Toelichting bij COM(2003)703 - Grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Doel en motivering van het voorstel

Met deze richtlijn, die past in het kader van het Actieplan voor financiële diensten en de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 21 mei 2003 met als titel 'Modernisering van het vennootschapsrecht en verbetering van de corporate governance in de Europese Unie - een actieplan', wordt beoogd een belangrijke lacune in het vennootschapsrecht aan te vullen. Zij is er immers op gericht grensoverschrijdende fusies van vennootschappen te bevorderen zonder dat het nationale recht waaronder de betrokken vennootschappen vallen (doorgaans het recht van de lidstaat waar hun hoofdzetel gevestigd is), een belemmering vormt.

Bij de huidige stand van het Gemeenschapsrecht zijn dergelijke fusies momenteel alleen mogelijk wanneer de fuserende vennootschappen in bepaalde specifieke lidstaten gevestigd zijn. In andere gevallen zijn de verschillen tussen het nationale recht dat op elke fuserende vennootschap van toepassing is zodanig groot dat deze vennootschappen zich verplicht zien ingewikkelde en aanzienlijke kosten met zich meebrengende juridische constructies op te zetten. Als gevolg van dergelijke constructies is een grensoverschrijdende fusie veelal een delicate operatie, die niet altijd met de gewenste transparantie en rechtszekerheid verloopt. Bovendien leiden bovenbedoelde constructies over het algemeen tot de liquidatie van de overgenomen vennootschappen, hetgeen met hoge kosten gepaard gaat.

De behoefte aan samenwerking tussen vennootschappen uit verschillende lidstaten neemt echter alsmaar toe. Dit is vandaag reeds zo in het Europa van de Vijftien en het zal ook morgen het geval zijn in de toekomstige uitgebreide Unie, zonder dat tevens de EVA-landen mogen worden vergeten.

Het communautaire bedrijfsleven en met name de Unie van Industriefederaties van de Europese Gemeenschap (UNICE) dringen al jarenlang aan op een communautair rechtsinstrument dat voorziet in hun behoefte aan samenwerking en concentratie tussen vennootschappen uit verschillende lidstaten en dat deze vennootschappen tevens in staat stelt grensoverschrijdende fusies aan te gaan.

Het is meer dan ooit nodig om alle ondernemingsvormen, ongeacht of het gaat om een naamloze vennootschap dan wel om een ander type kapitaalvennootschap, een passend rechtsinstrument te verschaffen dat de betrokken ondernemingen de gelegenheid biedt in de meest optimale omstandigheden grensoverschrijdende fusies aan te gaan. Het komt er derhalve op aan de kosten van een dergelijke transactie terug te dringen, maar tegelijkertijd de nodige rechtszekerheid te bieden en zoveel mogelijk ondernemingen van het instrument te laten profiteren. De richtlijn is daarom in de eerste plaats bedoeld voor kleine en middelgrote ondernemingen, niet alleen vanwege hun omvang maar ook omdat zij over minder kapitaal beschikken dan grote ondernemingen. Om deze zelfde redenen lijkt het statuut van de Europese vennootschap voor hen immers geen bevredigende oplossing te bieden.

1.

