Toelichting bij COM(2005)103 - Aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten uit de VS

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Op 28 oktober 2000, bekrachtigden de Verenigde Staten van Amerika (VS) de wet voortzetting van dumping en handhaving van subsidie (Continued Dumping and Subsidy Offset Act (‘CDSOA’)). Deze wet bepaalt dat de tijdens het vorige boekjaar geïnde antidumping- en compenserende rechten ieder jaar moeten worden uitbetaald aan de ondernemingen die de klacht, die heeft geleid tot de antidumping- of antisubsidiemaatregel, hebben ingediend of ondersteund.

Naar aanleiding van een gezamenlijk verzoek van de Gemeenschap en 10 andere WTO-leden (Australië, Brazilië, Canada, Chili, India, Indonesië, Japan, Korea, Mexico en Thailand), waren zowel een WTO-panel als de beroepsinstantie in respectievelijk september 2002 en januari 2003 van oordeel, dat de CDSOA maatregelen inhoudt tegen dumping of subsidie die, noch op grond van de Overeenkomst inzake de Toepassing van Artikel VI van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994 , noch uit hoofde van de Overeenkomst inzake Subsidies en Compenserende Maatregelen zijn geoorloofd . De verslagen van deze groepen werden goedgekeurd op een bijzondere bijeenkomst van het Orgaan Geschillenbeslechting op 27 januari 20 2003 hetgeen betekende dat de Verenigde Staten verplicht werden hun wetgeving in overeenstemming te brengen met de WTO-voorschriften. De Verenigde Staten kregen vervolgens de tijd tot 27 december 2003 om hieraan gevolg te geven. Tot op heden hebben de Verenigde Staten de WTO-uitspraak nog niet uitgevoerd.

Op 26 januari 2004 oefende de Gemeenschap haar rechten uit hoofde van artikel 22, lid 2, van het memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen (‘DSU’) uit en verzocht zij het Orgaan Geschillenbeslechting de toepassing van haar tariefconcessies en de hiermee verband houdende verplichtingen uit hoofde van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994 ten aanzien van de Verenigde Staten op te schorten.

De Verenigde Staten maakten bezwaar tegen het niveau van de schorsing van de tariefconcessies en de hiermee verband houdende verplichtingen en de zaak werd doorverwezen voor arbitrage. De arbiter heeft op 31 augustus 2004 uitspraak gedaan en de mate waarin door de Gemeenschap in een specifiek jaar genoten voordelen teniet zijn gedaan of zijn uitgehold, bepaald op 72% van het bedrag dat werd betaald aan rechten voor invoer uit de EG voor het meest recente jaar waarvoor op dat moment gegevens beschikbaar zijn. De arbiter stelde vast, dat de schorsing door de Gemeenschap van concessies in de vorm van een aanvullend invoerrecht bovenop de geconsolideerde douanerechten, voor een lijst van producten van oorsprong uit de Verenigde Staten, die op jaarbasis een totale handelswaarde vertegenwoordigt die niet hoger is dan het bedrag voor de tenietdoening of uitholling, in overeenstemming is met artikel 22, lid 4, van de DSU.

Op 10 november 2004, diende de Gemeenschap een nieuw verzoek in om elk jaar de toepassing van haar tariefconcessies aan de Verenigde Staten te mogen schorsen tot een niveau dat de jaarlijkse mate van tenietdoening of uitholling, die overeenkomstig de resultaten van de arbitrage is vastgesteld, niet overschrijdt. De schorsing van concessies zou de vorm krijgen van een aanvullend invoerrecht op de invoer van producten uit de Verenigde Staten die geselecteerd zouden worden van een indicatieve, in het verzoek vermelde lijst. De DSB gaf hiertoe op 26 november 2004 toestemming. De vaststelling van het aanvullend invoerrecht is opgeschort tot 1 mei 2005 om de Verenigde Staten de gelegenheid te bieden hun wetgeving in overeenstemming te brengen met het besluit en de aanbeveling van de WTO.

Op het tijdstip waarop dit voorstel voor een verordening van de Raad moet worden goedgekeurd, blijkt uit gegevens die de autoriteiten van de Verenigde Staten bekend hebben gemaakt met betrekking tot de meest recente uitbetalingen van de tijdens het boekjaar 2004 geïnde antidumping- en compenserende rechten, dat de omvang van de voordelen die voor de Gemeenschap teniet worden gedaan of worden uitgehold, 27,81 miljoen USD bedraagt.

Wanneer de VS volharden en het besluit en de aanbeveling van de DSB niet uitvoeren, zal de Commissie het niveau van de schorsing jaarlijks aanpassen aan de mate waarin de voordelen voor de Gemeenschap op dat moment door de CDSOA worden teniet gedaan of uitgehold. De Commissie zal de hoogte van het aanvullende invoerrecht of de lijst van producten die aan dit recht zijn onderworpen overeenkomstig de criteria en procedures van de basisverordening van de Raad aanpassen.

De lijst van producten werd samengesteld aan de hand van de lijst van producten van de Verenigde Staten die onderworpen zouden zijn aan een aanvullend invoerrecht als de VS hun vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van staal (bijlage II van Verordening nr. 1031/2002 van de Raad van 13 juni 2002 houdende instelling van aanvullende douanerechten op de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit de Verenigde Staten van AmerikaPB L 157 van 15 juni 2002, blz.

8) niet hadden ingetrokken. De lidstaten kwamen met voorstellen om producten van de lijst uit te sluiten of juist toe te voegen. Deze indicatieve lijst werd aan de WTO meegedeeld en vervolgens gesplitst in twee lijsten:

- De eerste lijst (Bijlage I van de voorgestelde verordening) bevat producten die met ingang van 1 mei 2005 worden onderworpen aan een ad valorem invoerrecht van 15%. Het effect van dit aanvullende invoerrecht over een jaar van invoer van de producten op de lijst uit de Verenigde Staten komt overeen met een handelswaarde, die het bedrag van 27,81 miljoen USD niet overschrijdt.

- De tweede lijst (Bijlage II van het voorstel voor een verordening) is een reservelijst. Wanneer het niveau van de schorsing stijgt, kunnen deze producten worden toegevoegd aan de lijst van producten die onderworpen zijn aan het aanvullend invoerrecht. De keuze van nieuwe producten uit de reservelijst geschiedt automatisch, in de volgorde waarop ze in die lijst zijn vermeld.

De Gemeenschap dient, alvorens zij een nieuw niveau van schorsing toepast, de DSB in kennis te stellen van het nieuwe niveau, de hoogte van het aanvullend invoerrecht, de lijst van de betrokken producten en het bedrag dat is gemoeid met de invoer van deze producten uit de Verenigde Staten.