Toelichting bij COM(2008)822 - Instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen enz.) uit China

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel


Dit voorstel betreft de toepassing van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 van 21 december 2005 (‘de basisverordening’).

Algemene context


Dit voorstel wordt gedaan in het kader van de tenuitvoerlegging van de basisverordening en is het resultaat van een onderzoek dat is uitgevoerd overeenkomstig de materiële en procedurele eisen van de basisverordening.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


Bij Verordening nr. 642/2008 van de Commissie i werden voorlopige maatregelen ingesteld.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU


Niet van toepassing.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Partijen die belang hebben bij de procedure werden overeenkomstig de bepalingen van de basisverordening al in de loop van het onderzoek in de gelegenheid gesteld hun belangen te verdedigen.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling


Dit voorstel vloeit voort uit de tenuitvoerlegging van de basisverordening. De basisverordening voorziet niet in een algemene effectbeoordeling, maar bevat wel een uitputtende lijst van factoren die moeten worden beoordeeld.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel


Op 20 oktober 2007 heeft de Commissie een antidumpingprocedure ingeleid betreffende de invoer van bepaalde bereide of verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen enz.) van oorsprong uit de Volksrepubliek China. Uit het onderzoek bleek dat er sprake was van dumping van het betrokken product, waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap schade werd berokkend. Ook bleek dat er geen zwaarwegende belangen van de Gemeenschap waren die de instelling van antidumpingmaatregelen in de weg stonden. Daarom werden bij Verordening (EG) nr. 642/2008 van de Commissie voorlopige maatregelen ingesteld. Het verdere onderzoek heeft de belangrijkste voorlopige bevindingen bevestigd. Derhalve wordt de Raad verzocht bijgevoegd voorstel voor een verordening goed te keuren teneinde definitieve maatregelen in te stellen op bepaalde bereide of verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen enz.) van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

Rechtsgrondslag


Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 van de Raad van 21 december 2005.

Subsidiariteitsbeginsel


Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

De vorm van de maatregel wordt voorgeschreven in de basisverordening en laat geen ruimte voor nationale besluitvorming.

Beschrijving van de wijze waarop de financiële en administratieve lasten voor de Gemeenschap, de nationale, regionale en plaatselijke overheden, marktdeelnemers en burgers zo veel mogelijk worden beperkt en hoe zij in verhouding staan tot het doel van het voorstel: niet van toepassing.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: verordening.

De basisverordening voorziet niet in andere mogelijkheden.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

1. Voorstel voor een

VERORDENING (EG) Nr. …/… VAN DE RAAD

tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopig recht op bepaalde bereide of verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen enz.) van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap i (‘de basisverordening’), en met name op artikel 9,

Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. VOORLOPIGE MAATREGELEN

2. Op 20 oktober 2007 heeft de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie de inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van bepaalde bereide of verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen enz.) van oorsprong uit de Volksrepubliek China (‘de VRC’) aangekondigd i. Op 4 juli 2008 heeft de Commissie bij Verordening (EG) nr. 642/2008 i (‘de voorlopige verordening’) een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde citrusvruchten van oorsprong uit de VRC ingesteld.

3. De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die op 6 september 2007 door de Spaanse nationale federatie van verenigingen in de sector groente- en fruitconserven (Federación Nacional de Asociaciones de la Industria de Conservas Vegetales, FNACV) (‘de klager’) werd ingediend namens producenten die 100% van de totale communautaire productie van bepaalde bereide of verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen enz.) vertegenwoordigen. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal dat het betrokken product met dumping werd ingevoerd en dat hierdoor aanmerkelijke schade was ontstaan, werd toereikend geacht om tot de inleiding van een procedure over te gaan.

4. Zoals in overweging 12 van de voorlopige verordening is vermeld, had het onderzoek naar de dumping en schade betrekking op de periode van 1 oktober 2006 tot en met 30 september 2007 (‘het onderzoektijdvak’ of ‘OT’). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 oktober 2002 tot het einde van het onderzoektijdvak (‘de beoordelingsperiode’).

5. Op 9 november 2007 heeft de Commissie de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC op grond van Verordening (EG) nr. 1295/2007 van 5 november 2007 i aan een registratieplicht onderworpen.

6. Tot 8 november 2007 waren er vrijwaringsmaatregelen met betrekking tot het betrokken product van kracht. Bij Verordening (EG) nr. 1964/2003 van 7 november 2003 i stelde de Commissie voorlopige vrijwaringsmaatregelen in ten aanzien van de invoer van bepaalde bereide of verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen enz.). Definitieve vrijwaringsmaatregelen volgden bij Verordening (EG) nr. 658/2004 van 7 april 2004 (de ‘vrijwaringsverordening’) i. Zowel de voorlopige als de definitieve vrijwaringsmaatregelen bestonden uit een tariefcontingent, d.w.z. er hoefde pas een recht te worden betaald nadat het volume aan rechtenvrije invoer was bereikt.

B. VERVOLG VAN DE PROCEDURE

7. Na de instelling van voorlopige antidumpingrechten op het betrokken product van oorsprong uit de VRC hebben enkele belanghebbenden schriftelijk opmerkingen ingediend. De partijen die verzochten te worden gehoord, zagen hun verzoek ook ingewilligd.

