Toelichting bij COM(2006)866 - Wijziging van Verordening 515/97 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. DOELSTELLING

Het gemakkelijker worden van het handelsverkeer – één van de hoekstenen van het handelsbeleid van de uitgebreide Europese Unie om nieuwe markten te ontsluiten – heeft als keerzijde de opkomst van grensoverschrijdende illegale economische en financiële praktijken die schade berokkenen aan de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen en afbreuk doen aan de beleidsmaatregelen (handhaving, beperkingen, controles) van de Gemeenschap.

Vanwege de bedragen die erin omgaan, zijn met de douane- en landbouwwetgeving strijdige transacties onder de frauduleuze en andere illegale praktijken ten nadele van de financiële belangen van de Gemeenschap uitgegroeid tot één van de favoriete terreinen van georganiseerde fraudeurs. De bij invoer geheven douanerechten, de landbouwheffingen en de BTW bij invoer, die door de lidstaten wordt geïnd bij het vervullen van de douaneformaliteiten, zorgen voor bijna een kwart van de begrotingsontvangsten van de Gemeenschap. De verleiding is dan ook groot voor georganiseerde fraudeurs zich aan controles te onttrekken, de betaling van de bovenbedoelde rechten te ontduiken of op een onrechtmatige manier korting of vrijstelling van de verschuldigde rechten te verkrijgen.

Aan de uitgavenzijde zijn de communautaire begrotingsmiddelen voor uitvoerrestituties op landbouwproducten en verwerkte producten, waarop de douanediensten controles uitvoeren wanneer de exportdouaneformaliteiten worden vervuld en de goederen het douanegrondgebied van de Gemeenschap verlaten, eveneens een zeer begeerd doelwit van georganiseerde fraudeurs.

Het streven naar maximaal profijt brengt de betrokken organisaties er voorts ook toe de uitgevaardigde antidumpingmaatregelen, verboden en restricties te omzeilen. En ook al heeft dat niet onmiddellijk consequenties voor de begroting van de Gemeenschap, het kan schadelijke gevolgen meebrengen voor de economie, de werkgelegenheid of de volksgezondheid en dus indirect wel de Gemeenschapsbegroting benadelen (zoals b.v. bij de BSE-crisis het geval was).

Om meer vat te krijgen op de onregelmatigheden op de bovenbedoelde terreinen, het preventieapparaat te vervolledigen en de douanecontroles beter te organiseren, heeft de Europese Gemeenschap Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften aangenomen.

Deze verordening is de rechtsgrondslag voor wederzijdse verzoeken om bijstand van voornoemde autoriteiten in de strijd tegen onregelmatigheden en fraude ten aanzien van de bovengenoemde communautaire voorschriften met financiële gevolgen voor de begroting van de Gemeenschappen of gevolgen voor het handelsbeleid van de Gemeenschap.

Zij vormt eveneens het kader waarbinnen een specifieke gegevensbank, DIS - Douane-informatiesysteem genoemd, kon worden ontwikkeld. Dankzij dit op 24 maart 2003 operationeel geworden systeem kunnen administratieve instanties hun Europese partners waarschuwen voor het risico op onregelmatigheden en inlichtingen meedelen ten behoeve van observatie, verslaggeving, discrete bewaking of specifieke controles.

1.

2. BELANGRIJKSTE BEPALINGEN


Niettegenstaande er op het gebied van de strijd tegen de fraude ten aanzien van de communautaire douane- en landbouwwetgeving goede resultaten geboekt zijn, pleiten vandaag heel wat redenen voor een wijziging van Verordening (EG) nr. 515/97.

