganisaties op Europees niveau beschikken elk over een waarnemer in de raad. Het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA) en een vertegenwoordiger van de EVA-landen hebben als waarnemer zitting in de raad.

De nationale en tripartiete opzet van de Raad van Bestuur van de Stichting is een kenmerk dat het gemeenschappelijk heeft met twee andere gedecentraliseerde agentschappen, het Europees Centrum voor de beroepsopleiding (Cedefop) in Thessaloniki (Griekenland) en het Europese Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA) te Bilbao (Spanje). De samenstelling van de raden is duidelijk vastgelegd in de oprichtingsverordeningen van de agentschappen. De raad van de Stichting werd ingesteld in een Gemeenschap van negen lidstaten; voor elke nieuwe lidstaat werden drie nieuwe leden aan de raad toegevoegd en deze bestaat thans uit 48 leden en een even groot aantal plaatsvervangende leden. In verband met de toetreding van de nieuwe lidstaten het volgende jaar zal het aantal leden van de raad 78 bedragen.

Gezien de verscheidenheid waardoor de sociale kwesties binnen de Europese Unie gekenmerkt worden, is de bijdrage van de nationale sociale partners en regeringsvertegenwoordigers in de raad is van wezenlijk belang voor het functioneren van de Stichting. Anderzijds is het met het oog op de uitbreiding belangrijk er zorg voor te dragen dat de raad een strategische bijdrage kan leveren.

Gewoonlijk komt de raad tweemal per jaar bijeen om besluiten te nemen in verband met het werkprogramma en de begroting van de Stichting. Voorts is krachtens het reglement van orde een Presidium ingesteld, dat tot taak heeft in de periode tussen de vergaderingen van de raad in dringende kwesties te behandelen. De raad is evenwel nog steeds verantwoordelijk voor omslachtige en tijdrovende aangelegenheden, waardoor en niet voldoende gelegenheid bestaat voor belangrijker strategisch overleg over het functioneren en de rol van de Stichting.

Dit voorstel heeft tot doel de strategische rol van de Raad van Bestuur te versterken en tegelijkertijd meer administratieve taken toe te vertrouwen aan het reeds bestaande Presidium en de rol van het Presidium in de oprichtingsverordening formeel vast te leggen.

Verder beoogt het een moderner en flexibeler model te creëren ten behoeve van de bijdrage van onafhankelijke deskundigen aan de werkzaamheden van de Stichting.

Ten slotte zijn er enige bepalingen opgenomen waardoor het personeelsstatuut van de Gemeenschapen van toepassing zal worden op het personeel van de Stichting. De Stichting is het enige communautaire agentschap met een eigen personeelsverordening. In het kader van de hervorming van het statuut van het personeel van de Europese Gemeenschappen dient met de inwerkingtreding van deze verordening voor het personeel van de Stichting hetzelfde statuut te gaan gelden.
2.Context

2.1.De externe evaluatie

De externe evaluatie van de Stichting, die in 2001 is uitgevoerd, onderkent weliswaar de belangrijke bijdrage die de Stichting levert aan de kennis van de levens- en arbeidsomstandigheden in de Europese Unie, maar brengt ook een aantal terreinen in kaart die voor verbetering in aanmerking komen. Hoewel het merendeel van deze kwesties is opgenomen in een actieplan van de Stichting dat naar aanleiding van de externe evaluatie door haar raad werd goedgekeurd en betrekking heeft op strategische en operationele aspecten, die moeten worden aangepakt om verbetering te brengen in de gesignaleerde zwakke punten, dienen twee, door de uitvoerders van de evaluatie aan de orde gestelde zaken te worden geregeld door middel van wijzigingen van het wettelijk kader: namelijk de rol en taken van de Raad van Bestuur en het functioneren van het Comité van Deskundigen van de Stichting.

1.

2.1.1.De Raad van Bestuur


De uitvoerders van de evaluatie kwamen tot de conclusie dat de bestuurlijke taken de raad verhinderden voldoende tijd te wijden aan strategisch overleg. Hierdoor wordt het besluitvormend vermogen van de raad verzwakt. Bovendien wordt hierdoor de toegevoegde waarde van de tripartiete opzet van de Raad ten dele tenietgedaan.