8. De Commissie heeft alle nadere informatie verzameld en nagetrokken die zij voor haar definitieve bevindingen noodzakelijk achtte. Zij heeft met name het belang van de Gemeenschap onderzocht. In verband hiermee werden controles ter plaatse verricht bij de volgende niet-verbonden importeurs in de Gemeenschap:

9. Wünsche Handelsgesellschaft International (GmbH & Co KG), Hamburg, Duitsland,

10. Hüpeden & Co (GmbH & Co), Hamburg, Duitsland,

11. I. Schroeder KG (GmbH & Co), Hamburg, Duitsland,

12. Zumdieck GmbH, Paderborn, Duitsland,

13. Gaston spol. s r.o., Zlin, Tsjechië.

14. Alle belanghebbenden werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wilde aanbevelen een definitief antidumpingrecht in te stellen op het betrokken product van oorsprong uit China en de bedragen die uit hoofde van het voorlopige recht als zekerheid waren gesteld, definitief te innen. De partijen konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken.

15. Sommige importeurs stelden overeenkomstig artikel 6, lid 6, van de basisverordening een ontmoeting met alle belanghebbenden voor; dit verzoek werd echter door een van hen afgewezen.

16. Alle mondelinge en schriftelijke opmerkingen van belanghebbenden werden onderzocht en waar nodig in aanmerking genomen.

C. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

17. Twee niet-verbonden importeurs in de EG voerden aan dat sommige soorten mandarijnen op grond van hun suikergehalte of hun verpakking bij uitvoer van de definitie van het betrokken product moesten worden uitgesloten. In dit verband zij opgemerkt dat deze beweringen niet vergezeld gingen van controleerbare informatie en gegevens waaruit blijkt dat deze soorten kenmerken vertonen die hen van het betrokken product onderscheiden. Ook zij opgemerkt dat verschillen in de verpakking niet als doorslaggevend kunnen worden beschouwd bij de definitie van het betrokken product, temeer daar, getuige overweging 16 van de voorlopige verordening, al met verpakkingsformaten rekening was gehouden. Deze argumenten worden derhalve van de hand gewezen.

D. STEEKPROEVEN

18. Steekproef van producenten/exporteurs in de VRC

19. Twee niet-verbonden importeurs in de EG betwistten dat de Chinese producenten/exporteurs in de steekproef goed zijn voor 60% van de totale uitvoer naar de Gemeenschap. Zij waren echter niet in staat controleerbare informatie te verstrekken die de juistheid van de door de medewerkende Chinese producenten/exporteurs verstrekte en in de loop van het onderzoek grotendeels bevestigde steekproefinformatie kon weerleggen. Dit argument wordt derhalve afgewezen.

20. Drie medewerkende Chinese producenten/exporteurs beweerden dat hun verbonden ondernemingen producenten/exporteurs van het betrokken product waren en daarom in de bijlage met medewerkende producenten/exporteurs moeten worden opgenomen. Deze argumenten werden gegrond bevonden en besloten werd de desbetreffende bijlage dienovereenkomstig te wijzigen. Eén niet-verbonden importeur in de EG voerde aan dat de voor de Chinese producenten/exporteurs geldende maatregelen automatisch ook van toepassing zouden moeten zijn op de uitvoer naar de EG via handelaars. In dit verband zij opgemerkt dat antidumpingmaatregelen worden ingesteld ten aanzien van producten die door producenten/exporteurs worden vervaardigd in het land waarop het onderzoek betrekking heeft, en die naar de EG worden uitgevoerd (ongeacht de onderneming die ze verhandelt) en niet ten aanzien van bedrijven die uitsluitend actief zijn in de handel. Het argument werd daarom van de hand gewezen.

E. DUMPING

21. Behandeling als marktgerichte onderneming (BMO)

22. Na de instelling van de voorlopige maatregelen werden van de medewerkende Chinese producenten/exporteurs geen opmerkingen met betrekking tot de BMO-bevindingen ontvangen. Aangezien er geen relevante opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 29 tot en met 33 van de voorlopige verordening bevestigd.

23. Individuele behandeling

24. Aangezien er geen relevante opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 34 tot en met 37 van de voorlopige verordening inzake een individuele behandeling bevestigd.

25. Normale waarde

26. Er wordt aan herinnerd dat de vaststelling van de normale waarde gebaseerd was op de door de bedrijfstak van de Gemeenschap verstrekte gegevens. Deze gegevens werden ter plaatse bij de medewerkende communautaire producenten gecontroleerd.

27. Na de instelling van de voorlopige maatregelen zetten de drie medewerkende Chinese producenten/exporteurs in de steekproef en twee niet-verbonden importeurs in de EG vraagtekens bij het gebruik van de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap voor de berekening van de normale waarde. Aangevoerd werd dat de normale waarde berekend had moeten worden aan de hand van de productiekosten in de VRC, rekening houdend met eventuele correcties voor de verschillen tussen de communautaire markt en die van de VRC. In dit verband zij opgemerkt dat het gebruik van informatie uit een land zonder markteconomie en met name van ondernemingen waaraan geen BMO is toegekend, in strijd zou zijn met artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening. Dit argument wordt derhalve afgewezen. Ook werd aangevoerd dat, gezien het gebrek aan medewerking van een referentieland, prijsgegevens uit alle andere landen van invoer of relevante openbaar gemaakte informatie een redelijke oplossing geweest zouden zijn. Dergelijke algemene informatie had echter in tegenstelling tot de door de Commissie gebruikte gegevens niet op haar juistheid kunnen worden gecontroleerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, lid 8, van de basisverordening. Dit argument wordt derhalve afgewezen. Er werden geen andere argumenten aangedragen die reden geven eraan te twijfelen dat de door de Commissie gehanteerde methode in overeenstemming is met artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening, en met name dat die in dit bijzondere geval de enige redelijke grondslag vormt voor de berekening van de normale waarde.

28. Aangezien er geen andere opmerkingen ter zake werden ontvangen, worden de overwegingen 38 tot en met 45 van de voorlopige verordening bevestigd.