De behoefte aan een effectievere operationele samenwerking:

De verschuiving en vermeerdering van de land- en zeegrenzen als gevolg van de uitbreiding van de Europese Unie, gepaard gaande met zowel een intensivering als een diversifiëring van de fraudepraktijken, noopt tot een aanpassing van het bestaande juridische instrumentarium, zoniet zal de georganiseerde fraude munt slaan uit de situatie. Gelet op het grensoverschrijdende en veelvormige karakter van de economische en financiële criminaliteit, bestaat de enige aanpak om de fraude op de bovenvermelde gebieden maximaal aan banden te leggen erin de samenwerking tussen de lidstaten en tussen de lidstaten en de Commissie te versterken, met meer aandacht voor de operationele aspecten van de samenwerking. In dat verband zijn door degenen die de fraudebestrijding gestalte moeten geven nieuwe behoeften op het gebied van de coördinatie en ondersteuning op Europees niveau aangewezen waarvoor nu een stevige en aangepaste juridische basis moet worden gelegd.

De gewijzigde juridische context en institutionele verhoudingen:

Toen Verordening (EG) nr. 515/97 werd vastgesteld, bevatte het Verdrag geen artikel dat specifiek aan de communautaire samenwerking op douanegebied was gewijd. De bij artikel 5 VEG aan de lidstaten opgelegde algemene verplichting om samen te werken en de in artikel 209A VEG bedoelde coördinatie van het optreden van de lidstaten om de financiële belangen van de Gemeenschap te beschermen, gaven de Gemeenschap evenmin de bevoegdheid om maatregelen te nemen, ook niet op het gebied van de communautaire douanesamenwerking.

Inmiddels beschikt de Gemeenschap krachtens artikel 135 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dat de douanesamenwerking regelt, en artikel 280 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap wel over specifieke bevoegdheden. Deze bevoegdheid moet evenwel worden uitgeoefend overeenkomstig artikel 5 van het Verdrag, dat wil zeggen indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt. Het voorstel voor een verordening beantwoordt aan deze criteria.

De nieuwe ontwerp-verordening heeft eveneens tot doel een rechtsgrondslag te bezorgen aan, enerzijds, het FIDE-referentiebestand van communautaire onderzoeksdossiers op douanegebied en, anderzijds, de andere projecten die op basis van de door de lidstaten en de Europese Commissie aangewezen behoeften zijn opgezet om de samenwerking tussen de bevoegde administraties te versterken met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften.

Daarnaast moeten in het ontwerp ook een aantal institutionele ontwikkelingen worden verwerkt, in het bijzonder de intensievere samenwerking met de organen en agentschappen van de Europese Unie en met de internationale organisaties.

Subsidiariteit



De administraties van de lidstaten zijn elk afzonderlijk niet in staat om een technische infrastructuur met een communautaire dimensie op te zetten en voor een volledige en geïntegreerde coördinatie op Europees niveau van de wederzijdse administratieve bijstand op douane- en landbouwgebied te zorgen. Het is bijgevolg noodzakelijk een dienstenplatform te creëren om de samenwerking tussen de administraties op het terrein te verbeteren. Met uitzondering van communautaire missies in derde landen, is het instellen van administratieve onderzoeken een exclusieve bevoegdheid van de lidstaten.

Evenredigheid



Wat de doelstelling van de verordening betreft, voert dit ontwerp geen wijzigingen door. Net als de gewijzigde Verordening (EG) nr.515/97 beoogt de ontwerp-verordening de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften, waarvoor aan de Commissie zoals aan de bevoegde douane- en andere nationale autoriteiten welomschreven bevoegdheden zijn toegekend.

2.

3. INHOUD VAN HET VOORSTEL


3.1. Afstemming van de definitie van 'douanevoorschriften' op die van de 'Napels II'-overeenkomst (art. 1, lid 2, eerste streepje)

De definitie van 'douanevoorschriften' van Verordening (EG) nr. 515/97 is afgestemd op die van de op artikel K 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie gebaseerde overeenkomst betreffende de wederzijdse bijstand van en de samenwerking tussen de douane-administraties (de zogeheten 'Napels II'-overeenkomst), teneinde de samenhang tussen de communautaire instrumenten en de instrumenten die onder titel VI VEU vallen te vergroten wat het vervolgen van met de communautaire douanevoorschriften strijdige handelingen betreft.

