Toelichting bij COM(2006)668 - Aanpassing met ingang van 1 juli 2006 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de EG, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten welke van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel


Overeenkomstig artikel 3 van bijlage XI van het Statuut neemt de Raad vóór het eind van elk jaar een besluit over de door de Commissie voorgestelde aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen, gebaseerd op het verslag van Eurostat, met ingang van 1 juli. Als gevolg van de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie op 1 januari 2007 moeten de aanpassingscoëfficiënten worden vastgesteld die van toepassing zijn op de bezoldiging van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen die in deze nieuwe lidstaten in dienst zijn.

Algemene context


Overeenkomstig artikel 3 van bijlage XI van het Statuut, vloeit de aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen rechtstreeks voort uit de ontwikkeling van de koopkracht van de nationale ambtenaren (specifieke indicator), de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud voor Brussel (internationaal indexcijfer) alsmede de door Eurostat vastgestelde economische pariteiten. De specifieke indicator meet de ontwikkeling van de nettobezoldigingen van de nationale ambtenaren in dienst van de centrale overheid van de lidstaten. Eurostat heeft deze indicator vastgesteld aan de hand van de gegevens die zijn verstrekt door de in artikel 1, lid 4, van bijlage XI genoemde acht lidstaten, De internationale index van Brussel meet de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in Brussel voor de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen. Eurostat heeft deze index vastgesteld aan de hand van de door de Belgische autoriteiten verstrekte gegevens. De economische pariteiten voor de bezoldigingen zorgen voor de gelijkwaardigheid in koopkracht van de bezoldigingen tussen het referentieland België en de andere landen van verblijf. Eurostat heeft deze pariteiten berekend in overleg met de nationale diensten voor statistiek. De economische pariteiten voor de pensioenen zorgen voor de gelijkwaardigheid in koopkracht van de bezoldigingen tussen het referentieland België en de andere landen van verblijf. Eurostat heeft deze pariteiten berekend in overleg met de nationale diensten voor statistiek. Als gevolg van de uitbreiding op 1 januari 2007 wordt de aanpassingscoëfficiënt die van toepassing is op de bezoldiging in de nieuwe lidstaten, berekend overeenkomstig bijlage XI bij het Statuut. Artikel 27, lid 4, van de Toetredingsakte bepaalt echter dat bijlage X bij het Statuut nog gedurende een periode van maximaal negentien maanden na de toetreding kan worden toegepast voor ambtenaren die in de nieuwe lidstaten in dienst blijven. Bijgevolg gelden de aanpassingscoëfficiënten voor de ambtenaren en de andere personeelsleden die vanaf 1 januari 2007 in de nieuwe lidstaten in dienst komen.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


Het voorstel wordt elk jaar ingediend om de bezoldigingen en pensioenen aan te passen.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU


Niet van toepassing.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Wijze van raadpleging, voornaamste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten Over de elementen van het voorstel is volgens de geldende procedures overleg gepleegd met de vertegenwoordigers van het personeel.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden


In het voorstel wordt rekening gehouden met de adviezen van de geraadpleegde partijen.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Het was niet nodig een beroep te doen op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling


Het voorstel beoogt de bezoldigingen en pensioenen aan te passen overeenkomstig de vigerende wetgeving. - De geldende regelgeving laat geen ruimte voor alternatieven..

