Toelichting bij COM(2004)822 - Wijziging en tot opschorting van de toepassing van Verordening (EG) nr. 2193/2003 tot instelling van aanvullende douanerechten op bepaalde producten uit de VS

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

De Wereldhandelsorganisatie (WTO) heeft in een aantal uitspraken, die naar aanleiding van een verzoek van de Europese Gemeenschappen zijn gedaan, bepaald dat de subsidieregeling van de Verenigde Staten van Amerika inzake Foreign Sales Corporations als zodanig, en als gewijzigd bij de wetgeving inzake Foreign Sales Corporations en extraterritoriaal inkomen (FSC-ETI) een ongeoorloofde exportbelastingsubsidie voor het Amerikaanse bedrijfsleven inhield. Het gaat daarbij om een bedrag van circa 4 miljard USD per jaar (vanaf 2000). Naar aanleiding van die uitspraken heeft de WTO de EG op 7 mei 2003 het recht gegeven tegenmaatregelen in te stellen in de vorm van aanvullende invoerrechten van maximaal 100% ad valorem op bepaalde producten uit de Verenigde Staten (geselecteerd na raadpleging van het publiek, de lidstaten en de diensten van de Commissie) tot aan het bedrag van de ongeoorloofde subsidie van de VS. De EG stelde daarom op 8 december 2003 Verordening (EG) nr. 2193/2003 van de Raad tot instelling van aanvullende douanerechten op bepaalde producten uit de Verenigde Staten van Amerika [1] vast.

Verordening (EG) nr. 2193/2003 bepaalt dat de tegenmaatregelen worden ingetrokken zodra de Verenigde Staten de aanbevelingen van het Orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO volledig hebben uitgevoerd[2].

De Verenigde Staten hebben inmiddels wetgeving vastgesteld tot intrekking van de FSC-ETI-wetgeving (de American Jobs Creation Act van 2004, hierna “intrekkingswet” genoemd). Intrekking van de FSC-subsidieregeling is een belangrijke en welkome stap naar oplossing van een al te lang bestaand geschil. De intrekkingswet bevat echter overgangs- en uitzonderingsbepalingen die met de WTO onverenigbaar lijken. De intrekkingswet bepaalt met name dat exporteurs in de VS nog tot einde 2006 (op een niveau van 80% voor 2005 en 60% voor 2006 en in sommige gevallen gedurende onbeperkte tijd daarna) in aanmerking komen voor de voordelen van de FSC-ETI. Er is daarom een WTO-geschillenbeslechtingsprocedure voor de intrekkingswet geopend. In het kader van die procedure wordt beoordeeld of de overgangs- en uitzonderingsbepalingen van de Jobs Creation Act met de WTO verenigbaar zijn. Gezien eerdere uitspraken van de Beroepsinstantie kan worden verwacht dat de WTO zal bepalen dat deze bepalingen in strijd zijn met de WTO.

Het lijkt de Commissie juist om de lopende tegenmaatregelen van de EG op te schorten zolang de WTO-geschillenbeslechtingsprocedure aan de gang is, ondanks dat de VS hebben geweigerd ten aanzien van hun sancties tegen de EG inzake hormonenvlees hetzelfde te doen. Er zijn drie redenen waarom deze opschorting wordt voorgesteld: 1) het is een teken van erkenning dat de Verenigde Staten hebben besloten aan hun internationale verplichtingen op dit gebied in zekere mate te voldoen; 2) het moedigt de VS aan hetzelfde te blijven doen in andere (openstaande) gevallen waarin de VS de regels niet naleeft (zoals Byrd, hormonen); 3) om principiële redenen: er mogen geen tegenmaatregelen worden toegepast zonder een uitspraak van de WTO.

De procedures zullen naar verwachting in 2005 worden afgerond. De beslissing om de tegenmaatregelen op te schorten is autonoom en doet op geen enkele manier afbreuk aan het recht van de EG om de tegenmaatregelen te handhaven krachtens de toestemming die het Orgaan voor geschillenbeslechting heeft gegeven. De tegenmaatregelen zullen dus op 1 januari 2006 (of later als de geschillenbeslechtingsprocedures dan nog niet zijn afgerond) op 60% van het huidige toegestane niveau opnieuw worden ingesteld, tenzij de EG anders besluit.

Het opnieuw instellen van tegenmaatregelen moet de Verenigde Staten ertoe brengen hun WTO-verplichtingen volledig na te komen en met name iets te doen aan de concurrentievervalsing die het handhaven van de FSC/ETI-subsidies veroorzaakt. Voor de tegenmaatregelen opnieuw worden ingesteld, zal de Commissie aan de Raad verslag uitbrengen over het resultaat van de geschillenbeslechtingsprocedures en eventuele andere ontwikkelingen. De tegenmaatregelen kunnen uiteraard niet opnieuw worden ingesteld als de bevoegde WTO-instellingen vaststellen dat de intrekkingswet verenigbaar is met de WTO of als een wederzijds aanvaardbare oplossing wordt gevonden die een eind maakt aan de schendingen.

Voorgesteld wordt daarom Verordening (EG) nr. 2193/2003 op te schorten (tot en met 31 december 2005 of, indien dat later is, zestig dagen nadat de WTO heeft bevestigd dat het nog van kracht zijnde gedeelte van de FSC-subsidieregeling onverenigbaar is met de WTO) en de tegenmaatregelen per 1 januari 2006 opnieuw in te stellen (op een verlaagd niveau omdat de VS-exporteurs minder profiteren van de FSC/ETI-voordelen), tenzij de Raad op voorstel van de Commissie voor die datum anders beslist.

De opschorting van de tegenmaatregelen vereist dat de Raad optreedt krachtens artikel 133 van het EG-verdrag. Er moet daarom een nieuwe verordening van de Raad op voorstel van de Commissie worden vastgesteld tot opschorting van Verordening (EG) nr. 2193/2003 van de Raad.