29. Uitvoerprijs

30. Na de instelling van de voorlopige maatregelen liet één medewerkende Chinese producent/exporteur in de steekproef weten dat zijn uitvoerprijs moest worden gecorrigeerd om rekening te houden met bepaalde kostenelementen (met name de kosten van zeevervoer). In dit verband zij erop gewezen dat deze kwestie voor deze en de andere ondernemingen in de steekproef geregeld werd tijdens de controle ter plaatse. Bij die gelegenheid verstrekte elke onderneming informatie over de kosten in kwestie. Het nu door de onderneming opgegeven bedrag ligt aanzienlijk hoger dan het oorspronkelijk genoemde bedrag. Opgemerkt zij dat dit nieuwe bedrag louter is gebaseerd op een verklaring van een vrachtvervoerder en niet afkomstig is uit gegevens betreffende een bestaande transactie. Geen van de andere producenten/exporteurs in de steekproef betwistte de voor zeevervoer gehanteerde cijfers. Bovendien kan dit argument, gezien de late indiening, niet worden gecontroleerd. De verlangde correctie heeft met name geen betrekking op reeds in het dossier voorhanden gegevens. Naar aanleiding hiervan heeft de Commissie het bedrag van de kosten in kwestie niettemin opnieuw bekeken, gelet op het belang van deze specifieke kosten voor de door de onderneming opgegeven uitvoertransacties naar de EG. Bijgevolg is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het beter is voor alle in de steekproef opgenomen ondernemingen de ter plaatse gecontroleerde gemiddelde kosten van zeevervoer te hanteren. Bijgevolg werd de uitvoerprijs voor de onderneming dienovereenkomstig gecorrigeerd.

31. Eén andere in de steekproef opgenomen medewerkende Chinese producent/exporteur wees op twee rekenfouten in de berekening van zijn uitvoerprijs in relatie tot de door hem ingediende uitvoergegevens. Dit argument werd gegrond bevonden en de uitvoerprijs werd voor deze producent dienovereenkomstig herzien.

32. Aangezien er geen andere opmerkingen ter zake werden ontvangen, wordt overweging 46 van de voorlopige verordening bevestigd.

33. Vergelijking

34. Aangezien er geen opmerkingen ter zake werden ontvangen, worden de overwegingen 47 en 48 van de voorlopige verordening bevestigd.

35. Dumpingmarges

36. Gezien het voorgaande worden de definitieve dumpingmarges, in procenten van de cif-prijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring, als volgt vastgesteld:

– Yichang Rosen Foods Co., Ltd., Yichang, Zhejiang 139,4%

– Huangyan No.1 Canned Food Factory, Huangyan, Zhejiang 86,5%

– Zhejiang Xinshiji Foods Co., Ltd., Sanmen, Zhejiang en de verbonden producent Hubei Xinshiji Foods Co., Ltd., Dangyang City, Hubei Province 136,3%

– Medewerkende producenten/exporteurs die niet in de steekproef waren opgenomen 131%

Alle andere ondernemingen 139,4%.

F. SCHADE

37. Communautaire productie en bedrijfstak van de Gemeenschap

38. Bij gebrek aan onderbouwde opmerkingen worden de bevindingen in de overwegingen 52, 53 en 54 van de voorlopige verordening bevestigd.

39. Verbruik in de Gemeenschap

40. Een van de exporterende partijen voerde aan dat er een verschil is tussen het verbruik zoals vermeld in vrijwaringsverordening nr. 658/2004 en dat in de voorlopige verordening. Dit verschil was voornamelijk toe te schrijven aan de andere productomschrijving in dit onderzoek en het verschillende aantal lidstaten in beide onderzoeken. Er werd in dit verband echter geen nieuwe onderbouwde informatie ontvangen. De bevindingen in de overwegingen 55, 56 en 57 van de voorlopige verordening worden daarom bevestigd. Als gevolg daarvan worden de daaropvolgende delen van de verbruiksanalyse in dit opzicht ook bevestigd.

41. Invoer uit het betrokken land

a) Omvang en marktaandeel van de invoer van het betrokken product

42. Met betrekking tot het marktaandeel bestreden sommige belanghebbenden de bewering van de Commissie in overweging 58 dat het marktaandeel van de invoer met dumping gestegen was. Zij voerden aan dat, in tegenstelling tot de bevindingen van de Commissie, het marktaandeel van China was gedaald. De evaluatie van de invoer uit China qua omvang en marktaandeel werd nagetrokken. Zoals uiteengezet in overweging 58 van de voorlopige verordening was er slechts één jaar waarin het aandeel van de invoer uit China was teruggelopen. Voor de rest van de beoordelingsperiode bleef het marktaandeel van de invoer uit China constant hoog. De voorlopige bevindingen worden derhalve bevestigd.

43. Sommige partijen voerden aan dat ook de omvang na het OT onderzocht moest worden om te beoordelen of de invoer uit China toeneemt. Opgemerkt zij dat de ontwikkeling van de invoer uit China werd beoordeeld voor de periode 2002/2003 tot 2006/2007 en dat er een duidelijke toename werd geconstateerd. Overeenkomstig de bepalingen van de basisverordening worden gebeurtenissen na het OT behoudens uitzonderlijke omstandigheden niet in aanmerking genomen. In ieder geval werd, zoals in overweging 48 hieronder wordt vermeld, de omvang van de invoer na het OT onderzocht en die bleek aanzienlijk.

b) Prijsonderbieding

44. Drie medewerkende producenten/exporteurs betwistten de bevindingen van de Commissie inzake prijsonderbieding. Eén betwistte de gehanteerde methode om de prijsonderbieding te berekenen en verzocht om een correctie teneinde rekening te houden met de kosten van de handelaren voor hun indirecte verkoop. Waar zulks gerechtvaardigd was, werden de berekeningen gecorrigeerd. Uit de herziene vergelijking bleek dat het ingevoerde betrokken product gedurende het OT in de Gemeenschap werd verkocht tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 18,4% tot en met 35,2% onderboden, uitgaande van de gegevens die zijn overgelegd door de medewerkende producenten/exporteurs in de steekproef.

45. Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap

46. Twee importeurs en de importeursvereniging betwistten de in overweging 79 van de voorlopige verordening genoemde duur van het verwerkingsseizoen. Zij voerden aan dat het verwerkingsseizoen in Spanje slechts drie maanden duurt in plaats van vier of vijf zoals de voorlopige verordening stelt. Deze bewering hangt echter samen met de (van nature wisselende) oogstopbrengsten en met de geproduceerde hoeveelheid, en is in elk geval niet van invloed op de door de diensten van de Commissie geanalyseerde schadefactoren.

47. Aangezien geen andere onderbouwde informatie of opmerkingen over de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden ontvangen, worden de overwegingen 63 tot en met 86 van de voorlopige verordening bevestigd.

48. Conclusie inzake schade

49. Na de bekendmaking van de voorlopige verordening beweerden sommige importeurs en sommige producenten/exporteurs onder verwijzing naar de overwegingen 83 tot en met 86 dat de door de Commissie gebruikte gegevens om de hoogte van de schade vast te stellen, niet correct waren en evenmin objectief waren geëvalueerd. Zij voerden aan dat bijna alle schade-indicatoren een positieve ontwikkeling te zien gaven en dat daarom geen bewijs van schade gevonden kan worden.

50. In dit verband zij opgemerkt dat, ook al vertonen sommige indicatoren geringe verbeteringen, de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap in haar geheel moet worden beoordeeld, rekening houdend met het feit dat de vrijwaringsmaatregelen tot het eind van het onderzoektijdvak bestonden. Hierop werd uitvoerig ingegaan in de overwegingen 51 tot en met 86 van de voorlopige verordening. De grondige herstructurering die door deze maatregelen mogelijk werd gemaakt en die heeft geresulteerd in een grote verlaging van de productie en capaciteit, zou onder normale omstandigheden hebben geleid tot een aanmerkelijke verbetering van de algemene situatie van de communautaire producenten, ook ten aanzien van de productie, de bezettingsgraad, de verkoop en de prijs-kostenverschillen. In plaats daarvan zijn de volume-indicatoren aan de zwakke kant gebleven, zijn de voorraden aanzienlijk toegenomen en staan de financiële indicatoren nog steeds rood (sommige zijn zelfs verslechterd).

51. Daarom wordt geoordeeld dat de conclusies in de voorlopige verordening inzake de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade niet hoeven te worden gewijzigd. Aangezien er geen andere onderbouwde informatie of opmerkingen zijn ontvangen, worden zij daarom definitief bevestigd.

G. OORZAKELIJK VERBAND

52. Gevolgen van de invoer met dumping

53. Volgens sommige partijen is de omvang van de invoer uit China al sinds 1982 stabiel en kan die daarom geen schade hebben veroorzaakt zoals uiteengezet in de voorlopige verordening (zie overweging 58). Zoals hierboven in overweging 26 is uiteengezet, is de invoer uit China tijdens de onderzochte periode aanzienlijk gestegen ten koste van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Bovendien heeft de opmerking betrekking op ontwikkelingen die de periode in kwestie ver te buiten gaan en daarom wordt het argument afgewezen.

54. Zoals reeds in overweging 28 hierboven vermeld, werd definitief geconcludeerd dat tijdens het OT het door de in de steekproef opgenomen Chinese producenten/exporteurs uitgevoerde product gemiddeld werd verkocht tegen prijzen die de gemiddelde prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 18,4% tot 35,2% onderboden. De herziening van de onderbiedingsmarge laat de conclusies betreffende de in de overwegingen 100 en 101 toegelichte gevolgen van de invoer met dumping onverlet.

55. Wisselkoersschommelingen

56. Na de instelling van de voorlopige rechten wezen sommige importeurs verder op de negatieve uitwerking van de wisselkoers op het prijspeil. Volgens hen is de wisselkoers de belangrijkste schade veroorzakende factor. Niettemin wordt er in de beoordeling van de Commissie alleen gesproken van een verschil in prijspeil en hoeven de factoren die dat prijspeil beïnvloeden, niet te worden geanalyseerd. Bijgevolg bleek er sprake van een duidelijk oorzakelijk verband tussen de hoge dumpingmarge en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade, en daarom kan overweging 95 van de voorlopige verordening worden bevestigd.

57. Aanbod en prijs van grondstoffen

58. Sommige belanghebbenden voerden aan dat de schade niet wordt veroorzaakt door invoer met dumping maar door het schaarse aanbod van vers fruit, de grondstof voor mandarijnenconserven. .

59. Officiële gegevens van het Spaanse ministerie van Landbouw bevestigen echter dat de voor de conservenindustrie beschikbare hoeveelheid voor de productiecapaciteit van de Spaanse producenten meer dan toereikend is.

60. De producenten concurreren voor vers fruit tot op zekere hoogte met de directe consumentenmarkt voor verse producten. Deze concurrentie verbreekt echter niet het oorzakelijk verband. Een duidelijke significante reden voor de relatief lage productie en verkoop en het relatief geringe marktaandeel van de bedrijfstak van de Gemeenschap is veeleer de druk van de massale invoer uit China tegen zeer lage prijzen. In deze situatie en gelet op het feit dat de marktprijs wordt gedicteerd door de invoer, die meer dan 70% van de markt dekt, die de prijzen onderbiedt en drukt en prijsverhogingen verhindert, zou het oneconomisch zijn meer te produceren zonder redelijkerwijs te kunnen verwachten het product te kunnen verkopen tegen prijzen die een normale winst toestaan. Daarom zouden de Spaanse producenten redelijkerwijs aanzienlijk meer kunnen produceren als hun bedrijfsresultaten niet door de marktprijs zouden worden benadeeld.

