Toelichting bij COM(2007)21 - Verlenging van de periode van toepassing van de maatregelen van Besluit 2002/148/EG houdende afsluiting van het overleg met Zimbabwe krachtens artikel 96 van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Op 18 februari 2002 heeft de Raad van de Europese Unie besloten 'passende maatregelen', na de beëindiging van het overleg krachtens artikel 96 van de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst[1], tegen Zimbabwe[2] te nemen. Deze maatregelen hielden in dat de financiering van de begrotingssteun en de steun voor projecten werd opgeschort en dat de ondertekening van het nationaal indicatief programma in het kader van het negende EOF werd uitgesteld; de bijdragen aan humanitaire acties en projecten ter directe ondersteuning van de bevolking, met name die in de sociale sector en op het gebied van de democratisering, de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat, werden evenwel uitdrukkelijk van de schorsing uitgesloten. De maatregelen voorzagen tevens in de opschorting van artikel 12 van bijlage 2 bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst inzake lopende betalingen en kapitaalverkeer, voorzover dit noodzakelijk is voor de toepassing van aanvullende beperkende maatregelen, met name de bevriezing van tegoeden.

2. Als reden voor de vaststelling van deze maatregelen werden de ernstige schendingen van de mensenrechten en van de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering opgegeven. Een directere aanleiding waren de pogingen van de regering van Zimbabwe om vrije en eerlijke verkiezingen te dwarsbomen, met name door internationale verkiezingswaarnemers en de pers te weren.

3. Overeenkomstig artikel 2, lid 3, van het besluit van 18 februari 2002 gelden de maatregelen voor een duur van twaalf maanden. Dit artikel bepaalt ook dat de maatregelen slechts worden ingetrokken zodra er een klimaat is ontstaan waarin de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat worden geëerbiedigd.

4. Rekening houdend met het feit dat de essentiële elementen zoals genoemd in artikel 9 van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst nog steeds door de regering van Zimbabwe werden geschonden en dat de omstandigheden in het land niet voorzagen in een klimaat waarin de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat geëerbiedigd worden, heeft de Raad viermaal besloten, namelijk op 18 februari 2003[3], 19 februari 2004[4], 17 februari 2005[5] en 14 februari 2006[6] om de passende maatregelen tegen Zimbabwe te verlengen, telkenmale met twaalf maanden, tot respectievelijk 20 februari 2004, 20 februari 2005, 20 februari 2006 en 20 februari 2007.

5. Sinds februari 2006 is er geen vooruitgang geboekt op de vijf gebieden die in het overleg krachtens artikel 96 aan de orde werden gesteld, noch zijn er door de regering van Zimbabwe toezeggingen gedaan of concrete positieve maatregelen getroffen om de situatie recht te zetten. Integendeel, de huidige situatie in Zimbabwe blijft volgens recente rapporten van de missiehoofden in Harare[7] verder verslechteren.

6. Gelet op de huidige stand van zaken in Zimbabwe en het gebrek aan positieve ontwikkelingen met betrekking tot de essentiële elementen van de Overeenkomst van Cotonou, lijkt een opheffing of versoepeling van de passende maatregelen niet gerechtvaardigd. Bovendien zou zo'n besluit in de meeste lidstaten niet op de noodzakelijke instemming kunnen rekenen.

7. De Commissie kan de Raad derhalve de verlenging van het geldende besluit met twaalf maanden voorstellen door de regering van Zimbabwe erop te wijzen dat zij open staat voor een meer gestructureerde dialoog die nog betere vooruitzichten biedt door de mogelijkheden uit het lopende EOF- programmeringsboekjaar.

8. Dit besluit moet constant worden geëvalueerd en de maatregelen moeten worden ingetrokken zodra er een klimaat is ontstaan waarin de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat worden geëerbiedigd.