Toelichting bij COM(2007)336 - In de handel brengen, overeenkomstig richtlijn 2001/18/EG, van een aardappelproduct (Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1), genetisch gemodificeerd met het oog op een groter gehalte aan amylopectine in het zetmeel

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2001/18/EG hebben de Zweedse autoriteiten van BASF Plant Science een kennisgeving ontvangen (Referentie C/SE/96/35-01) betreffende het in de handel brengen van een aardappel ( Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1) die genetisch gemodificeerd is met het oog op een groter gehalte aan amylopectine in het zetmeel.

2. Oorspronkelijk betrof de kennisgeving de teelt en verwerking tot industrieel zetmeel, alsook het gebruik in diervoeder in de Gemeenschap.

3. Overeenkomstig artikel 14 van de richtlijn heeft de Zweedse bevoegde instantie haar beoordelingsrapport van de kennisgeving toegezonden aan de Commissie, waarin werd besloten dat genetisch gemodificeerde aardappelen in de handel dienen te worden gebracht voor de toepassingen waarvoor zij zijn bedoeld.

4. Op 9 december 2005 heeft BASF Plant Science de Zweedse bevoegde instantie in kennis gesteld van haar voornemen om toepassingen voor diervoeder uit te sluiten uit de kennisgeving op grond van Richtlijn 2001/18/EG, waardoor deze zich zou beperken tot de teelt en de productie van zetmeel voor industrieel gebruik.

5. De Commissie heeft het beoordelingsrapport toegezonden aan alle andere lidstaten, waarvan er sommige bezwaren hebben geformuleerd en gehandhaafd tegen het in de handel brengen van de producten wat betreft de moleculaire karakterisering, de allergeniteit, de toxiciteit, de ontoereikendheid van het monitoringplan en de detectiemethode voor het product.

6. In het licht van deze bezwaren en overeenkomstig artikel 28, lid 1, van Richtlijn 2001/18/EG en artikel 22, lid 5, onder c), van Verordening [1] (EG) nr. 178/2002 is de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EAVV) geraadpleegd. Zij komt in haar op 24 februari 2006 uitgebrachte advies op grond van alle ingediende gegevens tot de conclusie dat het onwaarschijnlijk is dat de genetisch gemodificeerde aardappel ( Solanum tuberosum L. lijn EH92-527-1) in de context van het voorgestelde gebruik nadelige effecten op de gezondheid van mens of dier of op het milieu zal hebben.

7. Bijgevolg moet de Commissie overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2001/18/EG een besluit nemen volgens de in artikel 30, lid 2, van Richtlijn 2001/18/EG bedoelde procedure, waarbij de artikelen 5 en 7 van Beschikking 1999/468/EG van de Raad van toepassing zijn, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

8. Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Besluit 1999/468/EG werd een ontwerp van de te nemen maatregelen ter advies voorgelegd aan het bij artikel 30 van Richtlijn 2001/18/EG opgerichte Comité.

9. Het comité, dat werd geraadpleegd op 4 december 2006, heeft geen advies uitgebracht. Bijgevolg, en overeenkomstig artikel 5, lid 4, van Besluit 1999/468/EG, legt de Commissie aan de Raad onverwijld een voorstel voor met betrekking tot de te nemen maatregelen en brengt zij het Europees Parlement op de hoogte; het Parlement is op de hoogte gebracht op 8 december 2006. Het Europees Parlement kan het nodig achten overeenkomstig artikel 8 van genoemd besluit een standpunt in te nemen.

10. Op 26 februari 2007 heeft het Europees Geneesmiddelenbureau, in het licht van een rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie waarin kanamycine en neomycine worden aangemerkt als 'uiterst belangrijke antibacteriële agentia voor gebruik in de humane geneeskunde en in het kader van risicobeheerstrategieën in de niet-humane sector', een verklaring vastgesteld over het therapeutische belang van beide antibiotica voor de humane en de veterinaire geneeskunde. Op 23 maart 2007 heeft de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA), met inachtneming van deze verklaring, haar standpunt bevestigd inzake het veilige gebruik van het nptII- markergen dat antibioticaresistent is, in genetisch gemodificeerde organismen en daarvan afgeleide producten voor voedings- en voederdoeleinden.

11. Krachtens artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG kan de Raad, waar nodig in het licht van een dergelijk standpunt, binnen een termijn die is vastgesteld op drie maanden in overeenstemming met artikel 30, lid 2, van Richtlijn 2001/18/EG, met gekwalificeerde meerderheid een besluit nemen. Wanneer de Raad binnen die termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen te kennen geeft dat hij zich tegen het voorstel verzet, neemt de Commissie het voorstel opnieuw in behandeling. Indien echter de Raad bij afloop van die termijn het voorgestelde uitvoeringsbesluit niet heeft aangenomen of niet te kennen heeft gegeven dat hij zich tegen het voorstel verzet, wordt het voorgestelde uitvoeringsbesluit door de Commissie vastgesteld.