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregelen


Overeenkomstig artikel 1 van bijlage XI bij het Statuut heeft Eurostat een verslag opgesteld over de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud voor Brussel, de ontwikkeling van de koopkracht van de bezoldigingen van de nationale ambtenaren, en de economische pariteiten waaruit de aanpassingscoëfficiënten voortvloeien. 3.1. AANPASSING VAN DE BEZOLDIGINGEN EN PENSIOENEN IN BELGIË EN LUXEMBURG De gemiddelde ontwikkeling van de koopkracht van de bezoldigingen van de nationale ambtenaren voor de referentieperiode als gemeten met de specifieke indicator is gelijk aan 0,2%. De ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in Brussel voor de referentieperiode als gemeten met het internationale indexcijfer dat door Eurostat werd berekend is gelijk aan 2,1%. Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van bijlage XI van het Statuut is de waarde van de aanpassing gelijk aan het product van de specifieke indicator en het internationale indexcijfer van Brussel, berekend door Eurostat. De netto-aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen in België en in Luxemburg is dus 2,3%. Op grond van artikel 3, lid 5, van bijlage XI bij het Statuut is in België en Luxemburg geen aanpassingscoëfficiënt van toepassing. 3.2. AANPASSING VAN DE BEZOLDIGINGEN EN PENSIOENEN BUITEN BELGIË EN LUXEMBURG Buiten België en Luxemburg wordt de aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen verkregen door vermenigvuldiging van de aanpassing in België en Luxemburg met de ontwikkeling van de aanpassingscoëfficiënten en de wisselkoers. De in de verordening genoemde aanpassingscoëfficiënten voor de bezoldigingen, de pensioenen en de overmaking van een deel van de bezoldiging zijn als volgt berekend: - Aanpassingscoëfficiënten voor AMBTENAREN buiten België en Luxemburg Eurostat heeft, in overleg met de nationale diensten voor de statistiek, de economische pariteiten berekend die moeten zorgen voor de gelijkwaardigheid in koopkracht van de bezoldigingen tussen de referentiestad Brussel en de andere standplaatsen per 1 juli. De aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldigingen van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen die in de lidstaten buiten België en Luxemburg werkzaam zijn, worden verkregen door de economische pariteiten en de wisselkoersen op 1 juli aan elkaar te relateren. - Aanpassingscoëfficiënten voor de GEPENSIONEERDEN buiten België en Luxemburg en aanpassingscoëfficiënten voor de OVERMAKINGEN Eurostat heeft, in overleg met de nationale diensten voor de statistiek, de economische pariteiten berekend die moeten zorgen voor de gelijkwaardigheid in koopkracht van de pensioenen tussen België en de andere landen van verblijf. De aanpassingscoëfficiënten die zijn berekend voor de pensioenen van de personen die in een land buiten België en Luxemburg verblijven, worden verkregen door de economische pariteiten en de wisselkoersen op 1 juli aan elkaar te relateren. Overeenkomstig artikel 17 van bijlage VII bij het Statuut zijn deze coëfficiënten rechtstreeks van toepassing op de overmakingen voor de ambtenaren en andere personeelsleden. Overeenkomstig artikel 20 van bijlage XIII bij het Statuut zijn de aanpassingscoëfficiënten voor de pensioenen uitsluitend van toepassing op het deel van het pensioen dat overeenkomt met de vóór 1 mei 2004 verworven rechten. Overeenkomstig lid 2 van datzelfde artikel zijn de aanpassingscoëfficiënten voor de pensioenen een gewogen gemiddelde van de coëfficiënten die gelden voor de ambtenaren en van de coëfficiënten die zijn berekend voor de pensioenen. Datum waarop de aanpassingscoëfficiënten van kracht worden De aanpassingscoëfficiënten worden van kracht op 1 juli voor alle plaatsen met uitzondering van die met een sterke stijging van de kosten van levensonderhoud: voor de laatstgenoemde plaatsen is die datum 16 mei bij een stijging van de kosten van levensonderhoud van meer dan 6,3 %, of 1 mei bij een stijging van de kosten van levensonderhoud van meer dan 12,6%. De ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud buiten België en Luxemburg wordt gemeten met behulp van de impliciete indexcijfers. Deze indexcijfers komen overeen met het product van het internationale indexcijfer van Brussel en de schommeling van de economische pariteit. De datum waarop deze aanpassing van kracht wordt, wordt vervroegd voor de in de verordening genoemde plaatsen.

Rechtsgrondslag


De rechtsgrondslag is het Statuut en met name bijlage XI.

Subsidiariteitsbeginsel


Het voorstel heeft betrekking op een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

- In bijlage XI van het Statuut is bepaald dat de Raad een verordening vaststelt.

- De financiële last is het rechtstreekse gevolg van de toepassing van de bij het Statuut vastgestelde aanpassingsmethode.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: verordening.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden niet geschikt zijn: - In bijlage XI van het Statuut is bepaald dat de Raad een verordening vaststelt.

3.

Gevolgen voor de begroting



De gevolgen voor de administratieve uitgaven en voor de ontvangsten in verband met de aanpassing van de bezoldigingen en de pensioenen worden uiteengezet in bijgaand financieel memorandum.

