Toelichting bij COM(2006)80 - Sluiting van het Protocol inzake bodembescherming, het Protocol inzake energie en het Protocol inzake toerisme bij de Alpenovereenkomst

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND

Tal van milieuproblemen zijn van grensoverschrijdende aard en kunnen alleen via internationale samenwerking doeltreffend worden aangepakt. Om deze reden is in artikel 174 van het EG-Verdrag bepaald dat een van de kerndoelstellingen van het beleid van de Europese Gemeenschap (EG) ten aanzien van het milieu het bevorderen op internationaal vlak van maatregelen is om het hoofd te bieden aan regionale milieuproblemen.

De Commissie onderschrijft het streven naar een hoog niveau van milieubescherming door rekening te houden met het uiteenlopende karakter van de in de verschillende regio’s bestaande situaties. Aangezien het Alpengebied een vanuit milieuoogpunt zeer gevoelige regio is, moet de EG meer aandacht aan dat gebied besteden en de juiste manier vinden om de problemen daarvan aan te kunnen pakken. De prioriteitsgebieden van het zesde Milieuactieprogramma[1] - klimaatverandering, natuur en biodiversiteit, gezondheid en levenskwaliteit, alsmede natuurlijke hulpbronnen en afval - kunnen in berggebieden door middel van internationale overeenkomsten worden bevorderd en versterkt.

De Overeenkomst inzake de bescherming van de Alpen, de zogeheten Alpenovereenkomst, is door de Europese Gemeenschap op 7 november 1991 te Salzburg ondertekend; de Gemeenschap heeft de Overeenkomst vervolgens bij Besluit 96/191/EG van de Raad van 26 februari 1996[2] geratificeerd, waarna deze op 4 april 1998 in werking is getreden. De overige overeenkomstsluitende partijen zijn Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland, Italië, Liechtenstein, Monaco, Slovenië en Zwitserland.

Voor het Besluit van de Raad bestonden de volgende redenen; deze zijn nog steeds geldig:

De sluiting van de overeenkomst past in het kader van deelneming van de Gemeenschap aan internationale milieubeschermingsactiviteiten als aanbevolen in het vijfde Milieuactieprogramma (1992) van de Europese Gemeenschappen

De bescherming van de Alpen [vormt], wegens het grensoverschrijdend karakter van de economische, sociale en ecologische problematiek van het Alpengebied, een belangrijke uitdaging voor alle lidstaten.

Krachtens artikel 2, leden 2 en 3, van de Alpenovereenkomst, worden in de verschillende protocollen concrete maatregelen vastgesteld om deze doelstellingen te verwezenlijken. Door ratificatie van de Alpenovereenkomst, verbindt de EG zich ertoe de uit de Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen na te komen. De ratificatie van de protocollen past binnen het kader van het milieubeleid van de Europese Gemeenschap; in het bijzonder artikel 174, lid 4, van het EG-Verdrag voorziet uitdrukkelijk in internationale samenwerking op milieugebied. Een en ander spoort ook met het zesde Milieuactieprogramma. Ten slotte leveren de Alpenovereenkomst en de hieraan gehechte protocollen waardoor de overeenkomst wordt vervolledigd, een raamwerk voor duurzame ontwikkeling dat gebaseerd is op de beginselen van subsidiariteit, preventie en samenwerking, alsook op het beginsel “de vervuiler betaalt” - alle beleidsbeginselen van de EG.

De overeenkomst valt duidelijk binnen het kader van het EG-milieubeleid, als aangegeven in artikel 174 van het EG-Verdrag. De protocollen zijn te beschouwen als maatregelen om de overeenkomst operationeel te maken. Hoewel elk van de protocollen op zich een internationale overeenkomst vormt, zijn zij alle van de Alpenovereenkomst afgeleid. Derhalve is het passend alle protocollen vanuit een milieuoogpunt te bezien en ze een gemeenschappelijke rechtsgrondslag - artikel 174 e.v. van het EG-Verdrag - te geven, ook al streven zij elk specifieke doelstellingen na.

De landen die de Alpenovereenkomst hebben ondertekend, hebben tevens alle protocollen ondertekend. Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk, Slovenië en Liechtenstein hebben de protocollen geratificeerd en deze zijn vervolgens in werking getreden. Italië en Zwitserland doen momenteel de nodige inspanningen om de protocollen te ratificeren.