Het reeds in het reglement van orde voorziene Presidium zou een belangrijker rol kunnen spelen bij de uitvoering van bepaalde bestuurlijke taken van de raad. Voorts zou deze rol formeel moeten worden vastgelegd in de verordening en zou de relatie tussen de raad en het Presidium duidelijk moeten worden omschreven.

2.

2.1.2.Comité van Deskundigen


Het Comité van Deskundigen is ingesteld bij de artikelen 10-11 van de oprichtingsverordening van de Stichting. Het heeft tot taak optimale technische en wetenschappelijke adviezen te verstrekken ten aanzien van de voornaamste onderzoeksterreinen van de Stichting, d.w.z. de levens- en arbeidsomstandigheden. Per lidstaat heeft één vertegenwoordiger zitting in het comité. Het brengt eventueel – hetzij op verzoek van de directeur, hetzij op eigen initiatief – advies uit over het door de directeur van de Stichting opgestelde werkprogramma evenals over alle terreinen die tot de bevoegdheid van de Stichting behoren.

Derhalve neemt het comité een tamelijk zwakke positie in binnen de structuur van de Stichting en heeft het geen belangrijke rol bij haar werkzaamheden gespeeld. Het is moeilijk gebleken bij de samenstelling ervan relevante en elkaar aanvullende deskundigheid van de leden en een krachtige inzet van hun kant voor het werk van het comité te waarborgen. Ten aanzien van de taken van het comité lijkt de vertegenwoordiging van alle lidstaten geen ter zake doend criterium te zijn. Anderzijds hebben sommige leden van het Comité van Deskundigen op hun bijzondere vakgebied een uitmuntende bijdrage aan de werkzaamheden van de Stichting geleverd. Daarom wordt het belangrijk geacht in de verordening de mogelijkheid te handhaven voor een voortgezette bijdrage van externe deskundigen op specifieke onderzoeksterreinen naargelang de specifieke expertise van de betrokken deskundigen en de behoeften van de Stichting. Voorts dienen de deskundigen niet op nationale basis te worden geselecteerd, maar veeleer overeenkomstig hun vermogen om op nuttige wijze een bijdrage te leveren aan het werk van de Stichting. Derhalve wordt voorgesteld het Comité van Deskundigen niet in zijn huidige vorm te behouden, maar bepalingen op te nemen die het de Stichting mogelijk maken om bij haar werkzaamheden gebruik te maken van een gerichte en relevante inbreng van onafhankelijke deskundigen. De bijzonderheden van deze regeling zullen op voorstel van de directeur van de Stichting door de raad worden vastgesteld.

2.2.Het gezamenlijk advies van de tripartiete raden van de Stichting, Cedefop, en EU-OSHA2

De drie agentschappen, die een raad met tripartiete samenstelling hebben, d.w.z. de Stichting, Cedefop en EU-OSHA, functioneren op soortgelijke wijze. De tripartiete structuur is van fundamenteel belang voor deze agentschappen en dient te worden gehandhaafd. Zoals evenwel blijkt uit de externe evaluaties van de drie agentschappen, doen zich bij het functioneren van hun raden bepaalde tekortkomingen voor, In de evaluatie wordt voorgesteld om de strategische functie van de Raden van Bestuur en de uitvoerende functie van de Presidia te versterken en om de directeur aansprakelijk en verantwoordelijk te laten blijven voor de dagelijkse leiding.

In overeenstemming met de bevindingen van de externe evaluaties deden de agentschappen in januari 2003 de Commissie een gezamenlijk advies toekomen over de werkwijze en coördinatie van hun managementstructuren. In dit advies onderstrepen de Raden van Bestuur dat de toekomstige bestuursvoorschriften gebaseerd zouden moeten worden op de volgende uitgangspunten: het fundamentele belang van een tripartiete bestuursvorm; de rol van de sociale partners (werknemers en werkgevers) in deze agentschappen die een specifiek karakter hebben waardoor zij gemeenschappelijke regels behoeven en niet op de wijze van de andere agentschappen van de Gemeenschap kunnen functioneren; en tot slot het feit dat het voor de inbreng van alle hoofdrolspelers en in het licht van de voor sociale vraagstukken kenmerkende verschillen in belangen en benaderingen van essentieel belang is dat de nationale tripartiete vertegenwoordiging uit ieder land gehandhaafd blijft.

