Toelichting bij COM(2006)78 - In de handel brengen van koolzaadproducten (Brassica napus L., lijnen Ms8, Rf3 en Ms8xRf3), genetisch gemodificeerd met het oog op tolerantie voor het herbicide glufosinaat-ammonium, overeenkomstig richtlijn 2001/18/EG

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2001/18/EG hebben de Belgische instanties een kennisgeving (referentie C/BE/96/01) ontvangen betreffende het in de handel brengen van koolzaadproducten ( Brassica napus L., lijnen Ms8, Rf3 en Ms8xRf3), genetisch gemodificeerd met het oog op tolerantie voor het herbicide glufosinaat-ammonium.

2. De kennisgeving betrof de teelt en de invoer van de genetisch gemodificeerde koolzaadproducten ( Brassica napus L., lijnen Ms8, Rf3 en Ms8xRf3) voor dezelfde toepassingen als voor alle andere koolzaad, met inbegrip van het gebruik als of in diervoeders maar met uitzondering van het gebruik als of in voeding, in de Gemeenschap.

3. Overeenkomstig artikel 14 van de richtlijn heeft de bevoegde instantie van België een beoordelingsrapport over de kennisgeving bij de Commissie ingediend, waarin wordt geconcludeerd dat de genetisch gemodificeerde koolzaadproducten ( Brassica napus L., lijnen Ms8, Rf3 en Ms8xRf3) voor invoer en verwerking en voor dezelfde toepassingen als voor alle andere koolzaad, maar niet voor het gebruik voor de teelt waarom was gevraagd, in de handel dient te worden gebracht.

4. De Commissie heeft het beoordelingsrapport toegezonden aan alle andere lidstaten, waarvan er sommige bezwaren hebben geformuleerd en gehandhaafd tegen het in de handel brengen van de producten wat betreft de allergeniteit, de toxiciteit, het monitoringplan, de verspreiding van stuifmeel, de accidentele verspreiding en de detectie van de producten; hierdoor is de Commissie overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2001/18/EG verplicht een besluit te nemen volgens de in artikel 30, lid 2, van de richtlijn vastgestelde procedure, waarop de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing zijn met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

5. Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Besluit 1999/468/EG is een ontwerp van de te nemen maatregelen voor advies ingediend bij het krachtens artikel 30 van Richtlijn 2001/18/EG ingestelde comité.

6. Het comité heeft geen advies uitgebracht, zodat de Commissie overeenkomstig artikel 5, lid 4, van Besluit 1999/468/EG onverwijld een voorstel betreffende de te nemen maatregelen bij de Raad moet indienen en het Europees Parlement op de hoogte moet brengen (dit laatste is op 6 december 2005 gebeurd). Het Europees Parlement kan het nodig achten overeenkomstig artikel 8 van genoemd besluit een standpunt in te nemen.

7. In artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG is bepaald dat de Raad, in voorkomend geval in het licht van een dergelijk standpunt, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit neemt binnen een termijn die overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Richtlijn 2001/18/EG is vastgesteld op drie maanden. Wanneer de Raad binnen die termijn van drie maanden met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen te kennen geeft dat hij zich tegen het voorstel verzet, neemt de Commissie het voorstel opnieuw in behandeling; wanneer de Raad na afloop van die termijn het voorgestelde uitvoeringsbesluit niet heeft aangenomen en niet te kennen heeft gegeven dat hij zich daartegen verzet, wordt het voorgestelde uitvoeringsbesluit door de Commissie vastgesteld.