Onverminderd het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van 7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de BTW[1], blijven de douanevoorschriften van toepassing wanneer goederen het douanegrondgebied van de Gemeenschap binnenkomen en verlaten, ook als zij vrijgesteld zijn van douanerechten of een nulrecht genieten. Met het oog op de toepassing van verboden, beperkingen of controlemaatregelen bij de buitengrenzen van de Gemeenschap, en met name op het opsporen van nagemaakte dranken en sigaretten of van sluikhandel in goederen voor tweeërlei gebruik of precursoren, moeten de douane-autoriteiten inlichtingen kunnen uitwisselen om zich er via het BTW-nummer bij een andere lidstaat snel van te kunnen vergewissen of een in die lidstaat gevestigd bedrijf bestaat of nog actief is. Bovendien moeten de douane-autoriteiten, die eveneens verantwoordelijk zijn voor de BTW-formaliteiten en/of de inning van BTW en/of accijnzen in het kader van de vervulling van de douaneformaliteiten, door middel van een doeltreffende douanesamenwerking de fictieve uitvoer van zwaar belaste producten naar derde landen kunnen voorkomen en opsporen.

Het is een feit dat de centrale verbindingsbureaus en de verbindingsdiensten van de lidstaten die voor de administratieve samenwerking op BTW-gebied instaan, effectief met hun collega's in de andere lidstaten samenwerken. 'Diagonale' samenwerking tussen, enerzijds, die centrale verbindingsbureaus en de verbindingsdiensten en, anderzijds, de autoriteiten die bevoegd zijn voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 515/97 is evenwel niet mogelijk wegens organisatorische redenen, bevoegdheidsredenen of specifieke nationale operationele redenen, en vanwege het communicatienetwerk en het ontbreken van een permanentie ('s nachts en in de weekends). De douane-autoriteiten van de lidstaten beschikken overigens wel over een minimum aan inlichtingen over het bestaan en de BTW-status van een marktdeelnemer/economisch subject om urgente verzoeken van de douane-autoriteiten van andere lidstaten te kunnen beantwoorden.

3.

3.2. Automatische uitwisseling van gegevens (art. 15)


Het huidige systeem van uitwisseling op eigen initiatief en geval per geval is aangevuld met een systeem voor automatische en/of gestructureerde mededeling van inlichtingen zonder dat de ontvangende lidstaat daartoe een verzoek moet doen. Dit systeem is vergelijkbaar met dat wat in het kader van Verordening (EG) nr. 1798/2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de BTW[2] en van Verordening (EG) nr. 2073/2004 van de Raad van 16 november 2004 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen[3] is ingesteld.

4.

3.3. Implementatie van een dienstenplatform op douanegebied


5.

3.3.1. Europees gegevensbestand (art. 18 bis)


De digitalisering van de douane-inklaringsprocedures en het real-time volgen van vervoermiddelen door middel van satellietsystemen zorgen ervoor dat de informatie die tussen de douanediensten en/of de economische subjecten uitgewisseld wordt, is toenemende mate gedematerialiseerd is. Dat leidt tot een vermeerdering van het aantal databanken dat wordt beheerd door openbare of particuliere aanbieders van diensten op het gebied van de logistiek en het goederenvervoer.