1. Voorstel voor een

VERORDENING (EG, EURATOM) VAN DE RAAD

houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2006 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten welke van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, inzonderheid op artikel 13,

Gelet op het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 i, en met name op de artikelen 63, 64, 65 en 82 van het Statuut en de bijlagen VII, XI en XIII bij dat Statuut, alsmede op artikel 20, eerste alinea, en artikel 64 en artikel 92 van de Regeling,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

2. Teneinde te waarborgen dat de koopkracht van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen gelijke tred houdt met die van de nationale ambtenaren dienen de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen in het kader van het jaarlijkse onderzoek 2006 te worden aangepast.

3. Als gevolg van de toetreding van Bulgarije en Roemenië, die met ingang van 1 januari 2007 in werking treedt, moeten de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldiging van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, voor die lidstaten worden vastgesteld overeenkomstig bijlage XI bij het Statuut,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Met ingang van 1 juli 2006 wordt in artikel 63, tweede alinea, van het Statuut “1 juli 2005” vervangen door “1 juli 2006”.

Artikel 2

Met ingang van 1 juli 2006 wordt in artikel 66 van het Statuut, de tabel van de maandelijkse basissalarissen die van toepassing is voor de berekening van de bezoldigingen en de pensioenen, vervangen door de volgende tabel:

[afbeelding - zie origineel document]

Artikel 3

Met ingang van 16 mei 2006 bedragen de aanpassingscoëfficiënten welke van toepassing zijn op de bezoldigingen van de ambtenaren en de andere personeelsleden die werkzaam zijn in een van de hierna genoemde landen of standplaatsen:

Slovenië – 86,8.

Artikel 4

Met ingang van 1 juli 2006 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 64 van het Statuut van toepassing zijn op de bezoldiging van de ambtenaren en de andere personeelsleden vastgesteld zoals aangegeven in kolom 2 van de onderstaande tabel. De aanpassingscoëfficiënten voor Bulgarije en Roemenië treden echter in werking op 1 januari 2007.

Met ingang van 1 januari 2007 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 17, lid 3, van bijlage VII bij het Statuut van toepassing zijn op de overmakingen van de ambtenaren en de andere personeelsleden vastgesteld zoals aangegeven in kolom 3 van de onderstaande tabel.

Met ingang van 1 juli 2006 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 20, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut van toepassing zijn op de pensioenen vastgesteld zoals aangegeven in kolom 4 van de onderstaande tabel. De aanpassingscoëfficiënten voor Bulgarije en Roemenië treden echter in werking op 1 januari 2007.

Met ingang van 1 mei 2007 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 20, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut van toepassing zijn op de pensioenen vastgesteld zoals aangegeven in kolom 5 van de onderstaande tabel.(

[afbeelding - zie origineel document]

Artikel 5

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt de toelage bij ouderschapsverlof als bedoeld in artikel 42 bis van het Statuut 840,97 EUR, en die voor alleenstaande ouders 1121,28 EUR.

Artikel 6

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt het basisbedrag van de kostwinnerstoelage als bedoeld in artikel 1, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut 157,29 EUR.

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt de kindertoelage als bedoeld in artikel 2, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut 343,69 EUR.

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt de schooltoelage als bedoeld in artikel 3, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut 233,20 EUR.

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt de schooltoelage als bedoeld in artikel 3, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut 83,96 EUR.

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt het minimumbedrag van de ontheemdingstoelage als bedoeld in artikel 69 van het Statuut en in artikel 4, lid 1, tweede alinea van bijlage VII bij het Statuut 466,17 EUR.

Artikel 7

Met ingang van 1 januari 2007 wordt de kilometervergoeding als bedoeld in artikel 8 van bijlage VII bij het Statuut als volgt aangepast:

0 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 0 en 200 km

0,3496 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 201 en 1 000 km

0,5826 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 1 001 en 2 000 km

0,3496 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 2 001 en 3 000 km

0,1165 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 3 001 en 4 000 km

0,0561 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 4 001 en 10 000 km

0 euro per km voor het gedeelte van de afstand dat hoger ligt dan: 10 000 km

Aan deze vergoeding wordt een forfaitair supplement toegevoegd van:

- 174,77 EUR als de afstand per spoor tussen de standplaats en de plaats van herkomst tussen 725 km en 1 450 km bedraagt,

- 349,52 EUR als de afstand per spoor tussen de standplaats en de plaats van herkomst 1 450 km of meer bedraagt.