Om recht te doen aan deze uitgangspunten wordt in het gezamenlijk uitgebrachte advies voorgesteld om de Raden van Bestuur te handhaven als besluitvormingsinstanties met verantwoordelijkheid voor de voornaamste beleidslijnen van het agentschap (strategie, begroting, werkprogramma). Voorts wordt voorgesteld om de Presidia tot uitvoerende organen met duidelijk omschreven taken te maken. Om efficiënt te kunnen opereren zou de omvang van de Presidia beperkt moeten blijven, maar ze zou wel zodanig moeten zijn dat de verschillende visies van de tripartiet samengestelde Raden van Bestuur voldoende tot hun recht komen.

De raden zijn tevens van mening dat coördinatie binnen de afzonderlijke groepen (regeringen, werkgevers, werknemers) een belangrijke factor is gebleken om de efficiëntie te vergroten. Zij stellen dan ook voor om in iedere groep formeel een coördinator aan te wijzen.

2.3.Het advies van het Europees Parlement

De Commissie wijst erop dat het Europees Parlement in zijn recente kwijtingsprocedures heeft onderstreept dat de raden van zowel de Stichting als het Cedefop gerationaliseerd moeten worden en verzoekt de Commissie dienaangaande met voorstellen te komen3 De Commissie heeft het verzoek van het Europees Parlement om de werkwijze van deze agentschappen te rationaliseren zorgvuldig bestudeerd.

Aangezien de volledige vertegenwoordiging van alle lidstaten en de deelname van de sociale partners van wezenlijk belang is voor de ontwikkeling van het communautaire sociale beleid, meent de Commissie dat een vermindering van het aantal leden van de raden nadelige gevolgen zou hebben voor de tripartiete vertegenwoordiging van alle lidstaten en derhalve niet raadzaam is. Anderzijds kan de Commissie vanwege de in vergelijking met de andere communautaire agentschappen afwijkende aard van de aan de Stichting toegewezen taken het voorstel van het Europees Parlement om voor organen met vergelijkbare taken gemeenschappelijke raden van bestuur in te stellen niet in overweging nemen. Daarom stelt de Commissie voor om met handhaving van het nationale en tripartiete karakter van de raden – een sleutelkenmerk van de agentschappen – de werkmethoden van de raden te rationaliseren door de strategische rol van de raden te versterken en het aantal vergaderingen per jaar te beperken tot één. Hierdoor zou gewaarborgd kunnen worden dat de uitbreiding geen nadelige financiële consequenties heeft.
3.Motivering van de voorstellen van de Commissie

In het licht van de bevindingen van de bij de externe evaluatie betrokken onderzoekers, de gang van zaken in de afgelopen jaren en het hierboven genoemde gezamenlijke advies van de drie betrokken Raden van Bestuur stelt de Commissie een aantal wijzigingen voor de oprichtingsverordening van de Stichting voor om de effectiviteit en kosteneffectiviteit te verbeteren. Soortgelijke voorstellen worden door de Commissie ook voor Cedefop en EU-OSHA gedaan.

De voorgestelde wijzigingen betreffen voornamelijk de coördinatie en werkwijze van de raad. De tripartiete vertegenwoordiging van de lidstaten in de Raad van Bestuur wordt beschouwd als essentiële voorwaarde voor succes en blijft gehandhaafd. De bestaande drie groepen, namelijk de vertegenwoordigers van de regeringen, werkgevers en werknemers, en de functie van coördinator in elk van de drie groepen worden formeel erkend.

De Commissie stelt voor dat de Raad van Bestuur in principe één keer per jaar in vergadering bijeenkomt en alle besluiten van strategische aard, zoals de besluiten over het jaarlijkse werkprogramma en de begroting, neemt. Om deze overstap van taken met een administratief karakter naar taken van strategische aard tot uitdrukking te brengen, worden de equivalenten van het Nederlandse begrip Raad van Bestuur in een aantal taalversies van de verordening vervangen door passender termen.

