Toelichting bij COM(2009)328 - Rookvrije ruimten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2009)328 - Rookvrije ruimten.
bron COM(2009)328 NLEN
datum 30-06-2009
Tabaksgebruik is de voornaamste oorzaak van vermijdbare sterfgevallen, ziekten en arbeidsongeschiktheid in de Europese Unie, en kost ongeveer 650 000 levens per jaar [1]. Blootstelling aan omgevingstabaksrook (Environmental Tobacco Smoke, ETS) – ook wel secundaire tabaksrook genoemd – is een belangrijke factor bij mortaliteit, morbiditeit en arbeidsongeschiktheid in de EU. Omgevingstabaksrook bevat meer dan 4 000 bestanddelen, gasvormig en als deeltjes, waaronder 69 bekende carcinogenen en vele giftige stoffen. Er is geen veilig niveau van blootstelling aan omgevingstabaksrook [2]. Het is aangetoond dat omgevingstabaksrook rechtstreekse negatieve effecten op het hartvaatstelsel heeft en een oorzaak van coromaire hartziekten en longkanker bij volwassenen is. Er zijn ook aanwijzingen dat omgevingstabaksrook beroerten, astma en chronische obstructieve longaandoeningen (COPD) kan veroorzaken bij volwassenen [3] en bestaande aandoeningen zoals astma en COPD kan verergeren [4]. Omgevingstabaksrook is bijzonder schadelijk voor kinderen en veroorzaakt astma, longontstekingen en bronchitis, ademhalingsproblemen, middenooraandoeningen, en wiegendood [5]. Afgezien van het gezondheidsrisico kan blootstelling aan tabaksrook thuis en in openbare ruimten bij kinderen de indruk wekken dat het normaal is dat volwassenen roken, wat de kans verhoogt dat zij zelf later ook gaan roken.

Volgens voorzichtige schattingen zijn in de EU-25 in 2002 7 300 volwassenen, waaronder 2 800 niet-rokers, overleden als gevolg van blootstelling aan omgevingstabaksrook op het werk. Nog eens 72 000 sterfgevallen, waaronder 16 400 niet-rokers, werden veroorzaakt door blootstelling aan omgevingstabaksrook thuis [6]. In de bij dit voorstel gevoegde effectbeoordeling wordt geschat dat blootstelling aan omgevingstabaksrook op het werk in de EU in 2008 6 000 sterfgevallen heeft veroorzaakt, waaronder 2 500 niet-rokers. Dat betekent een aanzienlijke kostenpost voor de economie, onder andere 1,3 miljard euro rechtstreekse medische kosten en meer dan 1,1 miljard euro indirecte kosten in verband met productiviteitsverlies. De blootstelling aan tabaksrook van niet-werknemers, bijvoorbeeld klanten van bars en restaurants, moet als een aanzienlijke extra financiële en gezondheidsbelasting beschouwd worden.

In enkele lidstaten is in de afgelopen jaren veel vooruitgang geboekt ten aanzien van het creëren van rookvrije ruimten. Tot nu toe heeft ongeveer een derde van de EU lidstaten verreikende 'rookvrij'-wetgeving betreffende werkplekken binnenshuis en openbare ruimten ingevoerd. Er zijn echter nog steeds aanzienlijke verschillen wat het niveau van bescherming tegen blootstelling aan tabaksrook betreft, zowel tussen als binnen lidstaten. Horecawerknemers vormen de meest kwetsbare beroepsgroep, omdat in de meeste lidstaten geen adequate bescherming bestaat en de concentraties van tabaksrook in bars en restaurants buitengewoon hoog zijn.

Het is gebleken dat een breed 'rookvrij'-beleid, zoals dat al bestaat in verschillende lidstaten en ook in landen buiten de EU, de tabakgerelateerde lasten kan verlichten zonder de economie te schaden. Onmiddellijke voordelen van 'rookvrij'-wetgeving zijn onder andere een betere gezondheid van de luchtwegen van horecawerknemers, en minder hartinfarcten in de bevolking als geheel. Het is ook aangetoond dat door 'rookvrij'-beleid de consumptie van tabak vermindert, rokers aangemoedigd worden om te stoppen, en het aantal jongeren dat met roken begint, daalt. 'Rookvrij'-wetgeving verhoogt ook het algemene bewustzijn van de gevaren van tabaksrook en kan er dus toe bijdragen dat mensen thuis minder roken, vooral als daar kinderen zijn. Negen van de tien EU-burgers ondersteunen rookvrije werkplekken en openbare ruimten. Uit onderzoeken blijkt dat de steun voor 'rookvrij'-beleid gewoonlijk toeneemt nadat de maatregelen zijn ingevoerd.

Op EU-niveau is het thema rookvrije ruimten tot nu toe behandeld in niet-bindende resoluties en aanbevelingen, maar die bieden geen gedetailleerde aanwijzingen voor het verwezenlijken van volledig rookvrije ruimten. Het onderwerp komt ook aan de orde in enkele richtlijnen betreffende gezondheid en veiligheid op het werk, maar in sommige gevallen alleen indirect, terwijl in andere het beschermingsniveau te wensen overlaat.

Op internationaal niveau verplicht artikel 8 van de Kaderovereenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie voor de bestrijding van tabaksgebruik (Framework Convention on Tobacco Control, FCTC), die tot nu toe door 26 lidstaten en de Gemeenschap geratificeerd is, alle partijen te zorgen voor effectieve bescherming tegen blootstelling aan tabaksrook in afgesloten werk- en openbare ruimten en in het openbaar vervoer. Volgens de richtsnoeren die op de tweede conferentie van de partijen in juli 2007 zijn goedgekeurd, dienen alle partijen te streven naar universele bescherming binnen vijf jaar na het van kracht worden van de overeenkomst voor de betreffende partij (d.w.z. tegen 2010 voor de Europese Gemeenschap en de meeste lidstaten).

