Toelichting bij COM(2008)94 - Beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006[1] biedt de mogelijkheid om door middel van een flexibiliteitsmechanisme middelen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering beschikbaar te stellen zolang het jaarlijkse plafond van 500 miljoen euro boven het maximum van de betrokken rubrieken van het financieel kader niet wordt overschreden. De subsidiabiliteitsregels voor bijdragen uit het fonds zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad[2].

De diensten van de Commissie hebben de door Malta en Portugal ingediende aanvragen grondig getoetst aan Verordening (EG) nr. 1927/2006, en met name de artikelen 2, 3, 4, 5 en 6.

De belangrijkste elementen van de beoordelingen kunnen als volgt worden samengevat:

1.

Zaak EGF/2007/08/MT/Textiel


1. De aanvraag werd op 12 september 2007 door de Maltese autoriteiten bij de Commissie ingediend. Zij was gebaseerd op de specifieke criteria voor steunverlening op kleine arbeidsmarkten van artikel 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 1927/2006 en werd ingediend binnen de in artikel 5 van die verordening genoemde termijn van tien weken.

2. De aanvraag heeft betrekking op in totaal 675 gedwongen ontslagen bij twee fabrikanten die in de Maltese textielsector actief zijn, namelijk VF (Malta) Ltd en Bortex Clothing Ind Co Ltd. Bij VF , een bedrijf dat deel uitmaakt van de multinational VF Corporation, waren de 562 gedwongen ontslagen het gevolg van de beslissing van deze multinational om haar fabriek in Malta met ingang van 31 juli 2007 te sluiten en de productie naar vestigingen in Azië over te brengen. Bij Bortex , een Maltees bedrijf met vestigingen in Malta en Tunesië, waren de 113 gedwongen ontslagen het gevolg van de beslissing om zijn activiteiten in Malta te verminderen door met ingang van 14 september 2007 het naaiatelier te sluiten, terwijl het strijkatelier, de opslag en de distributie aan klanten in de Gemeenschap en het maken van prototypes in Malta worden voortgezet. Tussen 19 juni 2007 en 6 september 2007 werden de individuele ontslagbrieven toegezonden aan de betrokken werknemers in de twee bedrijven. Aangezien de aanvraag gebaseerd is op gedwongen ontslagen in een NACE 2-bedrijfstak (nr. 13 textiel) in een NUTS II-regio (MT00), wordt de zaak gelijkgesteld met aanvragen die worden ingediend op grond van artikel 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1927/2006, dat een drempel van 1 000 gedwongen ontslagen vereist. Malta heeft voor zijn 675 ontslagen werknemers een aanvraag op grond van artikel 2, onder c), van de verordening ingediend vanwege de kleinschaligheid van zijn arbeidsmarkt.

3. De analyse van het verband tussen de gedwongen ontslagen en de grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen is gebaseerd op de volgende informatie. Het staat vast dat er in de kleding- en accessoiresindustrie in de Gemeenschap een algemene tendens bestaat om de productie over te brengen naar niet-EU-landen, zoals China, India en Turkije, waar de kosten lager liggen. Voor zijn toetreding was de textieluitvoer van Malta grotendeels voor de lidstaten bestemd. Door de toegenomen mededinging van buiten de EU is de textielsector in Malta onder druk komen te staan.

4. Op basis van de handelsstatistieken van Eurostat wordt in de aanvraag aangetoond hoe de handel in kleding en accessoires naar en uit de Gemeenschap tussen 2000 en 2006 is geëvolueerd. Ten behoeve van de statistische vergelijkbaarheid werden de cijfers aangepast teneinde de 27 huidige lidstaten voor de volledige betrokken periode op te nemen.

De handelspositie van de Gemeenschap, uitgedrukt als de verhouding tussen de omvang van de invoer van kleding in de Gemeenschap en de omvang van de uitvoer van kleding uit de Gemeenschap naar derde landen, is gewijzigd ten nadele van de Gemeenschapsproductie. Deze verhouding is gestegen van 2,89 in 2000 tot 4,29 in 2006, waaruit blijkt dat de invoer veel sneller toeneemt dan de uitvoer. De situatie wordt voorts verergerd door de druk op de prijzen, wat blijkt uit de ruilvoet. In waarde uitgedrukt, neemt de verhouding tussen invoer en uitvoer van textiel immers veel geleidelijker toe, van 2,8 in 2000 tot 3,3 in 2006, wat bij vergelijking met de verhouding invoer/uitvoer qua omvang de neerwaartse druk op de prijzen aantoont. Dit heeft een negatief effect gehad op de financiële situatie van ondernemingen in de textielsector in de Gemeenschap, en vooral op die van ondernemingen die actief zijn in de goedkopere marktsegmenten (niet-mode- en niet-designerkleding).

