Toelichting bij COM(2009)424 - Wijziging van richtlijn 2000/29/EG wat betreft de overdracht van de taken in verband met laboratoriumtests

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De overdracht van laboratoriumtaken aan subsidiaire organen in de context van de door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op veterinair gebied uit te voeren officiële controles (artikel 2, lid 1, onder g), punt ii), van Richtlijn 2000/29/EG[1]) is de laatste jaren herhaaldelijk het onderwerp geweest van discussies tussen de lidstaten en de Commissie.

Bij verscheidene gelegenheden hebben de lidstaten melding gemaakt van de moeilijkheden waarmee zij bij de reorganisatie van hun nationale fytosanitaire diensten worden geconfronteerd in het licht van de geldende bepalingen van de fytosanitaire wetgeving van de EU, die voorschrijft dat de organen waaraan laboratoriumtaken kunnen worden overgedragen uitsluitend mogen zijn belast met specifieke taken van openbaar belang.

De bepalingen inzake de overdracht van taken zijn in 1991 in de richtlijn opgenomen. Sindsdien zijn de structuur en de taken van de fytosanitaire autoriteiten van de lidstaten geëvolueerd. In verscheidene lidstaten voldoen de organisaties waaraan de officiële laboratoriumanalyses zouden kunnen worden overgedragen (universiteiten en onderzoekorganisaties, particuliere laboratoria) vaak niet aan de voorschriften van artikel 2, lid 1, onder g), punt ii), van Richtlijn 2000/29/EG en zouden ook mogelijke risico's van belangenconflicten kunnen ontstaan. De inschakeling van dergelijke organisaties is echter nodig voor zeer gespecialiseerde analyses voor de opsporing en bevestiging van schadelijke organismen die niet in de EU voorkomen en waarvoor de expertise beperkt is. Bij de in het kader van Richtlijn 2000/29/EG uitgevoerde laboratoriumtests gaat het om hoogtechnische taken waarvoor zeer verschillende technische voorzieningen en hooggespecialiseerd en moeilijk te vinden laboratoriumpersoneel vereist zijn.

Om de voorschriften inzake de overdracht van laboratoriumtests aan de bestaande behoeften aan te passen, lijkt het dienstig dat artikel 2, lid 1, onder g), punt ii), van Richtlijn 2000/29/EG op de korte termijn wordt gewijzigd. Tijdens een vergadering van een werkgroep van de Raad in december 2007 heeft een meerderheid van de hoofden van de plantenziektekundige diensten (COPHS) deze aanpak gesteund.

1.

Raadpleging van belanghebbenden en effectbeoordeling



In april 2008 is een toelichtend document ter illustratie van de kwestie opgesteld. Wegens het beperkte effect van de voorgestelde wijzigingen is geen volledige effectbeoordeling van de voorgestelde wijzigingen noodzakelijk geacht.

2.

Juridische elementen van het voorstel



De voorgestelde wijzigingen in artikel 2, lid 1, onder g), punt ii), van Richtlijn 2000/29/EG omvatten:

- een bepaling om rechtspersonen die overgedragen taken uitvoeren in staat te stellen hun activiteiten te diversifiëren met andere laboratoriumtestactiviteiten dan die bedoeld in die richtlijn;

- een bepaling om de overdracht van laboratoriumtests mogelijk te maken aan rechtspersonen die in het kader van die richtlijn niet uitsluitend met taken van openbaar belang zijn belast;

- in beide gevallen bepalingen om ervoor te zorgen dat de overgedragen taken, als bedoeld in de richtlijn, onder het gezag en toezicht van de verantwoordelijke officiële instanties van een lidstaat blijven en dat die verantwoordelijke officiële instanties nagaan of de rechtspersonen in kwestie onpartijdig en vrij van belangenconflicten zijn wat de uitvoering van de overgedragen taken betreft.

3.

Gevolgen voor de begroting



Dit voorstel voor een richtlijn van de Raad heeft geen financiële gevolgen voor de EU-begroting.