In het kader van de raadpleging die is gelanceerd met het groenboek van de Commissie 'Op weg naar een rookvrij Europa: beleidsopties op EU-niveau' [7] bleek dat er veel steun bestaat voor een alomvattend 'rookvrij'-beleid voor alle afgesloten werkruimten en openbare ruimten, en ook voor verdere actie van de EU ter bevordering van rookvrije ruimten overal in de lidstaten.

Op basis van de resultaten van de raadpleging rond het groenboek worden in de effectbeoordeling bij dit voorstel vijf beleidsopties bestudeerd: status quo, open coördinatiemethode, een aanbeveling van de Commissie of van de Raad, en bindende EU-wetgeving. De conclusie van de effectbeoordeling is dat een aanbeveling van de Raad de beste optie is op de korte termijn, aangezien dat kennelijk het snelste en meest complete middel is om lidstaten te helpen op nationaal niveau bindende 'rookvrij'-wetgeving in te voeren die in overeenstemming is met hun internationale verplichtingen uit hoofde van de FCTC, en een evenredige reactie op het probleem vormt.

De voorgestelde aanbeveling is in hoofdzaak gericht op de effectieve tenuitvoerlegging in de EU van artikel 8 van de FCTC, overeenkomstig de richtsnoeren voor bescherming tegen blootstelling aan tabaksrook die zijn goedgekeurd op de tweede conferentie van de bij de overeenkomst aangesloten partijen. De richtsnoeren bieden breed, op kennis gebaseerd en evenwichtig beleidsadvies dat aansluit bij het 'rookvrij'-beleid van de EU. De richtsnoeren maken duidelijk dat er geen veilig niveau van blootstelling aan omgevingstabaksrook bestaat, en dringen aan op het verbieden van tabaksrook in alle afgesloten werkruimten, afgesloten openbare ruimten en openbare vervoermiddelen, en eventueel ook in andere niet of niet geheel afgesloten openbare ruimten. Bindende wetgeving, met strenge controles op de naleving daarvan, wordt aanbevolen als de enige juiste weg om het probleem van omgevingstabaksrook op te lossen.

De voorgestelde aanbeveling omvat een voor de gehele EU geldende termijn voor de tenuitvoerlegging, en mechanismen voor monitoring en melding, zowel op het niveau van de lidstaten als dat van de EU, teneinde de tenuitvoerlegging van artikel 8 van de FCTC te versnellen en te vergemakkelijken overeenkomstig de richtsnoeren die zijn goedgekeurd op de tweede conferentie van de bij de overeenkomst aangesloten partijen.

De voorgestelde aanbeveling dringt aan op: 1) maatregelen om de blootstelling van kinderen en jongeren aan omgevingstabaksrook aan te pakken, 2) flankerende maatregelen zoals effectief beleid om rokers te helpen te stoppen en waarschuwende afbeeldingen op verpakkingen van tabak, 3) ontwikkeling van brede multisectoriële strategieën en adequate instrumenten om die uit te voeren, en 4) regelmatige uitwisseling van informatie en beste praktijken en coördinatie van beleid tussen lidstaten door een netwerk van nationale knooppunten. Aangezien enkele van deze bepalingen relatief nieuw van aard zijn, is het te verwachten dat de lidstaten onderling en met de Commissie zullen samenwerken aan de ontwikkeling van gemeenschappelijke definities, benchmarks en indicatoren voor de tenuitvoerlegging ervan.

Dit voorstel is in overeenstemming met het evenredigheids- en het subsidiariteitsbeginsel. Het is gericht op het bijstaan van de lidstaten bij het bieden van effectieve bescherming tegen tabaksrook, opdat zij kunnen voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van artikel 8 van de FCTC, in aansluiting op de resultaten van de discussies van de Raad van 30 en 31 mei 2007, waarin de Raad benadrukte dat 'de Gemeenschap de verdere bevordering van rookvrije ruimten in de EU moet aansturen, en dat communautaire steun voor en coördinatie van nationale maatregelen nodig is', als follow-up van het groenboek van de Commissie.

De uiteenlopende niveaus van bescherming tegen het risico van blootstelling aan omgevingstabaksrook tussen en binnen lidstaten maken actie op EU-niveau noodzakelijk, ter ondersteuning van de inspanningen van de lidstaten om het probleem aan te pakken. De EU kan samenwerking tussen de lidstaten aanmoedigen en hun optreden steunen, ter verbetering van de volkgezondheid en ter voorkoming van ziekten en aandoeningen, zoals bepaald in artikel 152 van het EG-verdrag.

De voorgestelde aanbeveling zou de inspanningen van de lidstaten ondersteunen door een politieke stimulans te bieden en de lidstaten een doel voor ogen te houden, en door een duidelijk mechanisme voor monitoring op EU-niveau in te stellen en de uitwisseling van goede praktijken en de beleidscoördinatie tussen lidstaten te vergemakkelijken.

De Commissie zal de soepele tenuitvoerlegging van deze aanbeveling vergemakkelijken door lidstaten die dat nog niet hebben gedaan, te assisteren bij het ontwikkelen, invoeren en ten uitvoer leggen van een breed 'rookvrij'-beleid; zij zal beleidsontwikkeling ondersteunen en een wetenschappelijke basis voor het beleid bieden via de relevante communautaire programma's, en de werkzaamheden van het netwerk van nationale knooppunten coördineren. De Commissie zal de effectiviteit van de aanbeveling en van de maatregelen die de lidstaten naar aanleiding daarvan nemen, evalueren.