Tussen 2004 en 2006 is de omvang van de invoer van kleding in de Gemeenschap jaarlijks met ongeveer 10 % toegenomen. Dit is in de eerste plaats te wijten aan de veel grotere invoer uit China na het verstrijken van het Multivezelakkoord van de Wereldhandelsorganisatie eind 2004. In 2006 was China goed voor meer dan eenderde van de totale invoer van kleding in de Gemeenschap.

5. Om aan te tonen dat de Maltese arbeidsmarkt klein van omvang is, wordt in de aanvraag verwezen naar indicatoren voor de totale beroepsbevolking en voor het relatieve aandeel van de gedwongen ontslagen in de totale beroepsbevolking. Malta heeft de kleinste beroepsbevolking van de EU-27, die goed is voor 0,07 % van de totale beroepsbevolking in de EU-27. De Maltese autoriteiten voeren aan dat 1 000 gedwongen ontslagen in hun land 0,6 % van de beroepsbevolking zouden uitmaken, terwijl dat in lidstaten als Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Italië, Spanje en Polen minder dan 0,01 % van de totale beroepsbevolking zou zijn. Uit een simulatie op basis van hetzelfde relatieve aandeel van gedwongen ontslagen in de totale beroepsbevolking blijkt dat 675 gedwongen ontslagen in Malta bijvoorbeeld in Duitsland het equivalent zouden zijn van 170 000 gedwongen ontslagen, in het Verenigd Koninkrijk van 125 000 gedwongen ontslagen en in Frankrijk van 115 000 gedwongen ontslagen.

Deze argumenten worden bevestigd door het feit dat Malta met zijn 400 000 inwoners aanzienlijk onder de drempel ligt die is vastgesteld in de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS). Voor regio's op NUTS II-niveau stelt de relevante verordening[3] een gemiddelde omvang tussen 800 000 en 3 miljoen inwoners vast. Malta bereikt slechts 50 % van de laagste drempel.

6. In de aanvraag wordt het effect van de 675 gedwongen ontslagen op de binnenlandse arbeidsmarkt beschreven. Omdat de Maltese arbeidsmarkt zo klein van omvang is, maken deze gedwongen ontslagen 0,4 % van de totale werkgelegenheid uit. Op basis van de statistieken van Eurostat en de administratieve registers van ETC voeren de Maltese autoriteiten aan dat de 675 gedwongen ontslagen het aantal werklozen doet toenemen met ongeveer 6,3 % en de werkloosheidsgraad met 0,4 % punten van 6,8 tot 7,2 %. Voorts wordt geraamd dat de werkgelegenheid in de relevante NACE 2-bedrijfstak als gevolg van de gedwongen ontslagen bij VF en Bortex met ongeveer 60 % zal dalen. Uit simulaties aan de hand van een econometrisch model[4] blijkt dat de sluiting van de productie bij VF en Bortex kan leiden tot een afname van de groei van het Maltese bruto binnenlands product met 0,2 procentpunt.

7. In verband met de vraag of aan de criteria in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1927/2006 is voldaan, zijn in de aanvraag de volgende gegevens verstrekt: Malta heeft bevestigd dat de financiële bijdrage uit het EGF geen vervanging is voor de maatregelen die bedrijven op grond van de nationale wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten moeten nemen, en heeft garanties verstrekt dat met de middelen steun wordt verleend aan afzonderlijke werknemers en geen steun voor de herstructurering van ondernemingen of bedrijfstakken. De Maltese autoriteiten hebben bevestigd dat voor de subsidiabele acties geen steun uit andere communautaire financieringsinstrumenten wordt ontvangen.