Voorts wordt in het voorstel van de Commissie het Presidium formeel erkend en worden de betrekkingen tussen de Raad van Bestuur en het Presidium geformaliseerd. Het Presidium zou uit acht leden moeten gaan bestaan, namelijk uit de voorzitter en de drie vice-voorzitters van de Raad van Bestuur, de drie coördinators en een vertegenwoordiger van de Commissie. Bij machtiging van de raad is het Presidium bevoegd om bepaalde besluiten namens de raad te nemen. De voorgestelde omvang en de voorgestelde samenstelling van het Presidium zullen tot efficiency leiden en een afspiegeling vormen van de belangen van de verschillende groepen in de Raad van Bestuur. Het Presidium zal niet tot stemming overgaan, maar met een besluitvormingsproces werken dat op het bereiken van onderlinge overeenstemming gebaseerd is.

De voorgestelde bepalingen zullen voor wat betreft het Comité van Deskundigen een gestructureerde en gerichte bijdrage van externe en onafhankelijke deskundigen aan de werkzaamheden van de Stichting garanderen in overeenstemming met de behoeften op de diverse onderzoeksterreinen.

De voorgestelde personeelsbepalingen hebben tot doel het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen4 op het personeel van de Stichting, dat na de inwerkingtreding van deze verordening in dienst genomen wordt, van toepassing te verklaren.
4.Subsidiariteit en evenredigheid

De Europese Stichting heeft tot taak om, op basis van de praktische ervaring, studies over de verbetering van het levens- en arbeidsomstandigheden op middellange en lange termijn te ontwikkelen en uit te diepen, en de factoren die veranderingen kunnen bewerkstelligen op te sporen. Het voorziet in gegevens en analyses die uitgangspunten leveren voor en ondersteuning bieden bij de tenuitvoerlegging van het EU-beleid op het gebied van de levens- en arbeidsomstandigheden. In dit opzicht voldoet het agentschap aan het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel.
5.Rechtsgrondslag

Artikel 235 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (nu artikel 308) is de wettelijke basis van de huidige verordening. De Commissie is dan ook van mening dat artikel 308 ook de wettelijke basis van de wijzigingsvoorstellen voor de oprichtingsverordening is.
6.Opmerkingen bij deze voorgestelde amendementen:

Artikel 1 van de voorgestelde verordening:

Artikel 3, lid 2:

Er is een bijzondere verwijzing naar de noodzaak tot een passende samenwerking met EU-OSHA toegevoegd. Dit sluit aan bij de huidige praktijk en bij een dienovereenkomstige bepaling in de verordening voor EU-OSHA. Beide organisaties zijn werkzaam op het gebied van het sociaal beleid, maar hebben allebei een eigen opdracht.

Er is reeds sprake van een intensivering van de huidige samenwerking tussen beide organisaties. In 2001 hebben de beide agentschappen in aansluiting op de aanbevelingen van de externe evaluatie een memorandum van overeenstemming ondertekend met richtsnoeren ter waarborging van een doeltreffende samenwerking Meer recentelijk – in juni 2003 – hebben zij een samenwerkingsovereenkomst gesloten, waarin concrete maatregelen en activiteiten aangegeven worden. De Commissie is – met inachtneming van de opmerkingen van het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité naar aanleiding van deze kwestie – van oordeel dat het belangrijk is dat in de verordening expliciet wordt verwezen naar deze samenwerking en stelt voor een identieke verwijzing in het voorstel tot wijziging van de verordening van EU-OSHA op te nemen.

Artikel 5:

Het Presidium wordt formeel erkend. Voorts wordt de verwijzing naar het Comité van Deskundigen geschrapt, aangezien dit comité niet langer in zijn huidige vorm zal bestaan.

Artikel 6, lid 1:

De wijzigingen voor dit artikel, die te maken hebben met de samenstelling en de werkwijze van de Raad van Bestuur, sluiten aan bij de externe evaluatie en het advies dat de Raden van Bestuur (Beheer) van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk en het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding gezamenlijk aan de Commissie hebben uitgebracht.