In het kader van de fraudebestrijding en met name de opsporing van goederenzendingen die vatbaar zijn voor inbreuken op de douane- of landbouwvoorschriften en/of van de transportmiddelen, met inbegrip van containers, die daarbij worden gebruikt, zijn de aanbieders van diensten doorgaans geneigd om de bevoegde autoriteiten toegang tot hun bestanden te geven, mits het aantal verzoeken om toegang beperkt is en deze geen extra last teweegbrengen. Het idee om de Commissie (OLAF) als enige partij algemene toegang te verschaffen tot sommige databanken of sites, zou dan ook een geruststelling moeten zijn voor de dienstenaanbieders in het licht van de veelvuldige en frequente verzoeken van de lidstaten. Derhalve is gedacht dat het dienstig zou zijn, ook vanuit economisch oogpunt, de Commissie (OLAF) te machtigen om met de dienstenaanbieders te onderhandelen over het poolen van gegevens in een uniek bestand dat toegankelijk zou zijn voor de lidstaten of de verzoeken te kanaliseren naar sites die door die dienstenaanbieders worden beheerd.

De opzet van dit bestand bestaat erin gegevens die gewoonlijk bij het internationale handelsverkeer worden gebezigd, voor analysedoeleinden te vergaren om, nog voordat de goederen aan fysieke controles worden onderworpen, transacties op te sporen die uit het oogpunt van de douane- en landbouwvoorschriften een risico vormen.

Daarbij zou de Commissie gemachtigd moeten worden om, met het akkoord van de houders van de rechten op de gegevens, de inhoud van de betrokken databanken geheel of gedeeltelijk, kosteloos of tegen vergoeding, en met inachtneming van de geldende rechtsregels inzake intellectuele eigendom over te hevelen. De aldus verkregen inlichtingen zouden geïndexeerd en geanalyseerd kunnen worden.

Het Europese bestand zou toegankelijk zijn voor de tot de permanente coördinatie-eenheid behorende verbindingsofficieren van de lidstaten en voor de in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) 515/97 bedoelde bevoegde autoriteiten.

6.

3.3.2. Coördinatiestructuur voor de operationele samenwerking (art. 18 ter)


De oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004[4], de verruiming van de bevoegdheden van Europol met de bestrijding van ernstige vormen van internationale criminaliteit (besluit van de Raad van 6 december 2001) en de operationele werkzaamheden van sommige internationale of regionale organisaties vereisen een krachtigere samenwerking tussen de Commissie, de lidstaten en de andere organen of agentschappen van de Europese Unie.

Een belangrijk oogmerk van het nieuwe ontwerp is het bevorderen van het idee om door de Commissie een interface te laten ontwikkelen die een betere coördinatie mogelijk zou maken van de operationele samenwerking tussen de lidstaten en tussen de lidstaten en de Commissie, alsook een grotere operationele betrokkenheid bij de werkzaamheden van de Europese, regionale of internationale organisaties en agentschappen, binnen de grenzen van de bevoegdheden van de respectieve instanties.

In zijn resolutie van 2 oktober 2003 betreffende een strategie voor douanesamenwerking heeft de Raad van de Europese Unie erkend dat een geïntegreerde aanpak bij criminaliteitsbestrijding — waaronder een bijdrage aan terrorismebestrijding — binnen een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid — naast douanesamenwerking, een nauwe en efficiënte multilaterale samenwerking zou moeten omvatten tussen de douane en andere wetshandhavingsinstanties, en andere instellingen, organen en instanties van de Europese Unie, zoals bijvoorbeeld de Commissie, Europol en Eurojust.

De in dat verband op communautair niveau voorziene middelen en ontwikkelingen zouden opnieuw kunnen worden gebruikt in het kader van de douanesamenwerking als bedoeld in titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie, onverminderd de respectieve mandaten van Europol en Eurojust.

Een direct toepasselijk rechtsinstrument als een verordening zou daarbij op douanegebied voor een bijzondere impuls kunnen zorgen, zonder dat de diensten van de Commissie daarom nieuwe bevoegdheden hoeven te krijgen. Het nieuwe artikel 18 ter van Verordening (EG) nr. 515/97 zou de lidstaten de mogelijkheid bieden om een beroep te doen op gemachtigden van de Commissie (OLAF) als deskundige en het 'dienstenplatform' van de Commissie te gebruiken voor op grond van Verordening (EG) nr. 515/97 begonnen gevallen waarvoor een gezamenlijk team op Gemeenschapsniveau moet worden samengesteld.