Achtergrond



Reeds op 14 december 1984 had de Commissie haar goedkeuring gehecht aan een voorstel voor een tiende richtlijn van de Raad betreffende de grensoverschrijdende fusie van naamloze vennootschappen i. Dit voorstel is door verscheidene commissies van het Europees Parlement onderzocht. Eén daarvan was de commissie juridische zaken, die op 21 oktober 1987 haar verslag terzake heeft goedgekeurd i. Het Europees Parlement heeft evenwel geen advies over het voorstel uitgebracht omdat de problematiek van de medezeggenschap van de werknemers in de besluitvormingsorganen van de onderneming voor moeilijkheden zorgde. De situatie is meer dan vijftien jaar geblokkeerd geweest, wat te maken had met de ontwikkelingen in verband met het voorstel betreffende het statuut van de Europese vennootschap. In 2001 heeft de Commissie in het kader van een algemene intrekking van reeds verscheidene jaren hangende of achterhaalde voorstellen dit eerste voorstel voor een tiende richtlijn ingetrokken met de bedoeling een nieuw voorstel in te dienen waarin met de laatste ontwikkelingen op het gebied van het Gemeenschapsrecht rekening werd gehouden. Aangezien op 8 oktober 2001 een oplossing voor de Europese vennootschap (Societas Europaea - SE) werd gevonden, konden de werkzaamheden ter voorbereiding van een nieuw voorstel voor een richtlijn betreffende grensoverschrijdende fusies van vennootschappen worden hervat. Gezien deze bijzondere situatie en gelet op het feit dat de betrokken partijen reeds in het kader van de door de groep op hoog niveau van deskundigen op het gebied van het vennootschapsrecht gehouden raadpleging en in het kader van de raadpleging over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 21 mei 2003 betreffende de modernisering van het vennootschapsrecht en de verbetering van de corporate governance in de Europese Unie de gelegenheid hebben gehad zich over de aan dit voorstel ten grondslag liggende beginselen uit te spreken, werd het niet nodig geacht een extra raadpleging te houden over of een effectbeoordeling te verrichten met betrekking tot het onderhavige voorstel, waarvan de belanghebbenden wensen dat het spoedig wordt aangenomen.



2.

3. Kenmerken van het voorstel


Dit voorstel onderscheidt zich hoofdzakelijk van het oorspronkelijke voorstel van 1984 op het gebied van de werkingssfeer en doordat, wat de medezeggenschap van de werknemers in de besluitvormingsorganen van de overnemende vennootschap of de nieuwe, uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap betreft, rekening wordt gehouden met de beginselen en oplossingen van Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) i en van Richtlijn 2001/86/EG van de Raad van 8 oktober 2001 tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers i.



3.

3.1. Werkingssfeer


Het oorspronkelijke voorstel had uitsluitend betrekking op naamloze vennootschappen. De werkingssfeer van dit voorstel is uitgebreid tot alle kapitaalvennootschappen die volgens een unanieme opvatting in de lidstaten worden gekenmerkt door het feit dat zij rechtspersoonlijkheid bezitten en een apart vermogen hebben dat uitsluitend voor de schulden van de vennootschap kan worden aangesproken. Dit voorstel is vooral bedoeld voor ondernemingen die geen belangstelling hebben voor de oprichting van een SE en met name voor kleine en middelgrote ondernemingen.

4.

3.2. Aan de procedure voor grensoverschrijdende fusies ten grondslag liggende beginselen


Het basisbeginsel dat aan de procedure voor grensoverschrijdende fusies ten grondslag ligt, is dat een grensoverschrijdende fusie - tenzij als gevolg van het grensoverschrijdende karakter van de operatie in de richtlijn anders is bepaald - in elke lidstaat onderworpen is aan de beginselen en regelingen die van toepassing zijn op fusies tussen vennootschappen die uitsluitend onder het recht van de betrokken lidstaat ressorteren (binnenlandse fusies).

Hiermee wordt beoogd de procedure voor grensoverschrijdende fusies zo nauw mogelijk te doen aansluiten bij de procedures voor binnenlandse fusies, welke reeds welbekend zijn bij en toegepast worden door de betrokken partijen.

Om met de grensoverschrijdende aspecten rekening te houden, is het beginsel van de toepassing van het nationale recht alleen in zoverre nodig is aangevuld met bepalingen die geïnspireerd zijn op de reeds vastgestelde relevante beginselen en regelingen voor de oprichting van een SE.