61. Deze analyse wordt ook bevestigd door de aanhoudend grote voorraden bij de communautaire producenten, wat erop duidt dat de schade veroorzakende situatie voor de bedrijfstak van de Gemeenschap niet het gevolg is van een ontoereikende productie maar van een productie die door de druk van de invoer uit China niet kan worden afgezet.

62. Aangezien het hier om een landbouwproduct gaat, is de prijs van de grondstof van nature onderhevig aan seizoenschommelingen. Niettemin constateert de Commissie dat gedurende de onderzochte periode van vijf jaar, die oogsten met lagere en hogere prijzen omvatte, de schade (bv. in de vorm van financiële verliezen) onafhankelijk van deze schommelingen optreedt en dat daarom de bedrijfsresultaten van de bedrijfstak van de Gemeenschap niet rechtstreeks met dergelijke seizoenschommelingen verband houden.

63. Kwaliteitsverschillen

64. Sommige partijen voerden aan dat het Chinese product van hogere kwaliteit was dan de communautaire productie. Eventuele daaruit voortvloeiende prijsverschillen werden echter onvoldoende onderbouwd en niets duidt erop dat de vermeende voorkeur van de consument voor Chinese producten zo groot zou zijn dat die de oorzaak is van de verslechterde situatie voor de bedrijfstak van de Gemeenschap. In ieder geval zouden dergelijke vermeende prijsverschillen in het voordeel van het Chinese product uitvallen en de prijsonderbieding/het prijsbederf vergroten. Omdat er geen onderbouwde nieuwe gegevens of argumenten zijn, wordt overweging 99 van de voorlopige verordening bevestigd.

65. Kostenstijgingen

66. Sommige partijen voerden aan dat buitengewone kostenstijgingen bij sommige producenten ten grondslag lagen aan de schade. Deze beweringen werden niet voldoende onderbouwd. De analyse van de Commissie heeft geen gebeurtenissen aan het licht gebracht die iets afdoen aan de beoordeling van het oorzakelijk verband of van invloed zouden kunnen zijn op de berekening van de schademarge.

67. Sommige partijen dienden opmerkingen in over de toegenomen productiekosten en het onvermogen van de bedrijfstak van de Gemeenschap om die te verlagen. Sommige kostenposten (zoals energie) zijn toegenomen, maar het effect daarvan is niet van dien aard dat het oorzakelijk verband erdoor wordt verbroken in een context waarin een zeer grote uitvoer uit China met dumping de verkoop en productie drukt (en zo de kosten per eenheid voor de bedrijfstak van de Gemeenschap opdrijft) en de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap drukt.

68. Steunregelingen

69. Aangevoerd werd dat door de EG-steunregelingen de verwerkingscapaciteit in de EG kunstmatig is gegroeid en vervolgens het aanbod van grondstoffen voor het betrokken product is verminderd. Deze bewering was van algemene aard en werd niet voldoende onderbouwd. In elk geval werden de regelingen in kwestie in 1996 gewijzigd toen de steun werd verleend aan boeren in plaats van aan de verwerkers van het betrokken product. De analyse van de Commissie heeft geen resteffecten tijdens het onderzoektijdvak aan het licht gebracht die het oorzakelijk verband zouden kunnen verbreken. Met betrekking tot het aanbod wordt verwezen naar de overwegingen 40 en 41 hierboven.

70. Conclusie over het oorzakelijk verband

71. Omdat er geen onderbouwde nieuwe gegevens of argumenten zijn, worden de overwegingen 87 tot en met 101 van de voorlopige verordening bevestigd.

72. De voorlopige bevinding dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, en de invoer met dumping uit China wordt derhalve bevestigd.

H. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

73. Ontwikkelingen na het onderzoektijdvak

74. Vanaf 9 november 2007 was de invoer uit de VRC onderworpen aan registratie ingevolge Verordening (EG) nr. 1295/2007 van de Commissie van 5 november 2007 tot onderwerping aan registratieplicht van de invoer van bepaalde bereide en verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen en dergelijke) van oorsprong uit de Volksrepubliek China i. Zulks met het oog op de mogelijke instelling van antidumpingrechten met terugwerkende kracht. Bijgevolg zijn bij wijze van uitzondering ook de ontwikkelingen na het OT geanalyseerd. Eurostatgegevens bevestigen dat de invoer uit China nog steeds aanzienlijk is en dit is door sommige importeurs bevestigd. De omvang in de laatste tien maanden na het OT lag bij 74 000 ton tegen stabiele lage prijzen.

75. Vermogen van de communautaire producenten om de communautaire markt te beleveren

76. Een aantal partijen maakte opmerkingen over de lage Spaanse productie, die volgens hen niet in staat was de behoefte van de communautaire markt te dekken. Het is weliswaar juist dat de bedrijfstak van de Gemeenschap in de huidige situatie de behoefte van de EU-markt niet dekt, maar dit hangt samen met de gevolgen van de schade veroorzakende invoer, zoals hierboven uitgelegd. In elk geval is het beoogde effect van de maatregelen niet de communautaire markt af te sluiten voor invoer uit China, maar een einde te maken aan de gevolgen van schade veroorzakende dumping. Aangezien er onder andere voor deze producten slechts twee leveranciers zijn, zal er ook bij de instelling van definitieve maatregelen in de Gemeenschap nog steeds een grote vraag naar de Chinese producten zijn.

77. Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap en leveranciers

78. Eén importeursvereniging voerde aan dat antidumpingmaatregelen zonder enige beperking van de hoeveelheden de Spaanse bedrijfstak niet zouden helpen beschermen maar automatisch zouden leiden tot illegale handelsactiviteiten. Dit is eerder een argument voor een goed toezicht door de instellingen op de handhaving van de maatregelen dan tegen het nut van de maatregelen voor de communautaire producenten.

79. Volgens een andere importeur zou de situatie van de Spaanse producenten er met de instelling van antidumpingmaatregelen niet op verbeteren aangezien de importeurs in de EU grote voorraden hebben opgebouwd waarmee in de nabije toekomst aan de marktvraag zou kunnen worden voldaan. De omvang van de voorraden en het verschijnsel van het aanleggen van voorraden werden door een andere importeur bevestigd. Deze opmerkingen bevestigen de analyse van de Commissie in de voorlopige verordening en elders in deze verordening. Er zij echter aan herinnerd dat de maatregelen bedoeld zijn als compensatie voor schade veroorzakende dumping over een periode van vijf en niet slechts één jaar.

80. Omdat er geen andere onderbouwde nieuwe gegevens of argumenten over dit aspect zijn ontvangen, wordt de in de overwegingen 103 tot en met 106 en in overweging 115 van de voorlopige verordening getrokken conclusie betreffende het belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap bevestigd.

81. Belang van de niet-verbonden importeurs/handelaars in de Gemeenschap

82. De medewerkende importeurs verklaarden dat het in het algemeen belang is de twee leveranciers van het betrokken product, Spanje en China, te behouden teneinde de continuïteit van het aanbod tegen concurrerende prijzen te verzekeren.

83. Niettemin zag de meerderheid van de importeurs, voor het geval er definitieve maatregelen zouden worden ingesteld, liever een maatregel die ook kwantitatieve elementen bevat. Dit wordt niet geschikt geacht, zoals hieronder in overweging 68 wordt toegelicht.

84. De gegevens van de medewerkende importeurs in de steekproef werden gecontroleerd en bevestigden dat mandarijnenconserven minder dan 6% van hun totale omzet uitmaken en dat zij zowel tijdens het onderzoektijdvak als in de periode 2004-2008 gemiddeld een winstgevendheid haalden van meer dan 10%.

85. Hieruit blijkt dat het potentiële effect van maatregelen op importeurs/handelaars al met al niet onevenredig zou zijn aan de positieve effecten die ervan uitgaan.

86. Belang van de gebruikers/detailhandelaren

87. Eén gebruiker, die nog geen 1% van het verbruik vertegenwoordigde, diende algemene opmerkingen in over de verminderde beschikbaarheid van mandarijnen in de EU en over de superieure kwaliteit van het Chinese product. Hij werd uitgenodigd om verder mee te werken en individuele gegevens te verstrekken, maar hij sloeg dit af en kon zijn beweringen niet onderbouwen. Een andere detailhandelaar, lid van de belangrijkste importeursvereniging, was in het algemeen gekant tegen een prijsstijging. In de loop van het onderzoek werden geen andere opmerkingen over het belang van gebruikers/detailhandelaren ontvangen. Aangezien er van de gebruikers/detailhandelaren geen onderbouwde opmerkingen zijn ontvangen, worden de conclusies in de overwegingen 109 tot en met 112 van de voorlopige verordening daarom bevestigd.

88. Belang van de consumenten

89. In tegenstelling tot wat door één importeur werd beweerd, werd in de voorlopige fase wel degelijk rekening gehouden met het belang van de consumenten. De bevindingen van de Commissie werden uiteengezet in de overwegingen 113 en 114 van de voorlopige verordening. Andere partijen suggereerden dat de gevolgen voor de consument aanzienlijk zouden zijn. Er werd evenwel geen informatie verstrekt die reden geeft om te twijfelen aan de bevindingen in voornoemde overwegingen. Ook al zouden de rechten tot een stijging van de consumentenprijzen leiden, dan nog heeft geen enkele partij het feit betwist dat dit product een zeer klein gedeelte uitmaakt van de uitgaven voor levensmiddelen van huishoudens. Aangezien geen opmerkingen van consumenten en geen andere onderbouwde nieuwe gegevens werden ontvangen, worden deze overwegingen daarom bevestigd.

90. Conclusie over het belang van de Gemeenschap

91. Bovenstaande aanvullende analyse over de op het spel staande belangen was geen reden om de voorlopige conclusies dienaangaande te wijzigen. De gegevens van de medewerkende importeurs in de steekproef werden nagetrokken en bevestigden dat mandarijnenconserven voor hen minder dan 6% van hun totale omzet uitmaken en dat zij zowel tijdens het onderzoektijdvak als in de onderzochte periode 2004-2008 gemiddeld een goed resultaat behaalden, zodat het effect van de maatregelen op de importeurs minimaal zal zijn. Ook is vast komen te staan dat de financiële gevolgen voor de eindgebruiker verwaarloosbaar zijn gezien de marginale hoeveelheden die per hoofd in de verbruikende landen worden gekocht. De conclusies met betrekking tot het belang van de Gemeenschap in de voorlopige verordening zijn niet veranderd. Aangezien geen andere opmerkingen werden ingediend, worden deze conclusies daarom definitief bevestigd.

I. DEFINITIEVE MAATREGELEN

92. Schademarge

93. Volgens één importeur is de in de voorlopige fase als referentie gebruikte winstmarge van 6,8% te hoog geraamd. In dit verband zij opgemerkt dat voor de vrijwaringsmaatregelen hetzelfde percentage werd gebruikt en geaccepteerd als de werkelijke winst die door de bedrijfstak van de Gemeenschap in de periode 1998/99 tot 2001/02 was behaald. Die heeft betrekking op de winst van de communautaire producenten in een normale handelssituatie vóór de toename van de invoer die tot schade voor de bedrijfstak leidde. Het argument wordt derhalve afgewezen.