1.

2. DE GEMEENSCHAP EN DE PROTOCOLLEN


De Europese Commissie heeft onlangs de Protocollen inzake bodembescherming, energie en toerisme[3] ondertekend, die thans door de Europese Gemeenschap zouden moeten worden geratificeerd. De Commissie heeft reeds een voorstel voor de ondertekening van het Protocol inzake vervoer goedgekeurd, dat door de Raad moet worden ondertekend. De Protocollen inzake ruimtelijke ordening en duurzame ontwikkeling, berglandbouw, en natuurbescherming zijn reeds door de Europese Gemeenschap ondertekend. De ondertekening van de Protocollen inzake bergbossen en inzake geschillenregeling zal in een later stadium worden overwogen.

2.

a) Protocol inzake bodembescherming


Het Protocol inzake bodembescherming bij de Alpenovereenkomst komt met een aantal concrete richtsnoeren voor maatregelen op het vlak van bodembescherming, in overeenstemming met de overwegingen van de Commissie over de met betrekking met bodembescherming aan te houden strategie[4] en de desbetreffende resolutie van het Europees Parlement[5]. Een van de voornaamste doelstellingen, welke in artikel 1 van het Protocol uiteen wordt gezet, is het veiligstellen van de multifunctionele rol van de bodem op basis van het idee van duurzame ontwikkeling. Met het oog hierop moet de duurzame productiviteit van de bodem worden verzekerd, uit hoofde van zijn natuurlijke functie (als levensbasis en levensruimte voor mensen, dieren en planten, als een cruciaal element van natuur en landschap, als onderdeel van het ecosysteem en als genetische hulpbron), als een archief van natuur- en cultuurgeschiedenis, en om te garanderen dat deze voor land- en bosbouw, stedenbouw en toerisme, voor andere economische doeleinden, vervoer en infrastructuur, en als bron van grondstoffen kan worden gebruikt.

Het Protocol kan helpen om passende maatregelen op nationaal en regionaal niveau te nemen, aangezien bij iedere benadering van de bodembeschermingsproblematiek rekening moet worden gehouden met het sterk uiteenlopende karakter van de in Europa bestaande regionale en plaatselijke omstandigheden. De ratificatie van het Protocol zou een concrete stap vormen ter versterking van de strategie van de Commissie, aangezien er, volgens de conclusies van de Raad betreffende een geïntegreerde bodembescherming[6] vooruitgang te verwachten is. En inderdaad kunnen verscheidene elementen van het Protocol als bouwstenen worden gebruikt voor een communautair beleid inzake bodembescherming, zoals de bodembewakingsvereisten, de aanwijzing van risicogebieden voor bodemerosie, overstromingen en aardverschuivingen, een inventaris van vervuilde gebieden en het aanleggen van geharmoniseerde databases.

De Commissie stelt echter voor een verklaring betreffende artikel 12, lid 3, van het Protocol inzake bodembescherming op te stellen over het gebruik van zuiveringsslib dat moet worden geïnterpreteerd in het licht van de Richtlijn van de Raad van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw (86/278/EEG)[7]. De Commissie is van oordeel dat slib nuttige agronomische eigenschappen kan hebben, dat het derhalve gerechtvaardigd is toepassing ervan in de landbouw aan te moedigen mits het correct wordt gebruikt, en dat het gebruik van zuiveringsslib geen afbreuk mag doen aan de kwaliteit van de bodem en van de landbouwproductie, zoals zij aangeeft in de zevende overweging van deze richtlijn; verder mogen er haars inziens geen nadelige gevolgen voor de mens (directe of indirecte gevolgen voor de menselijke gezondheid), dieren, planten en het milieu zijn, zoals zij in de vijfde overweging en artikel 1 van de richtlijn stelt. Vooral het slib van kleine installaties voor de zuivering van stedelijk afvalwater in de regio’s levert weinig gevaar op.

Nog een verklaring die wordt voorgesteld betreft artikel 17, lid 2, van het Protocol inzake bodembescherming. Dit artikel moet zo worden geïnterpreteerd dat verzekerd wordt dat er afvalbeheersplannen voor de voorbehandeling, behandeling en verwijdering van afval en residuen worden opgesteld en uitgevoerd, ten einde bodemverontreiniging te vermijden en te waarborgen dat een en ander niet alleen met de milieueisen maar ook met de vereisten aangaande de menselijke gezondheid te verenigen is.