Ook de belangen van schuldeisers, obligatiehouders, houders van andere bewijzen van deelgerechtigdheid dan aandelen, minderheidsaandeelhouders en werknemers (wat de andere rechten dan de medezeggenschapsrechten in de vennootschap betreft) ten aanzien van elke fuserende vennootschap genieten de bescherming van het nationale recht. In dit verband zij herinnerd aan Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de bescherming van werknemers bij overgang van ondernemingen i, Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap i, alsook aan Richtlijn 94/45/EG van de Raad van 22 september 1994 i en Richtlijn 97/74/EG van de Raad van 15 december 1997 i, die allebei betrekking hebben op de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers. Deze richtlijnen gelden ook voor uit een grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschappen.





Evenals andere vergelijkbare rechtsinstrumenten i laat deze richtlijn de toepassing op zowel communautair i als nationaal niveau van de wetgeving betreffende de controle op concentraties van ondernemingen onverlet.



5.

3.3. De medezeggenschap van de werknemers in het perspectief van de coördinatie van het vennootschapsrecht


De medezeggenschap van de werknemers in de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap, die aan de oorsprong lag van de blokkering van het oorspronkelijke voorstel van 1984, wordt door dit voorstel voor een richtlijn gecoördineerd met het oog op de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging.

De grootste vrees in verband met grensoverschrijdende fusies was dat vennootschappen uit lidstaten waar medezeggenschap van werknemers bestaat, oneigenlijk gebruik zouden maken van deze procedure om zich door middel van grensoverschrijdende fusies aan de vigerende medezeggenschapsregeling te onttrekken.

De oplossing van Verordening (EG) nr. 2157/2001 en Richtlijn 2001/86/EG kan mutatis mutandis worden overgenomen, zelfs in het perspectief van de coördinatie van het vennootschapsrecht uit hoofde van artikel 44, lid 2, onder g), van het EG-Verdrag, wat het doel van deze richtlijn is.

De verordening en de richtlijn betreffende de SE worden evenwel in een andere context toegepast dan de onderhavige richtlijn. Wegens haar communautaire karakter is de SE immers niet onderworpen aan de nationale medezeggenschapsregels die eventueel bestaan in de lidstaat waar zij haar zetel heeft. De uit grensoverschrijdende fusies in de zin van deze richtlijn ontstane vennootschappen zijn daarentegen vennootschappen die onder het recht van een lidstaat vallen. Voor deze vennootschappen blijven derhalve de medezeggenschapsregels gelden die in de betrokken lidstaat van toepassing zijn. Het kan evenwel gebeuren dat naar aanleiding van een grensoverschrijdende fusie de statutaire zetel van de uit de fusie ontstane vennootschap wordt gevestigd in een lidstaat waarin dergelijke regels niet bestaan, terwijl vóór de fusie één of meerdere aan de fusie deelnemende vennootschappen aan medezeggenschapsregels onderworpen waren. In dat geval wordt de door de verordening en de richtlijn betreffende de SE geboden bescherming van de verkregen medezeggenschapsrechten uitgebreid tot de vennootschappen waarop de onderhavige richtlijn van toepassing is. Het behoud van de verkregen medezeggenschapsrechten is in deze situatie immers volledig gerechtvaardigd. In andere gevallen, namelijk wanneer in het nationale recht van de lidstaat waaronder de uit de fusie ontstane vennootschap ressorteert regels op het gebied van de medezeggenschap van werknemers bestaan, is een dergelijke specifieke bescherming overbodig aangezien de betrokken vennootschap aan deze regels onderworpen zal zijn.

Artikelsgewijze toelichting



Artikel 1 bevat de definities die van belang zijn voor de afbakening van het toepassingsgebied van de richtlijn. De definitie van de fusie door overneming en van de fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap is overgenomen uit Richtlijn 90/434/EEG, die ook betrekking heeft op de fusie van vennootschappen uit verschillende lidstaten en met andere rechtsvormen dan de naamloze vennootschap. Deze definitie strookt met die welke is vervat in Richtlijn 78/855/EEG betreffende binnenlandse fusies van naamloze vennootschappen i. Onder de werkingssfeer van de onderhavige richtlijn vallen alle communautaire kapitaalvennootschappen die volgens een unanieme opvatting in de lidstaten worden gekenmerkt door het feit dat zij rechtspersoonlijkheid bezitten en een apart vermogen hebben dat uitsluitend voor de schulden van de vennootschap kan worden aangesproken. De werkingssfeer is derhalve ruimer dan die van Richtlijn 78/855/EEG, aangezien hij niet alleen betrekking heeft op naamloze vennootschappen maar alle kapitaalvennootschappen bestrijkt.