Om de hierboven uiteengezette redenen wordt derhalve voorgesteld de door Malta ingediende aanvraag EGF/2007/08/MT/Textiel in verband met de gedwongen ontslagen ingevolge de sluiting van VF (Malta) en Bortex goed te keuren, aangezien het bewijs is geleverd dat deze gedwongen ontslagen het gevolg zijn van het feit dat grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen tot een ernstige economische ontwrichting hebben geleid, die schade heeft berokkend aan de plaatselijke economie. Er is een gecoördineerd pakket van subsidiabele gepersonaliseerde diensten voor een bedrag van 1 362 207 euro voorgesteld. De van het EFG gevraagde bijdrage bedraagt 681 207 euro.

2.

Zaak EGF/2007/10/PT/Lissabon-Alentejo


1. De aanvraag werd op 9 oktober 2007 door de Portugese autoriteiten bij de Commissie ingediend. Zij was gebaseerd op de specifieke criteria voor steunverlening van artikel 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1927/2006 in verband met NACE Rev. 2-bedrijfstakken in NUTS II-regio's en werd ingediend binnen de in artikel 5 van die verordening bedoelde termijn van tien weken.

2. De aanvraag heeft betrekking op 1 549 gedwongen ontslagen in twee bedrijven die gevestigd zijn in NUTS II-regio PT18 Alentejo (Opel Portugal en Johnson Controls) en één bedrijf dat gevestigd is in de aangrenzende NUTS II-regio PT17 Lissabon (Alcoa Fujikura), binnen de referentieperiode van negen maanden van 20 december 2006 tot 20 september 2007.

3. De analyse van het verband tussen de gedwongen ontslagen en de grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen is gebaseerd op de volgende informatie. De gedwongen ontslagen vloeien voort uit een snelle achteruitgang van het aandeel van de Gemeenschap in de wereldproductie van motorvoertuigen, dat volgens de International Organisation of Motor Vehicle Manufacturers (OICA) in 2001 30,6 % beliep (voor de EU-15), doch tegen 2006 tot 26,9 % was teruggelopen (voor de EU-25), en dit niettegenstaande het feit dat de EU inmiddels is uitgebreid. In Portugal is de productie specifiek geconcentreerd in het lagere marktsegment, dat het meest door de achteruitgang getroffen is[5], en de daaruit voortvloeiende druk komt tot uiting in de Portugese productiecijfers die van 251 000 voertuigen in 2002 tot 227 000 in 2006 zijn gedaald. In dezelfde periode was de daling in de Portugese productie van personenwagens zelfs nog meer uitgesproken (van 182 000 in 2002 tot 143 000 in 2006).

Ook de individuele constructeurs ontsnapten niet aan de concurrentiedruk Zo daalde de totale productie van General Motors in Europa van 2,03 miljoen eenheden in 2000 tot 1,77 miljoen eenheden in 2006, met onderbezetting van de productiecapaciteit tot gevolg en daaropvolgend concentratie van de productie in de meest efficiënte fabrieken.

4. Tegen deze achtergrond is de productie in de Opelfabriek in Azambuja stopgezet op 20 december 2006, met 945 ontslagen tot gevolg, wat in de gemeente ongeveer 40 % van de werkgelegenheid in de productie betrof. Ook twee Portugese toeleveranciers van auto-onderdelen werden getroffen. Alcoa Fujikura, een producent van elektrische onderdelen voor motorvoertuigen (inzonderheid voor Auto Europa, wier productie daalde van 137 000 eenheden in 2001 tot 82 000 eenheden in 2006), zette de productie stop in haar fabriek in Seixal, met 440 gedwongen ontslagen tot gevolg. Johnson Controls (toeleverancier van interieursystemen voor motorvoertuigen met Auto Europa en General Motors/Opel als belangrijkste afnemers) besloot 222 werknemers in haar fabriek in Portalegre te ontslaan. In de referentieperiode registreerden zich in totaal 1 549 werklozen bij de arbeidsdienst, die in deze aanvraag zijn opgenomen. In de periode van acht maanden van januari tot en met augustus 2007 lagen de registraties van werklozen in de automobielsector op het hele Portugese vasteland 0,7 % hoger dan tijdens dezelfde periode van acht maanden in 2006. Voor de regio Lissabon-Alentejo alleen beliep de stijging van de werkloosheid in dezelfde periode 7,5 %, wat aantoont dat de crisis in de sector en de regio in de eerste acht maanden van 2007 ernstig was.