94. Volgens communautaire producenten was bij de voorlopige rechten geen rekening gehouden met de bijzondere situatie op de markt voor mandarijnenconserven, waar de productie in geconcentreerd is slechts één land en het overgrote deel van de verkoop en invoer in een ander Europees land is geconcentreerd. Daarom werd verzocht in de definitieve conclusies rekening te houden met de kosten van vervoer tussen het producerende land en het verbruikende land. Dit argument werd gegrond geacht en de berekeningen werden dienovereenkomstig gecorrigeerd om rekening te houden met de verkoopconcentratie in de relevante regio’s van de Gemeenschap.

95. Eén partij maakte kanttekeningen bij de berekening van de prijsonderbieding en het prijsbederf. Waar zulks gegrond was, werden in de definitieve fase correcties doorgevoerd.

96. De daaruit voortvloeiende schademarges, waarin met gegronde verzoeken van de belanghebbenden rekening is gehouden, lagen, uitgedrukt in procenten van de totale cif-waarde bij invoer van elke Chinese exporteur in de steekproef, onder de vastgestelde dumpingmarge en zijn als volgt:

97. Yichang Rosen Foods Co., Ltd., Yichang, Zhejiang 100,1%

98. Huangyan No.1 Canned Food Factory, Huangyan, Zhejiang 48,4%

99. Zhejiang Xinshiji Foods Co., Ltd. en de verbonden producent Hubei Xinshiji Foods Co., Ltd., Sanmen 92,0%

100. Medewerkende producenten/exporteurs die niet in de steekproef waren opgenomen 90,6%

Alle andere ondernemingen 100,1%.

101. Terugwerkende kracht

102. Zoals vermeld in overweging 4 heeft de Commissie de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC op verzoek van de bedrijfstak van de Gemeenschap op 9 november 2007 onderworpen aan registratie. Dit verzoek is ingetrokken en daarom is de aangelegenheid niet verder onderzocht.

103. Definitieve maatregelen

104. Gelet op de conclusies inzake dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Gemeenschap moet overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening een definitief antidumpingrecht worden ingesteld, dat volgens de regel van het laagste recht gelijk moet zijn aan de dumpingmarge of aan de schademarge indien deze lager is. In dit geval moet het recht bijgevolg worden vastgesteld op het niveau van de vastgestelde schademarge.

105. Op grond van het bovenstaande en overeenkomstig de rectificatie in Publicatieblad L 258 i dient het definitieve recht op de volgende bedragen te worden vastgesteld:

106. Yichang Rosen Foods Co., Ltd., Yichang, Zhejiang 531,2 euro/ton

107. Huangyan No.1 Canned Food Factory, Huangyan , Zhejiang 361,4 euro/ton

108. Zhejiang Xinshiji Foods Co., Ltd., Sanmen, Zhejiang en de verbonden producent Hubei Xinshiji Foods Co., Ltd., Dangyang City, Hubei Province 490,7 euro/ton

109. Medewerkende producenten/exporteurs die niet in de steekproef waren opgenomen 499,6 euro/ton

Alle andere ondernemingen 531,2 euro/ton.

110. Vorm van de maatregelen

111. Een aantal partijen verzocht om maatregelen met een combinatie van prijs- en kwantitatieve elementen, waarbij voor een eerste importvolume geen of een verlaagd recht zou worden betaald. In bepaalde gevallen werd dit gekoppeld aan een vergunningstelsel.

112. Deze mogelijkheid werd bestudeerd maar om de volgende redenen verworpen. Antidumpingrechten worden ingesteld omdat de uitvoerprijs onder de normale waarde ligt. De naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheden zijn relevant voor de beoordeling van de vraag of invoer met dumping schade veroorzaakt. Deze hoeveelheden zijn normaal gesproken echter niet relevant voor de hoogte van het in te stellen recht. Met andere woorden, als geconstateerd wordt dat invoer met dumping schade veroorzaakt, kan de dumping worden gecompenseerd door een recht dat geldt vanaf de eerste zending die na het van kracht worden van het recht wordt ingevoerd. Indien ten slotte zou worden geconstateerd dat het in het belang van de Gemeenschap is dat producten gedurende een bepaalde periode zonder antidumpingrechten kunnen worden ingevoerd, voorziet artikel 11, lid 4, van de basisverordening in de mogelijkheid die onder bepaalde voorwaarden te schorsen.

113. Sommige partijen hebben aangevoerd dat een vorm van maatregel zonder kwantitatieve beperking tot ontwijking van het recht kan leiden. De partijen verwezen nogmaals naar de voorraadvorming waartoe het na de uitbreiding van de Europese Unie op 1 mei 2004 kwam. De analyse van de diensten van de Commissie heeft bevestigd dat dit een duidelijke poging was om de rechten te ontwijken. Gezien deze verklaringen en de feiten zoals beschreven in de overwegingen 123 en 125 van de voorlopige verordening, zal de Commissie de ontwikkelingen nauwlettend in het oog houden om de nodige actie te ondernemen voor een juiste handhaving van de maatregelen.

114. Volgens andere partijen zouden de maatregelen niet moeten gelden voor hoeveelheden die al onder bestaande verkoopcontracten vallen. Dit zou in de praktijk neerkomen op een vrijstelling van de rechten, die het heilzame effect van de maatregelen zou ondermijnen, en wordt derhalve verworpen. Ook wordt verwezen naar de overwegingen 51 en 52 hierboven.