Artikel 8

Met ingang van 1 juli 2006 bedraagt de dagvergoeding als bedoeld in artikel 10, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut:

- 36,12 EUR voor de ambtenaar die recht heeft op de kostwinnerstoelage,

- 29,12 EUR voor de ambtenaar die geen recht heeft op de kostwinnerstoelage.

Artikel 9

Met ingang van 1 juli 2006 wordt het minimumbedrag voor de inrichtingsvergoeding als bedoeld in artikel 24, lid 3, van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op:

- 1028,45 EUR voor het personeelslid dat recht heeft op de kostwinnerstoelage,

- 611,52 EUR voor het personeelslid dat geen recht heeft op de kostwinnerstoelage.

Artikel 10

Met ingang van 1 juli 2006 wordt het minimumbedrag voor de werkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 28 bis, lid 3, tweede alinea, van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op 1233,40 EUR en het maximumbedrag op 2466,81 EUR, en wordt het vaste bedrag dat moet worden afgetrokken, vastgesteld op 1121,28 EUR.

Artikel 11

Met ingang van 1 juli 2006 wordt de in artikel 63 van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden opgenomen tabel van de maandelijkse basissalarissen vervangen door de hiernavolgende tabel:

[afbeelding - zie origineel document]

Artikel 12

Met ingang van 1 juli 2006 wordt de in artikel 93 van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden opgenomen tabel van de maandelijkse basissalarissen vervangen door de hiernavolgende tabel:

[afbeelding - zie origineel document]

Artikel 13

Met ingang van 1 juli 2006 wordt het minimumbedrag voor de inrichtingsvergoeding als bedoeld in artikel 94 van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op:

- 773,57 EUR voor het personeelslid dat recht heeft op de kostwinnerstoelage,

- 458,63 EUR voor het personeelslid dat geen recht heeft op de kostwinnerstoelage.

Artikel 14

Met ingang van 1 juli 2006 wordt het minimumbedrag voor de werkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 96, lid 3, tweede alinea, van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op 925,06 EUR en het maximumbedrag op 1850,11 EUR, en wordt het vaste bedrag dat moet worden afgetrokken, vastgesteld op 840,97 EUR.

Artikel 15

Met ingang van 1 juli 2006 worden de toeslagen voor continu- of ploegendienst als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 i vastgesteld op 352,51 EUR, 532,06 EUR, 581,74 EUR en 793,10 EUR.

Artikel 16

Met ingang van 1 juli 2006 wordt op de in artikel 4 van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 i genoemde bedragen een coëfficiënt toegepast van 5,088579.

Artikel 17

Met ingang van 1 juli 2006 wordt de tabel in artikel 8 van bijlage XIII bij het Statuut vervangen door de hiernavolgende tabel:

[afbeelding - zie origineel document]

Artikel 18

Met ingang van 1 juli 2006 worden de bedragen van de kindertoelage als bedoeld in artikel 14 van bijlage XIII bij het Statuut als volgt vastgesteld:

[afbeelding - zie origineel document]

Artikel 19

Met ingang van 1 juli 2006 worden de bedragen van de schooltoelage als bedoeld in artikel 15 van bijlage XIII bij het Statuut als volgt vastgesteld:

[afbeelding - zie origineel document]

Artikel 20

Met ingang van 1 juli 2006 wordt, voor de toepassing van artikel 18 van bijlage XIII bij het Statuut, de vaste vergoeding als genoemd in artikel 4 bis van bijlage VII bij het Statuut dat vóór 1 mei 2004 van kracht was, vastgesteld op:

- 121,61 EUR per maand voor ambtenaren in de rangen C4 en C5,

- 186,45 EUR per maand voor ambtenaren in de rangen C1, C2 en C3.

Artikel 21

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op

Voor de Raad

De Voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

Dit document dient als aanvulling op de toelichting. Vul dit financieel memorandum dus in zonder informatie uit de toelichting te herhalen, voorzover de leesbaarheid dit toelaat. Lees voor het invullen de specifieke richtsnoeren voor de onderstaande punten.