De voorgestelde wijziging brengt geen verandering in de nationale en tripartiete samenstelling van de raad met zich mee. De formulering maakt het evenwel mogelijk het principe van een tripartiete vertegenwoordiging van iedere lidstaat te handhaven, zonder dat er in het artikel wijzigingen wat betreft het aantal lidstaten hoeven te worden aangebracht.

Artikel 6, lid 2:

Op basis van artikel 3 van het Verdrag wordt wat de samenstelling van de Raad betreft plaats ingeruimd voor de genderdimensie door een bepaling op te nemen betreffende een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de raad van de Stichting. Bovendien is een nieuwe alinea toegevoegd, waarin erop gewezen wordt dat de lijst van de leden van de Raad van Bestuur ter informatie in het Publicatieblad van de Europese Unie moet worden gepubliceerd. Deze laatstgenoemde bepaling loopt in de pas met de huidige gang van zaken bij de Stichting en sluit aan op het beleid van de Europese Unie dat op transparantie en toegankelijkheid van informatie voor de Europese burger gericht is.

Artikel 6, lid 4:

Hier wordt duidelijk tot uitdrukking gebracht dat de voorzitter en vice-voorzitters ieder een van de groepen in de Raad van Bestuur en de Commissie vertegenwoordigen. Dit verschaft tevens duidelijkheid over het feit dat, zoals bepaald is in de voorschriften van het reglement van orde van de Stichting, een van de leden van het voorzitterschap de Commissie vertegenwoordigt. Daarnaast is vastgelegd dat de voorzitter en vice-voorzitters een verlengbare ambtstermijn van een jaar hebben. Aangezien de Raad van Bestuur slechts een keer per jaar in vergadering bijeenkomt, vloeit deze bepaling vooral voort uit de behoefte aan continuïteit.

Artikel 6, lid 5:

Het aantal vergaderingen is teruggebracht van een in plaats van twee. Dit heeft te maken met de nieuwe, strategischer rol van de Raad van Bestuur en de toename van het aantal leden. Zo nodig kunnen er extra vergaderingen worden gehouden op verzoek van minimaal eenderde van de leden van de raad.

Artikel 6, lid 7 – lid 10:

De groepen en de coördinators van de organisaties van de sociale partners op Europees niveau, die reeds een belangrijke rol spelen bij de voorbereiding van de besluiten, worden formeel erkend op grond van lid 7.

Beoogd wordt hierdoor de aanwezigheid van de drie in de raad vertegenwoordigde groepen en de wijze waarop zij functioneren, formeel vast te leggen. In de praktijk zijn er drie afzonderlijke groepen, namelijk de vertegenwoordigers van de regeringen, de vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties en de vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties. De drie groepen komen vóór de vergaderingen van de Raad van Bestuur voor intern overleg bijeen. De uitkomsten van dit overleg worden door de woordvoerders van de groepen op de vergaderingen van de Raad van Bestuur naar voren gebracht. Dit neemt niet weg dat ieder lid van de Raad van Bestuur het recht heeft om op de vergaderingen het woord te nemen.

In dit verband is het van belang erop te wijzen dat de vertegenwoordigers van de Europese koepelorganisaties van de sociale partners, die zonder stemrecht eveneens aan de vergaderingen van de Raad van Bestuur deelnemen, een actieve rol bij de werkzaamheden van de Raad van Bestuur - en met name bij de coördinatie van de standpunten binnen de desbetreffende groepen - spelen. Zoals in het gezamenlijke advies van de drie communautaire agentschappen inzake het toekomstige bestuur van hun Raden van Bestuur is gevraagd, wordt voorgesteld dat de groep regeringsvertegenwoordigers ten behoeve van het evenwicht tussen de groepen en om de werkzaamheden van de Raad van Bestuur efficiënter te laten verlopen, ook een coördinator benoemt.

Deze organisatiestructuur is zinvol gebleken en heeft de steun van alle belanghebbenden en daarom acht de Commissie het nuttig de beginselen ervan formeel vast te leggen en de nadere bijzonderheden van de werkwijze te regelen in een nieuw reglement van orde.

