Toelichting bij COM(2008)711 - Standpunt EG over voorstellen tot wijziging van het Internationale Verdrag tot Regeling van de Walvisvangst en het reglement daarvan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Overeenkomstig artikel 174, lid 1, van het EG-Verdrag is een van de doelstellingen van het communautaire milieubeleid de bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen. Deze doelstelling omvat ook de instandhouding van soorten, waaronder walvissen, op mondiaal niveau. De Europese Gemeenschap spant zich in voor de instandhouding van walvissen en andere walvisachtigen en heeft milieuwetgeving vastgesteld die deze dieren een hoog beschermingsniveau moet garanderen.

2. Alle soorten walvisachtigen zijn in bijlage IV van de habitatrichtlijn[1] opgenomen. Dit betekent dat alle walvissoorten strikt worden beschermd tegen het opzettelijk verstoren, vangen of doden van deze dieren binnen de communautaire wateren. Krachtens dezelfde richtlijn is het tevens verboden om aan de natuur onttrokken specimens in bezit te hebben, te vervoeren, te verhandelen of te ruilen. De hervatting van de commerciële visserij op om het even welk volledig of gedeeltelijk in communautaire wateren voorkomend walvisbestand is op grond van deze wetgeving niet toegestaan. Gezien het migrerende karakter van walvisbestanden is het duidelijk dat de doelstellingen van de habitatrichtlijn slechts ten volle kunnen worden verwezenlijkt indien er een vergelijkbaar internationaal regelgevend kader bestaat.

3. Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer[2], de tekst waarbij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES) in de EG ten uitvoer wordt gelegd, verbiedt het binnenbrengen van walvisachtigen in de Gemeenschap voor overwegend commerciële doeleinden[3]. Dit hoge beschermingsniveau zal verder worden opgetrokken door de communautaire mariene strategie[4] en de Kaderrichtlijn mariene strategie[5], die de bescherming van walvissen in de EG zouden moeten versterken door bij te dragen aan de algemene doelstelling van een goede milieutoestand van de zeeën en oceanen in de EU.

4. Het ultieme doel van het communautaire milieubeleid met betrekking tot walvissen is te streven naar een zo stringent mogelijke bescherming ervan. Bovengenoemde milieuwetgeving garandeert de hoogste beschermingsgraad via een ver doorgedreven harmonisatie van de voorschriften.

5. Het communautaire walvisbeleid zal in communautaire wateren slagkracht missen als het niet wordt geschraagd door een coherent internationaal optreden. In het kader van het geïntegreerde maritieme beleid voor de EU zal de Commissie werken aan de coördinatie van de Europese belangen in internationale aangelegenheden.

6. De Internationale Walvisvaartcommissie (IWC) is de bevoegde internationale organisatie voor de instandhouding en het beheer van de mondiale walvisbestanden en is opgericht in het kader van het in 1946 ondertekende Internationale Verdrag tot Regeling van de Walvisvangst ("het verdrag"). Het verdrag is bedoeld om de walvisbestanden doeltreffend in stand te houden en te beheren en zo een gereguleerde ontwikkeling van de walvisvaartsector mogelijk te maken (preambule van het verdrag). Alleen regeringen die tot het verdrag zijn toegetreden, kunnen lid worden van de IWC. Voor de EG is lidmaatschap slechts mogelijk indien het verdrag in die zin wordt gewijzigd op grond van een protocol dat door alle IWC-leden wordt geratificeerd. De Commissie heeft in 1992 een voorstel aangenomen[6] om te onderhandelen over de toetreding van de Gemeenschap tot het verdrag, maar de Raad heeft geen gevolg gegeven aan dit voorstel. De Gemeenschap heeft evenwel een waarnemersstatus.

7. De commerciële walvisvangst is in 1986 opgeschort op grond van een moratorium dat door de meerderheid van de in de IWC vertegenwoordigde landen is goedgekeurd. Dit moratorium op de commerciële walvisvangst is vooral gebaseerd op onzekerheden in de wetenschappelijke analyses van de toestand van de verschillende bestanden walvisachtigen. Sindsdien is de belangrijkste vraag die geregeld in de IWC-vergaderingen aan de orde wordt gesteld, of de walvisbestanden voldoende hersteld zijn om een hervatting van de commerciële walvisvangst op gecontroleerde wijze toe te staan.

8. Het tweeledige mandaat van de IWC (beheer van de walvisvaart en instandhouding van de walvisachtigen) heeft in de loop der jaren tot zeer uiteenlopende standpunten geleid tussen walvisvaart- en walvisbeschermingslanden. Leidende walvisvaartlanden (zoals Japan, IJsland en Noorwegen) hebben het moratorium altijd betwist en beoefenen nog steeds de walvisvangst voor wat zij wetenschappelijke doeleinden noemen of op grond van andere uitzonderingen.