1. BENAMING VAN HET VOORSTEL:

Verordening (EG, Euratom) van de Raad houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2005 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten welke van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

2. ABM/ABB-KADER

Betrokken beleidsterrein(en) en bijbehorende activiteit(en):

Betreft potentieel alle gebieden en activiteiten.

3. BEGROTINGSONDERDELEN

3.1. Begrotingsonderdelen (beleidsuitgaven en bijbehorende uitgaven voor technische en administratieve bijstand (vroegere BA-onderdelen)) inclusief omschrijving:

Uitgaven: XX.01.01.01 Commissie en Hoofdstuk 11 Andere instellingen

Opbrengsten:

400 - Opbrengst van de belasting op de salarissen, lonen en vergoedingen van de leden van de instelling die een pensioen genieten ;404 – Opbrengst van de speciale heffing die van toepassing is op de bezoldigingen van de leden van de instellingen, de ambtenaren en de andere personeelsleden in actieve dienst ; 410 - Bijdragen van het personeel in de financiering van de pensioenregeling

3.2. Duur van de actie en van de financiële gevolgen:

Onbepaald

3.3. Begrotingskenmerken (voeg zo nodig rijen toe):

Begrotingsonderdeel Aard van de uitgaven Nieuw Bijdrage EVA Bijdragen kandidaat-lidstaten Rubriek financiële voor-uitzichten

XX.01.01.01 en Hoofdstuk Niet-verplicht NGK i NEE NEE NEE nr.  i

4. OVERZICHT VAN DE MIDDELEN

4.1. Financiële middelen

4.1.1. Overzicht van de vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BK)

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Aard van de uitgaven Punt nr. Jaar n n + + n + n + + n + n + 5 e.v. Totaal

Beleidsuitgaven i

VK 8. a

BK b

Administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag i

Technische & administratieve bijstand (NGK) 8.2. c

TOTAAL REFERENTIEBEDRAG

VK a+c

BK b+c

Administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen i

Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (NGK) 8.2. d 50, 100, 100, 100, 100, 100, Niet beschikbaar

Andere niet in het referentiebedrag begrepen administratieve uitgaven (NGK) 8.2. e

Totale indicatieve kosten van de maatregel

TOTAAL VK inclusief personeelsuitgaven a+c+d+e 50, 100, 100, 100, 100, 100, Niet beschikbaar

TOTAAL BK inclusief personeelsuitgaven b+c+d+e 50, 100, 100, 100, 100, 100, Niet beschikbaar

Mede

financiering



Indien het voorstel door lidstaten of uit andere bronnen (geef aan welke) wordt medegefinancierd, geef dan een raming daarvan in de onderstaande tabel (voeg extra rijen toe indien de medefinanciering uit meer dan een bron afkomstig is):

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Medefinancieringsbron Jaar n n + n + n + n + n + 5 e.v. Totaal

…………………… f

TOTAAL VK inclusief medefinanciering a+c+d+e+f

4.1.2. Verenigbaarheid met de financiële programmering

X Het voorstel is verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

Het voorstel vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten.

Het voorstel vergt wellicht toepassing van de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord  i(flexibiliteitsinstrument of herziening van de financiële vooruitzichten).

4.1.3. Financiële gevolgen voor de ontvangsten

Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

X Het voorstel heeft de volgende financiële gevolgen voor de ontvangsten:

Opmerking: Alle gegevens en opmerkingen over de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten moeten in een aparte bijlage worden vermeld.

in miljoen euro (tot op een decimaal)

Vóór de actie [Jaar n-1] Situatie na de actie

Totale personele middelen in VTE

5. KENMERKEN EN DOELSTELLINGEN

Gegevens over de context van het voorstel moeten in de toelichting worden verstrekt. Geef in dit deel van het financieel memorandum de volgende aanvullende informatie:

5.1. Behoefte waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Statutaire verplichting

5.2. Meerwaarde van het communautaire optreden, samenhang van het voorstel met andere financiële instrumenten en mogelijke synergie

n.v.t.

5.3. Doelstellingen, verwachte resultaten en bijbehorende indicatoren van het voorstel in de context van het ABM

n.v.t.

5.4. Wijze van uitvoering (indicatief)

Voor de uitvoering van de actie gekozen methode(n) i.

