Toelichting bij COM(2003)351 - Instelling van tijdelijke bijzondere maatregelen betreffende de aanwerving van ambtenaren van de EG naar aanleiding van de toetreding van Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

De komende uitbreiding van de Europese Unie plaatst de instelling voor tal van uitdagingen, niet het minst op het gebied van het beheer van de personele middelen. Het bijgaande voorstel voor een verordening heeft betrekking op het aanwervingsaspect van de uitbreiding.

Bij eerdere uitbreidingen zijn specifieke maatregelen vastgesteld voor de aanwerving van onderdanen van de landen die tot de Unie toetraden. Daartoe was een verordening van de Raad nodig waarbij tijdelijk werd afgeweken van de in het ambtenarenstatuut opgenomen bepalingen inzake aanwerving  i.

Het lopende uitbreidingsproces is het omvangrijkste waarmee de Unie ooit te maken heeft gehad. Op 1 mei 2004 kunnen tot tien nieuwe lidstaten tot de Unie toetreden.

Deze uitbreiding is door haar omvang anders dan de voorgaande. Daarom is het bijgaande voorstel voor een verordening in een aantal opzichten nieuw in vergelijking met eerdere soortgelijke verordeningen. De belangrijkste kenmerken van het voorstel zijn:

1. Voorgesteld wordt de afwijking van het ambtenarenstatuut te laten duren tot 31.12.2010, wat een langere periode is dan bij eerdere uitbreidingen. Bij de toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden duurde de afwijking vijf jaar. De met die uitbreiding opgedane ervaring wijst uit dat vijf jaar in feite niet lang genoeg was als overgangsperiode en daarom wordt in dit geval zeven jaar voorgesteld.

2. De verordening voorziet in de organisatie van vergelijkende onderzoeken voor de selectie op nationale basis van ambtenaren uit de nieuwe lidstaten. Ambtenaren uit de huidige lidstaten zullen van deelneming aan dergelijke vergelijkende onderzoeken worden uitgesloten.

3. Nog voordat de nieuwe lidstaten daadwerkelijk tot de Unie zijn toegetreden, kunnen uitsluitend voor hun onderdanen bestemde vergelijkende onderzoeken worden gehouden en op basis daarvan lijsten van geschikte kandidaten worden opgesteld. Pas nadat een nieuwe lidstaat tot de Unie is toegetreden, kunnen zijn onderdanen als ambtenaar in een ambt bij de instellingen worden aangesteld.

4. De instellingen kunnen afwijken van het voorschrift dat vacatures binnen de instellingen moeten worden bekendgemaakt. Desgewenst kunnen zij echter ook bekendheid aan vacatures geven.

5. Zoals gezegd in het bovenstaande punt 1, duurt de overgangsperiode zeven jaar. In die periode zullen ook vertrekkende ambtenaren uit de huidige lidstaten moeten worden vervangen. De verordening voorziet daarom ook in de mogelijkheid om gedurende de overgangsperiode vergelijkende onderzoeken voor de selectie van onderdanen van de huidige 15 lidstaten te organiseren. Onderdanen van de toekomstige lidstaten zouden van deelneming aan dergelijke vergelijkende onderzoeken worden uitgesloten.

Elke instelling zou bepalen hoeveel ambtenaren uit de kandidaat-lidstaten op grond van de afwijkende bepalingen van deze verordening moeten worden aangeworven.