Wat artikel 19, lid 2, en artikel 21, lid 2, betreft, wordt in een verklaring voorgesteld dat het gemeenschappelijk observatiesysteem zoveel mogelijk verenigbaar moet zijn met het wereldwijde aardobservatiesysteem van systemen (Global Earth Observation System of Systems - GEOSS) en moet het rekening houden met het gegevensbestand dat door lidstaten is opgezet overeenkomstig de EG-wetgeving inzake observatie, gegevensverzameling en metagegevens. Aardobservatiesystemen voorzien in metingen aan lucht, water, en land, op de grond, vanuit de lucht, of vanuit de ruimte. Werden deze metingen vroeger in elk van deze milieucompartimenten afzonderlijk verricht, tegenwoordig worden deze elementen tezamen bezien en worden de onderlinge wisselwerkingen bestudeerd. Het wereldwijde aardobservatiesysteem van systemen wordt gezien als een gedistribueerd systeem van systemen waarbij wordt voortgebouwd op actuele samenwerkingsinspanningen binnen bestaande observatie- en verwerkingssystemen, waarbij met eigen mandaten wordt gewerkt en een systeem tot stand wordt gebracht dat steeds tijdig de nodige bruikbare en accurate gegevens, informatie, producten en diensten oplevert voor alle legitieme gebruikers overal ter wereld.

3.

b) Protocol inzake energie


In het zesde Milieuactieprogramma[8] staat te lezen hoe de Europese Gemeenschap zich ertoe verbindt de klimaatverandering te bestrijden en een duurzaam beheer en gebruik van natuurlijke hulpbronnen te bevorderen. Er dienen specifieke maatregelen te worden genomen om de energie-efficiëntie te vergroten, het gebruik van hernieuwbare energie te bevorderen en te waarborgen dat de klimaatverandering in andere beleidssectoren worden geïntegreerd.

De partijen bij het Protocol inzake energie zijn overeengekomen passende maatregelen te treffen met betrekking tot de besparing, de productie, het transport, de levering en het gebruik van energie, ten einde de voorwaarden voor duurzame ontwikkeling te helpen creëren.

De bepalingen van het Protocol sluiten aan bij het door de Commissie gevoerde beleid ter zake[9] en de ratificatie van het Protocol zou tevens de grensoverschrijdende samenwerking met Zwitserland, Liechtenstein en Monaco ten goede komen. Mede hierdoor zou kunnen worden verzekerd dat onze regionale partners en wij dezelfde doelstellingen nastreven en dat dergelijke initiatieven de gehele ecoregio van het Alpengebied bestrijken. De Europese Unie (EU) heeft zich verbonden tot het nemen van een aantal milieubeleidsmaatregelen die op regionaal niveau kunnen en moeten worden bevorderd door middel van hiertoe geschikte (inter)gouvernementele samenwerkingsverbanden als de Alpenovereenkomst

Het VN-kaderverdrag inzake klimaatverandering (UNFCCC) en het Kyoto-protocol verlangen van de partijen dat zij nationale en regionale programma’s formuleren, implementeren, publiceren en geregeld bijwerken die de klimaatverandering tegengaan door middel van maatregelen voor de aanpak van antropogene emissies aan de bron en voor de sequestratie van alle broeikasgassen die niet bij het Protocol van Montreal worden gereguleerd. De verdragsluitende partijen moeten maatregelen treffen om een behoorlijke aanpassing aan de klimaatverandering te vergemakkelijken. De EG, de lidstaten, Zwitserland, Liechtenstein en Monaco zijn partijen bij het UNFCCC en het Kyoto-protocol. De protocollen bij de Alpenovereenkomst, en met name het Protocol inzake energie, beantwoorden aan de noodzaak om de gevolgen van de onvermijdelijke klimaatverandering te verzachten en met het oog hierop de nodige aanpassingen door te voeren.