7.

3.4. Derde landen (art. 19)


Als een lidstaat in de huidige situatie informatie van een andere lidstaat ontvangt en die informatie vervolgens in het kader van een overeenkomst of protocol tot wederzijdse administratieve bijstand op douanegebied aan een derde land moet worden meegedeeld, moet de ontvangende lidstaat in het kader van een gezamenlijke actie aan de verzendende lidstaat toestemming vragen, zelfs als er voordien door de verzendende lidstaat al toestemming aan de ontvangende lidstaat was gegeven om de betrokken informatie te gebruiken.

Het voorstel beoogt de huidige procedure aan te vullen met een maatregel waarbij de Commissie of een lidstaat zou worden gemachtigd om van een andere lidstaat afkomstige informatie aan een derde land mee te delen mits de laatstgenoemde lidstaat daarvoor van tevoren toestemming heeft gegeven. Het zou in dat geval met andere woorden niet meer nodig zijn om bij een gezamenlijke actie toestemming te vragen of te geven. Dat zou alleen nog het geval zijn als er informatie wordt uitgewisseld die door meer dan twee lidstaten wordt verwerkt.

8.

3.5. Art. 20, tweede alinea 2, onder d)


Het bepaalde in artikel 20, tweede alinea, onder d), betreffende de vergoeding van de kosten van communautaire missies in derde landen is samen met andere bepalingen opgenomen in een nieuw artikel 42 bis betreffende financieringsaangelegenheden.

9.

3.6. Titel V: Art. 23-37. Aanpassing van de verordening in verband met het toezicht op persoonsgegevens in het kader van het Douane-informatiesysteem


De omzetting van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 door de lidstaten vereist een wijziging van de verordeningsbepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens in de lidstaten. Ook de goedkeuring van Verordening 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad en de instelling van een onafhankelijke controleautoriteit, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, nopen tot een wijziging van de artikelen van Verordening (EG) nr. 515/97 die betrekking hebben op de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen en organen van de Gemeenschap.

Alle bepalingen van Verordening (EG) nr. 515/97 die verband houden met de bescherming van persoonsgegevens zijn aangepast aan het nieuwe rechtskader dat sinds de inwerkingtreding ervan is ontstaan, en met name aan de gegevensbeschermingsregels die van toepassing zijn op de instellingen van de Gemeenschap krachtens artikel 286 van het Verdrag en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[5], alsook aan de regels die op grond van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[6] op de lidstaten van toepassing zijn.

10.

3.7. Gebruik van DIS-gegevens voor analysedoeleinden (artikel 27)


De huidige opzet van het Douane-informatiesysteem maakt het niet mogelijk alle doelstellingen te verwezenlijken die door de verordening zijn aangewezen, namelijk bijdragen tot het voorkomen, opsporen en vervolgen van inbreuken op de douane- en landbouwvoorschriften. Momenteel dragen de in het DIS opgenomen inlichtingen enkel bij tot het vergroten van de doeltreffendheid van de controles. Alleen het doel fraude te voorkomen wordt dus bereikt. De doelstellingen bij te dragen tot het opsporen en tot het vervolgen van handelingen die in strijd zijn met de douane- en landbouwvoorschriften vereisen nieuwe mogelijkheden en functies die niet mogelijk zijn zonder een wijziging van Verordening (EG) nr. 515/97.

Daarom moet artikel 27 zo worden gewijzigd dat – strategische of operationele – analyse een van de nieuwe systeemtaken wordt.

In verband met de uitbreiding van de functies van het systeem wordt een nieuwe categorie gegevens, betreffende de vastgehouden, in beslag genomen of verbeurd verklaarde goederen, ter beschikking gesteld.