9. Het in de IWC vastgestelde algemene verbod op de commerciële walvisvangst strookt met het in de hierboven vermelde wetgeving verankerde EG-beleid. Het is belangrijk dat de IWC garandeert dat walvissen wereldwijd effectief worden beschermd. De 21 EU-lidstaten die lid zijn van de IWC[7], moeten dan ook op elke IWC-vergadering hun standpunt over dergelijke voorstellen die onder communautaire bevoegdheid vallen, kenbaar maken.

10. Overeenkomstig het in artikel 10 van het EG-Verdrag neergelegde beginsel van loyale samenwerking en het beginsel van de eenheid in de externe vertegenwoordiging van de Gemeenschap is het van essentieel belang dat de lidstaten zich voorbereiden op vergaderingen van de IWC door een gemeenschappelijk standpunt in de Raad te bereiken. Gezien de beperkingen die inherent zijn aan de waarnemersstatus van de Gemeenschap, dient een dergelijk standpunt te worden verdedigd door de lidstaten die in de IWC gezamenlijk in het belang van de Gemeenschap handelen. Voorts is het van essentieel belang dat de lidstaten die nog geen partij zijn bij de IWC, hun toetredingsprocedure bespoedigen. Alleen door gezamenlijk optreden en een communautair standpunt maken de EU-lidstaten kans om de ontwikkeling en handhaving van een adequaat en effectief internationaal regelgevend kader ter bescherming van walvissen te garanderen.

11. Met het oog hierop dient de Commissie een voorstel voor een besluit bij de Raad in met als rechtsgrondslag artikel 175 (milieubeleid) en artikel 300, lid 2, tweede alinea, om het standpunt te bepalen dat namens de Gemeenschap in een bij een overeenkomst ingestelde instantie moet worden ingenomen wanneer die instantie besluiten met rechtsgevolgen gaat vaststellen. Gelet op de in hoofdzaak aan het milieu gerelateerde doelstellingen die de Europese Gemeenschap in de huidige situatie in verband met de IWC dient te beogen, wordt artikel 37 van het Verdrag niet als onderdeel van de operationele rechtsgrondslag van dit besluit voorgesteld. Dit laat de exclusieve bevoegdheid van de Europese Gemeenschap op het gebied van de rijkdommen van de zee krachtens de bepalingen van artikel 3, lid 1, onder e), juncto artikel 32 en bijlage I van het Verdrag en derhalve van alle levende aquatische hulpbronnen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid krachtens Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad[8] onverlet. Dit schept geen precedent voor eventuele onderhandelingen over de instandhouding en het beheer van onder genoemde verordening vallende levende aquatische hulpbronnen in de toekomst.

12. De IWC-besluiten tot wijziging van het reglement bij het verdrag hebben rechtsgevolgen aangezien zij van kracht worden binnen een voorgeschreven periode zonder te hoeven worden geratificeerd[9]. In vrijwel alle IWC-vergaderingen sinds de inwerkingtreding van het verbod heeft Japan wijzigingen in het 'reglement' van het verdrag voorgesteld om de walvisvangst onder bepaalde voorwaarden toe te staan en het verbod voor bepaalde bestanden de facto op te heffen. De Gemeenschap kan met het inleiden en afsluiten van haar interne procedures voor de vaststelling van haar standpunt niet wachten totdat andere IWC-leden hun voorstellen voor wijzigingen hebben ingediend, aangezien deze tot 60 dagen vóór de volgende IWC-vergadering kunnen binnenkomen. Bovendien kan de Raad, aangezien de door de Gemeenschap beoogde doelstelling erin bestaat de ontwikkeling van een algeheel internationaal kader voor alle walvisvangstactiviteiten te steunen en zich te kanten tegen algemene initiatieven om het moratorium op de commerciële walvisvangst op te heffen, het communautaire standpunt voor toekomstige IWC-vergaderingen nu al bepalen.

13. Voorts zou de Gemeenschap wijzigingen in het reglement moeten steunen waarmee de instelling van walvisreservaten wordt beoogd, en zich moeten verzetten tegen voorstellen tot wijziging van het reglement van orde van de IWC om het toepassingsgebied van geheime stemmingen uit te breiden, aangezien dit in strijd is met de doelstellingen van het Verdrag van Aarhus, waarbij de Gemeenschap en haar lidstaten partij zijn, en met name met artikel 3, lid 7, daarvan.

14. Dit voorstel voor een besluit van de Raad borduurt voort op het besluit van de Raad dat op 5 juni 2008 door de Raad Milieu op basis van een voorstel van de Commissie is vastgesteld[10]. Door de vaststelling van dat besluit van de Raad kon de Gemeenschap haar standpunt over een aantal agendapunten tijdens de 60e jaarlijkse vergadering van de IWC in juni 2008 in Santiago de Chile coördineren.