Artikel 2 geeft aan welk recht bij een grensoverschrijdende fusie van toepassing is op elke fuserende vennootschap. Tenzij als gevolg van het grensoverschrijdende karakter van de operatie in de onderhavige richtlijn anders is bepaald, blijft elke vennootschap onderworpen aan haar nationale recht inzake binnenlandse fusies.

In verband met de bescherming van de werknemers zij erop gewezen dat de grensoverschrijdende fusie wat de andere rechten dan de medezeggenschapsrechten in de overnemende vennootschap of in de nieuwe uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap betreft, onderworpen blijft aan de in de lidstaten toepasselijke relevante bepalingen zoals deze zijn geharmoniseerd bij met name Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij de overgang van ondernemingen, Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap en de Richtlijnen 94/45/EG en 97/74/EG inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers. Hierin wordt met name bepaald dat de uit de fusie voortvloeiende verandering van werkgever geen gevolgen mag hebben voor de op het tijdstip van de fusie geldende arbeidsovereenkomst of -verhouding, die automatisch overgaat op de nieuwe ondernemer. Na de fusie geldt dezelfde bescherming voor alle verkregen rechten van de werknemers welke voortvloeien uit een collectieve overeenkomst, alsmede voor hun rechten op ouderdomsuitkeringen, invaliditeitsuitkeringen of uitkeringen aan nabestaanden uit hoofde van de wettelijke stelsels van sociale zekerheid.

Artikel 3 geeft een opsomming van alle elementen die in het voorstel voor een grensoverschrijdende fusie moeten worden opgenomen. Het bevat de reeds bij Richtlijn 78/855/EEG geharmoniseerde elementen voor binnenlandse fusies van geïntegreerde naamloze vennootschappen (zoals SE's), alsmede aanvullende elementen die samenhangen met het grensoverschrijdende karakter van de operatie, zoals onder meer de naam en de zetel die voor de nieuwe vennootschap worden overwogen. De plaats van de statutaire zetel bepaalt immers welk recht op de nieuwe vennootschap van toepassing zal zijn, hetgeen een belangrijk gegeven is voor alle belanghebbenden, waaronder de schuldeisers. Het fusievoorstel moet ook informatie bevatten over de wijze waarop de werknemers worden betrokken bij de besluitvorming van de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap.

Artikel 4 heeft betrekking op de bekendmaking van het voorstel voor een grensoverschrijdende fusie en de openbaar te maken gegevens.

Artikel 5 voorziet in de reeds bij Richtlijn 78/855/EEG voor binnenlandse fusies van naamloze vennootschappen en bij Verordening (EG) nr. 2157/2001 voor de Europese vennootschap geboden mogelijkheid om één enkel voor alle deelgerechtigden bestemd deskundigenverslag op te stellen.

Artikel 6 bepaalt dat de algemene vergadering het voorstel voor een grensoverschrijdende fusie moet goedkeuren. Deze verplichting geldt ook voor binnenlandse fusies van naamloze vennootschappen en voor de oprichting van een SE door fusie.

De artikelen 7 en 8 regelen het toezicht op de rechtmatigheid van de grensoverschrijdende fusie. Zij zijn geïnspireerd op de overeenkomstige beginselen en technieken van Verordening (EG) nr. 2157/2001 voor de SE.