In die omstandigheden kunnen de ontslagen derhalve worden geacht een zeer negatieve impact te hebben gehad op de plaatselijke economieën van Azambuja, Portalegre en Seixal.

5. In verband met de vraag of aan de criteria in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1972/2006 is voldaan, zijn in de aanvraag de volgende gegevens verstrekt: Portugal heeft bevestigd dat de financiële bijdrage van het fonds geen vervanging is voor de maatregelen die bedrijven op grond van de nationale wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten moeten nemen, en heeft garanties verstrekt dat met de middelen steun wordt verleend aan afzonderlijke werknemers en geen steun voor de herstructurering van ondernemingen of bedrijfstakken. De Portugese autoriteiten hebben bevestigd dat voor de subsidiabele acties geen steun uit andere communautaire financieringsinstrumenten wordt ontvangen.

Om de hierboven uiteengezette redenen wordt derhalve voorgesteld de door Portugal ingediende aanvraag EGF/2007/010 PT/Lissabon-Alentejo in verband met de gedwongen ontslagen in drie bedrijven in NACE Rev. 2 Divisie 29 in de aan elkaar aangrenzende regio's Lissabon en Alentejo goed te keuren, aangezien het bewijs is geleverd dat deze gedwongen ontslagen het gevolg zijn van het feit dat grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen tot een ernstige economische ontwrichting hebben geleid, die schade heeft berokkend aan de plaatselijke economie. Er is een gecoördineerd pakket van subsidiabele gepersonaliseerde diensten voor een bedrag van 4 851 350 euro voorgesteld. De van het EFG gevraagde bijdrage bedraagt 2 425 675 euro.

Financiering



Voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering is elk jaar een budget van in totaal 500 miljoen euro beschikbaar.

De door de Commissie voorgestelde toewijzing uit het fonds is gebaseerd op de gegevens die de aanvragers hebben verstrekt.

Op basis van de aanvraag voor steun uit het fonds die door Malta is ingediend, waar de textielindustrie getroffen is door gedwongen ontslagen ingevolge de sluiting van VF (Malta) Ltd en Bortex Clothing Ind. Co Ltd, en de aanvraag voor steun uit het fonds die door Portugal is ingediend voor gedwongen ontslagen in de automobielsector, zijn de totale ramingen van de gecoördineerde pakketten van te financieren gepersonaliseerde diensten als volgt:

3.

Gepersonaliseerde diensten waarvoor middelen beschikbaar moeten worden gesteld (in EUR)


Malta: textiel 08/ 681

Portugal: automobielsector 10/ 2 425

Totaal 3 106

In het licht van het onderzoek van deze aanvragen[6] en rekening houdend met het maximumbedrag dat overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006 uit het fonds mag worden uitgekeerd alsook met de mogelijkheid tot herschikking van kredieten, stelt de Commissie voor een totaalbedrag van 3 106 882 euro uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering beschikbaar te stellen, dat zal worden toegewezen in het kader van rubriek 1a van het financieel kader.

Na deze steunverlening blijft meer dan 25 % van het voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering bestemde jaarlijkse maximumbedrag beschikbaar voor toewijzing gedurende de laatste vier maanden van het jaar 2008, zoals artikel 12, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1927/2006 voorschrijft.

Door de indiening van dit voorstel om middelen uit het fonds beschikbaar te stellen, leidt de Commissie de vereenvoudigde trialoogprocedure in, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006, teneinde te garanderen dat beide takken van de begrotingsautoriteit tot overeenstemming komen over de noodzaak van gebruikmaking van het fonds en over het vereiste bedrag. De Commissie verzoekt de eerste van de twee takken van de begrotingsautoriteit die op het passende politieke niveau overeenstemming bereikt over het ontwerpvoorstel om middelen beschikbaar te stellen, de andere tak en de Commissie van zijn voornemen in kennis te stellen.

Indien een van de twee takken van de begrotingsautoriteit geen overeenstemming bereikt, zal een formele trialoogbijeenkomst worden gehouden.

De Commissie zal tevens een overschrijvingsverzoek indienen teneinde specifieke vastleggings- en betalingskredieten in de begroting voor 2008 op te nemen, zoals door punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 wordt voorgeschreven.