De taken, samenstelling en operationele voorschriften van het Presidium worden uiteengezet in het reglement van orde, maar niet vermeld in de verordening. In punt 8 wordt voorgesteld de rol van het Presidium formeel vast te leggen, aangezien het door de raad meer taken toegewezen zal krijgen. De formulering geeft de huidige praktijk van de Stichting weer. Het aantal leden (de voorzitter, de drie vice-voorzitters van de Raad van Bestuur, de drie coördinators van de groepen en een vertegenwoordiger van de Commissie) is voor de afspiegeling van de verschillende standpunten in de raad voldoende en draagt qua omvang bij tot een efficiënte besluitvorming.

Lid 9 bepaalt dat de Raad van Bestuur het jaarlijkse vergaderschema van het Presidium zal vastleggen. Op verzoek van de leden van het Presidium kunnen extra vergaderingen belegd worden.

Lid 10 bepaalt dat het Presidium die aangelegenheden behandelt, die door de raad eraan zijn gedelegeerd en dat besluiten eenstemmig worden genomen. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, kan het Presidium de zaak voor een besluit aan de Raad van Bestuur voorleggen. Hierdoor zal de noodzakelijke transparantie tussen de Raad van Bestuur en het Presidium en overeenstemming tussen het werk van het Presidium en de strategische richtsnoeren van de Raad van Bestuur gegarandeerd worden.

Artikel 7, lid 1:

De passage betreffende het advies van het Comité van Deskundigen bij de voorbereiding van het werkprogramma van de Stichting wordt geschrapt, aangezien het comité door een structuur voor ad-hocbijdragen van externe deskundigen over specifieke kwesties in verband met het werkprogramma zal worden vervangen.

Artikel 7, lid 4:

Er wordt een nieuw lid toegevoegd, waarin het mandaat van het Presidium wordt vastgelegd. Het dient niet de rechten van de directeur of de uitsluitend de raad toekomende bevoegdheden in verband met het werkprogramma en de begroting van de Stichting te overlappen.

Artikel 9:

Er zijn wijzigingen aangebracht, zodat de taken die de directeur in verband met de Raad van Bestuur heeft, waar nodig, ook het Presidium omvatten.

Artikel 10:

Dit artikel wordt gewijzigd om de nieuwe rol en taken van de externe deskundigen tot uitdrukking te brengen. De Raad kan op voorstel van de directeur de benodigde maatregelen nemen ten behoeve van de bijdrage van onafhankelijke deskundigen.

Artikel 11:

Aangezien het Comité van Deskundigen zal worden vervangen door een flexibeler model voor bijdragen van deskundigen, dient artikel 11 betreffende de rol en het functioneren van voornoemd Comité te worden geschrapt.

Artikel 12, lid 1:

De verwijzing naar het Comité van Deskundigen in verband met de voorbereiding van het werkprogramma van de Stichting is overbodig geworden, aangezien voornoemd comité niet langer in zijn huidige vorm zal bestaan.

Artikel 17:

De thans geldende bijzondere bepalingen van de Stichting worden door de standaardbepalingen voor het personeel van agentschappen overeenkomstig de verordeningen en regelingen van toepassing op de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen vervangen. De communautaire voorschriften zullen van toepassing zijn op personeel van de Stichting dat na de inwerkingtreding van deze verordening in dienst treedt. Zoals bepaald in artikel 2 (zie hieronder), blijven de huidige bepalingen van toepassing op het personeel dat krachtens deze bepalingen in dienst genomen is.

Daarnaast wordt voorgesteld om de equivalenten van het Nederlandse begrip Raad van Bestuur in een aantal taalversies van de verordening te vervangen door andere termen die de strategische rol van de Raad van Bestuur nauwkeuriger omschrijven.

Artikel 2 van de voorgestelde verordening:

Dit artikel bepaalt dat de huidige personeelsbepalingen van Verordening (EGKS,EEG, EURATOM) nr. 1860/76 van toepassing zullen blijven op het personeel van de Stichting dat overeenkomstig deze bepalingen aangesteld is.
7.Begrotingskenmerken:

De voorgestelde wijzigingen hebben geen enkel effect op de algemene begroting van de Stichting, in die zin dat geen nieuwe activiteiten opgestart worden. Derhalve wordt het voorstel zonder financieel memorandum ingediend.