Wel stelt de Commissie voor met betrekking tot artikel 9 van het Protocol inzake energie een voorbehoud betreffende kernenergiekwesties toe te voegen. Wat de EG aangaat, wordt in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) in deze vereisten voorzien. Het besluit waarbij de Alpenovereenkomst is geratificeerd, is niet op het EURATOM-verdrag, maar alleen op het EG-verdrag gebaseerd. Het besluit tot ratificatie van het Protocol zal dezelfde rechtsgrond hebben. Dientengevolge zal de Europese Gemeenschap, wanneer het Protocol voor de Gemeenschap in werking treedt, niet door artikel 9 van het Energieprotocol gebonden zijn.

4.

c) Protocol inzake toerisme


Het toerisme is in de meeste delen van het Alpengebied een sector van zeer grote economische betekenis en afhankelijk van de effecten die hiervan op milieu en plaatselijke gemeenschappen uitgaan. Toeristen komen voornamelijk van buiten de bergregio; zij dragen in belangrijke mate bij aan de instandhouding van een gezonde economie en aldus aan de instandhouding van de bevolking. Daar deze bergregio een uniek en ecologisch gezien zeer gevoelig gebied vormt, is het met het oog op een duurzame ontwikkeling van de regio uiterst belangrijk dat er een evenwicht tussen economische belangen, behoeften van de plaatselijke bevolking en milieuoverwegingen wordt gevonden.

Het Protocol inzake toerisme heeft globaal tot doel een duurzaam toerisme te bevorderen, waartoe het specifiek op zodanige wijze moet worden ontwikkeld en beheerd dat hierbij met de effecten op het milieu rekening wordt gehouden. Te dien einde verschaft het Protocol specifieke maatregelen en aanbevelingen die kunnen worden gebruikt als instrument om de milieuaspecten van innovatie en onderzoek, monitoring en opleiding, beheersinstrumenten en -strategieën, planning en met het toerisme en vooral de kwalitatieve ontwikkeling hiervan verband houdende vergunningsprocedures te versterken.

In het onlangs goedgekeurde werkdocument over communautaire maatregelen die op het toerisme van invloed zijn[10] wordt duidelijk aangetoond dat het Europese en internationale toerisme door een veelheid aan EU-beleidsmaatregelen en wettelijke maatregelen direct of indirect beïnvloed wordt.

Met haar onlangs goedgekeurde Mededeling over “Basisrichtsnoeren voor een duurzaam Europees toerisme”[11] wil de Commissie in het kader van Agenda 21 een proces voor de ontwikkeling van een duurzaam Europees toerisme op gang brengen, met het oog op een coherente aanpak van de op dit terrein bestaande problemen waartoe dan door alle belanghebbenden, van het Europese tot het lokale niveau, actief wordt bijgedragen. Zij erkent voorts dat er, met name in bepaalde gebieden, zoals de Alpen, specifieke bijkomende uitdagingen zijn die wij het hoofd moeten bieden.

Het toerisme wordt steeds meer een wereldomspannend fenomeen, maar blijft tegelijkertijd een gebied waarop locale en regionale verantwoordelijkheid prevaleren. De Alpenovereenkomst en het Protocol inzake toerisme vormen, tezamen met de overige protocollen welke op de toeristische sector van invloed kunnen zijn, een kaderinstrument om de bijdrage van de belanghebbenden op regionaal en plaatselijk niveau te stimuleren en te coördineren, zodat duurzaamheid een belangrijke factor kan worden bij de verbetering van de kwaliteit van wat het Alpengebied de toerist te bieden heeft

De ratificatie van het Protocol zou een krachtig politiek signaal zijn voor het Alpengebied, en voor berggebieden in het algemeen, en verder een concrete stap vormen bij de follow-up van de Wereldtop over Duurzame Ontwikkeling, het Internationale Jaar (2002) van het ecotoerisme en het proces van Agenda 21 voor de ontwikkeling van een duurzaam Europees toerisme.

5.

3. CONCLUSIES


De Alpenovereenkomst[12] en de hieraan gehechte protocollen vormen instrumenten met behulp waarvan de Europese Gemeenschap haar milieubeschermingsmaatregelen voor een groot bijzonder gevoelig grensoverschrijdend gebied kan versterken. De Europese Gemeenschap neemt de doelstellingen van de Overeenkomst en de protocollen uitermate serieus. De ondertekening van de protocollen was hiervan een duidelijk teken[13]. Met de ratificatie van deze protocollen zou de Europese Gemeenschap haar inspanningen tot bevordering van een duurzame ontwikkeling in deze belangrijke bergregio kracht bijzetten.