115. Bij de voorlopige verordening werd een antidumpingrecht ingesteld in de vorm van een specifiek recht voor elke onderneming dat werd bepaald door de schademarge te verdisconteren in de uitvoerprijzen die werden gebruikt bij de berekening van de dumping tijdens het OT. Deze methode wordt voor de definitieve maatregelen bevestigd.

116. Verbintenissen

117. In een laat stadium van het onderzoek boden verschillende producenten/exporteurs in de VRC prijsverbintenissen aan. Deze werden niet aanvaardbaar geacht gezien de grote prijsvolatiliteit van dit product, het risico dat het recht voor dit product wordt ontweken of ontdoken (zie overwegingen 124 en 125 van de voorlopige verordening) en het feit dat de aanbiedingen van ondernemingen waaraan geen behandeling als marktgerichte onderneming was toegekend, geen garanties van de Chinese autoriteiten bevatten voor een adequaat toezicht.

J. DEFINITIEVE INNING VAN HET VOORLOPIGE RECHT

118. Gezien de hoogte van de vastgestelde dumpingmarge en de ernst van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, wordt het nodig geacht de bedragen waarvoor zekerheid is gesteld uit hoofde van het bij de voorlopige verordening ingestelde antidumpingrecht, definitief te innen tot het bedrag van het voorlopige antidumpingrecht. Voor de producenten/exporteurs voor wie het definitieve recht iets hoger is dan het voorlopige recht, moeten de voorlopige, als zekerheid gestelde bedragen overeenkomstig artikel 10, lid 3, van de basisverordening worden geïnd tot het in de voorlopige verordening vastgestelde bedrag,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op bereide of verduurzaamde mandarijnen, tangerines en satsuma’s daaronder begrepen, en clementines, wilkings en andere dergelijke kruisingen van citrusvruchten, zonder toegevoegde alcohol, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, zoals gedefinieerd onder GN-post 2008, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, die vallen onder de GN-codes 2008 30 55, 2008 30 75 en ex 2008 30 90 (TARIC-codes 2008 30 90 61, 2008 30 90 63, 2008 30 90 65, 2008 30 90 67, 2008 30 90 69).

2. De definitieve antidumpingrechten die van toepassing zijn op de in lid 1 omschreven en door onderstaande ondernemingen geproduceerde producten, zijn als volgt:

Onderneming EUR/ton nettoproductgewicht Aanvullende TARIC-code

Yichang Rosen Foods Co., Ltd., Yichang, Zhejiang 531, A

Huangyan No.1 Canned Food Factory, Huangyan, Zhejiang 361, A

Zhejiang Xinshiji Foods Co., Ltd., Sanmen, Zhejiang en de verbonden producent Hubei Xinshiji Foods Co., Ltd., Dangyang City, Hubei Province 490, A

Medewerkende producenten/exporteurs die niet in de steekproef waren opgenomen, zoals aangegeven in de bijlage 499, A

Alle andere ondernemingen 531, A

Artikel 2

1. Wanneer goederen zijn beschadigd voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht en de werkelijk betaalde of te betalen prijs met het oog op de vaststelling van de douanewaarde derhalve overeenkomstig artikel 145 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie i verhoudingsgewijs is verminderd, wordt het op basis van artikel 1 berekende antidumpingrecht met hetzelfde percentage verminderd als de werkelijk betaalde of te betalen prijs.

2. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 3

1. De bedragen die uit hoofde van het voorlopige antidumpingrecht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 642/2008 van de Commissie op bepaalde bereide of verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen enz.) van oorsprong uit de Volksrepubliek China als zekerheid zijn gesteld, worden definitief geïnd tot het bedrag van het voorlopige recht.

2. Voor de medewerkende producenten/exporteurs die abusievelijk niet waren opgenomen in de bijlage met medewerkende producenten/exporteurs van Verordening (EG) nr. 642/2008 van de Commissie, namelijk Ningbo Pointer Canned Foods Co., Ltd., Xiangshan, Ningbo, Ninghai Dongda Foodstuff Co., Ltd., Ningbo, Zhejiang and Toyoshima Share Yidu Foods Co., Ltd., Yidu, Hubei, worden de als zekerheid gestelde bedragen die het bedrag van het voorlopige recht dat van toepassing is op niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten overschrijden, vrijgegeven.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter

[…]

BIJLAGE

Medewerkende producenten/exporteurs die niet in de steekproef waren opgenomen (aanvullende TARIC-code A889)

Hunan Pointer Foods Co., Ltd., Yongzhou, Hunan

Ningbo Pointer Canned Foods Co., Ltd., Xiangshan, Ningbo

Yichang Jiayuan Foodstuffs Co., Ltd., Yichang, Hubei

Ninghai Dongda Foodstuff Co., Ltd., Ningbo, Zhejiang

Huangyan No.2 Canned Food Factory, Huangyan , Zhejiang

Zhejiang Xinchang Best Foods Co., Ltd., Xinchang, Zhejiang

Toyoshima Share Yidu Foods Co., Ltd., Yidu, Hubei

Guangxi Guiguo Food Co., Ltd., Guilin, Guangxi

Zhejiang Juda Industry Co., Ltd., Quzhou, Zhejiang

Zhejiang Iceman Group Co., Ltd., Jinhua, Zhejiang

Ningbo Guosheng Foods Co., Ltd., Ninghai

Yi Chang Yin He Food Co., Ltd., Yidu, Hubei

Yongzhou Quanhui Canned Food Co., Ltd., Yongzhou, Hunan

Ningbo Orient Jiuzhou Food Trade & Industry Co., Ltd., Yinzhou, Ningbo

Guangxi Guilin Huangguan Food Co., Ltd., Guilin, Guangxi

Ningbo Wuzhouxing Group Co., Ltd., Mingzhou, Ningbo