3.8. Titel V bis: Art. 41 bis – 41 quinquies. Oprichting van het referentiebestand van onderzoeksdossiers op douanegebied

Het is gebleken dat de administratieve autoriteiten van de lidstaten voor een zo groot mogelijk doeltreffendheid van de samenwerkingsmechanismen moesten kunnen beschikken over een bestand waarmee op een gerichtere manier verzoeken om administratieve bijstand kunnen worden gedaan. Dat is het doel van het FIDE-bestand, waarin de referentiegegevens worden opgeslagen van de in elke lidstaat ingestelde, afgesloten of nog lopende, onderzoeken en waaruit alle bevoegde autoriteiten die daarom verzoeken de gegevens kunnen halen van diensten die vergelijkbare zaken hebben onderzocht.

De opneming van FIDE in de ontwerp-verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 515/97 is bedoeld ter aanvulling van het parallelle initiatief dat op intergouvernementeel niveau is genomen en is neergelegd in de Akte van de Raad van 8 mei 2003 tot vaststelling van het protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied.

11.

3.9. Titel VI: art. 42. Gegevensbescherming


Onverminderd de bij titel V (art. 23 tot 40) van Verordening (EG) nr. 515/97 voorziene specifieke maatregelen tot bescherming van personen wat de verwerking van hun persoonsgegevens betreft in het kader van de databanken DIS en FIDE, is het noodzakelijk geacht een verwijzing op te nemen naar Verordening (EG) nr. 45/2001 en Richtlijn 94/46 wat de al dan niet automatische uitwisseling en verwerking van gegevens als bedoeld in de titels I tot IV van Verordening (EG) nr. 515/97 betreft.

12.

3.10. Titel VI bis: art. 42 bis. Financiering


Artikel 23, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften [7] , gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de bepalingen betreffende de comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de raadplegingsprocedure (unanimiteit) goedgekeurde besluiten van de Raad[8], werd beschouwd als het basisbesluit in de zin van artikel 49, lid 1, van het Financieel Reglement dat vereist is voor de operationele uitgaven in het kader van het Antifraude-informatiesysteem AFIS.

Deze bepaling had zowel betrekking op de financiering van de AFIS-activiteiten van de eerste pijler (Verordening 515/97) als op de financiering van de AFIS-activiteiten van de derde pijler (Overeenkomst opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het gebruik van informatica op douanegebied[9]) wanneer die activiteiten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

In dat verband werd een verwijzing gemaakt naar artikel 22, lid 2, eerste alinea, van de DIS-overeenkomst, naar de gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de Commissie van 13 juli 1995[10] bij artikel 22, lid 2, van voornoemde overeenkomst en naar de lijst van onlosmakelijk met elkaar verbonden informatica-uitgaven die door de Commissie is opgenomen in document SEC(94) 813 van 6.5.1994 betreffende de budgettaire gevolgen van het gebruik van de technische infrastructuur van het DIS in het kader van de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied.

Om aan de voorschriften van het Financieel Reglement tegemoet te komen, is het dienstig gebleken een artikel op te nemen waarin Verordening 515/97 wordt aangewezen als basisbesluit voor de besteding van de in datzelfde artikel genoemde beleidsuitgaven

13.

3.11. Titel VII: art. 43. Comitologie


Artikel 43 betreffende de comitologieprocedure is aangepast om rekening te houden met de voorgestelde wijzigingen van de voorafgaande artikelen. Bovendien is de Europees ombudsman die krachtens artikel 286 EG-Verdrag was aangesteld om toezicht uit te oefenen op de instellingen en organen van de Gemeenschap wat de bescherming van personen betreft met betrekking tot de verwerking en het vrije verkeer van persoonsgegevens totdat daarvoor een onafhankelijk controleorgaan zou worden ingesteld, sinds de inwerkingtreding van Verordening (EG) 45/2001 vervangen door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. Artikel 43, lid 5, is bijgevolg in die zin gewijzigd.