Artikel 9 verplicht de lidstaten te bepalen op welke datum de grensoverschrijdende fusie van kracht wordt. Daarbij dient de datum te worden toegepast die is bepaald in de wetgeving van de lidstaat waaronder de overnemende vennootschap ressorteert in geval van grensoverschrijdende fusie door overneming, of de nieuwe vennootschap in geval van grensoverschrijdende fusie door de oprichting van een nieuwe vennootschap. De fusie mag pas van kracht worden nadat alle controles zijn verricht bij alle bij de fusie betrokken vennootschappen.

Artikel 10 behandelt de openbaarmaking van de verwezenlijking van de grensoverschrijdende fusie en is geïnspireerd op de overeenkomstige bepalingen van artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG betreffende de waarborgen die worden verlangd om de belangen van zowel deelgerechtigden als derden te beschermen i; voornoemde richtlijn regelt de openbaarmaking van alle essentiële akten betreffende kapitaalvennootschappen.


Artikel 11 is gebaseerd op de artikelen 19 en 23 van Richtlijn 78/855/EEG, welke reeds de rechtsgevolgen van binnenlandse fusies voor naamloze vennootschappen coördineren.

Artikel 12 is geïnspireerd op artikel 29 van Verordening (EG) nr. 2157/2001, op grond waarvan de nietigheid van een fusie niet meer kan worden uitgesproken nadat de fusie van kracht is geworden. Doel van deze bepaling is alle bij de grensoverschrijdende fusie belanghebbende derden in de verschillende betrokken lidstaten volledige zekerheid te verschaffen. Het zou immers zeer gevaarlijk zijn voor aan het recht van verschillende lidstaten onderworpen derden om met de nietigheid van een rechtshandeling te worden geconfronteerd nadat alle controles in elke betrokken lidstaat afdoende zijn verricht.

Artikel 13 beoogt de procedure voor grensoverschrijdende fusies te vereenvoudigen bij een fusie van twee vennootschappen waarvan de overnemende vennootschap reeds houdster is van alle of het merendeel van de bewijzen van deelgerechtigdheid van de overgenomen vennootschap waaraan stemrechten in de algemene vergadering van deze overgenomen vennootschap verbonden zijn. In dergelijke gevallen is het inderdaad mogelijk een aantal handelingen te vermijden.

Artikel 14 regelt de medezeggenschap van de werknemers in de uit een grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap wanneer een dergelijke fusie een risico met zich meebrengt op het gebied van het behoud van de verkregen medezeggenschapsrechten. Artikel 14 is slechts relevant in situaties waarbij een van de aan de fusie deelnemende vennootschappen een medezeggenschapsregime, al dan niet op verplicht basis, kent en de wetgeving van de lidstaat waar de uit de fusie ontstane vennootschap is ingeschreven geen regels oplegt met betrekking tot de zeggenschap van werknemers. In alle andere gevallen is de nationale wetgeving van toepassing op de uit de fusie ontstane vennootschap. Artikel 14 geeft het resultaat weer, dat al was bereikt in het kader van het Statuut van de Europese Vennootschap (SE), en in het bijzonder de onderhandelingsprocedure die de betrokken partijen in staat moet stellen een toepasselijk regime voor de medezeggenschap van werknemers op te stellen. Ten behoeve hiervan verwijst artikel 14 naar de bepalingen van Richtlijn 2001/86/EC en deel 3 van de bijlage die van specifiek belang zijn voor fusies. Geheel daarmee overeenstemmend geldt, dat alleen als de aan de fusie deelnemende vennootschappen er niet in slagen door middel van onderhandelingen een oplossing te bereiken, het systeem van medezeggenschap dat het beste de verworven rechten van werknemers beschermt en dat al bestaat in een van aan de fusie deelnemende vennootschappen wordt uitgebreid tot de uit de fusie ontstane vennootschap.

De artikelen 15 en 16 bevatten de gebruikelijke slotbepalingen betreffende de tenuitvoerlegging, inwerkingtreding en adressanten van de richtlijn.