Gecentraliseerd beheer

X rechtstreeks door de Commissie PMO

- ( gedelegeerd aan:

- ( uitvoerende agentschappen

- ( door de Gemeenschappen opgerichte organen als bedoeld in artikel 185 van het Financieel Reglement

- ( nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

Gedeeld of gedecentraliseerd beheer

- ( met lidstaten

- ( met derde landen

Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

Opmerkingen:

6. TOEZICHT EN EVALUATIE

6.1. Toezicht

n.v.t.

6.2. Evaluatie

6.2.1. Evaluatie vooraf

n.v.t.

6.2.2. Naar aanleiding van een tussentijdse evaluatie of evaluatie achteraf genomen maatregelen (ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan)

n.v.t.

6.2.3. Vorm en frequentie van toekomstige evaluaties

Evaluatie aan het eind van het vierde jaar met ingang van juli 2004

7. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

n.v.t.

8. MIDDELEN

8.1. Financiële kosten van de doelstellingen van het voorstel

Vastleggingskredieten, in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Jaar n Jaar n+ Jaar n+ Jaar n+ Jaar n+ Jaar n+

Ambtenaren of tijdelijk personeel (XX 01 01 i) A*/AD

B*, C*/AST

Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel i

Uit art. XX 01 04/05 gefinancierd ander personeel i

TOTAAL

8.2.2. Omschrijving van de taken die uit de actie voortvloeien

8.2.3. Herkomst van het (statutaire) personeel

(Wanneer meer dan een bron wordt vermeld, geef dan het aantal posten per bron)

- ( Posten die momenteel zijn toegewezen aan het beheer van het te vervangen of te verlengen programma

- ( Posten die al zijn toegewezen in het kader van de JBS/VOB-procedure voor jaar n

- ( Posten waarom in het kader van de volgende JBS/VOB-procedure zal worden gevraagd

- ( Bestaande posten binnen de beherende dienst die worden heringedeeld (interne herindeling)

- ( Posten die voor jaar n nodig zijn maar die in het kader van de JBS/VOB-procedure voor dat jaar nog niet zijn toegewezen

8.2.4. Andere administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag (XX 01 04/05 – Uitgaven voor administratief beheer)

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel (nummer en omschrijving) Jaar n Jaar n+ Jaar n+ Jaar n+ Jaar n+ Jaar n+5 e.v. TOTAAL

1. Technische en administratieve bijstand (inclusief bijbehorende personeelsuitgaven)

Uitvoerende agentschappen i

Andere technische en administratieve bijstand

- intern

- extern

Totaal Technische en administratieve bijstand

8.2.5. Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Soort personeel Jaar n Jaar n+ Jaar n+ Jaar n+ Jaar n+ Jaar n+5 e.v.

Ambtenaren en tijdelijk personeel (XX 01 01)

Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel (hulpfunctionarissen, gedetacheerde nationale deskundigen, personeel op contractbasis, enz.) (vermeld begrotingsonderdeel)

Totaal Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen)

Berekening – Ambtenaren en tijdelijke functionarissen

Verwijs zo nodig naar punt 8.2.1

Berekening – Uit artikel XX 01 02 gefinancierd personeel

Verwijs zo nodig naar punt 8.2.1

8.2.6. 8.2.6 Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Jaar n Jaar n+ Jaar n+ Jaar n+ Jaar n+ Jaar n+5 e.v. TOTAAL

XX 01 02 11 01 – Dienstreizen

XX 01 02 11 02 – Conferenties en vergaderingen

XX 01 02 11 03 – Comités i

XX 01 02 11 04 – Studies en adviezen

XX 01 02 11 05 - Informatiesystemen

2. Totaal Andere beheersuitgaven (XX 01 02 11)

3. Andere uitgaven van administratieve aard (vermeld welke en verwijs naar het begrotingsonderdeel)

Totaal Andere administratieve uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen

Berekening – Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen
nr.…, PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

(* De aanpassingscoëfficiënten voor Bulgarije en Roemenië, aangegeven in kolom 2 (Bezoldiging) en kolom 4 (Pensioen), treden in werking op 1 januari 2007.

** de aanpassingscoëfficiënt voor Slovenië, aangegeven in kolom 2 (bezoldiging), treedt in werking op 16 mei 2006.
… (PB …van 1.1.2004, blz.

1).
…(PB …van …, blz.

1).