Toelichting bij COM(2002)22 - Wijziging van Richtlijn 96/48/EG en van Richtlijn 2001/16/EG betreffende de interoperabiliteit van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Inleiding

1.

1.1. De interoperabiliteit van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem


Overeenkomstig het EG-Verdrag (artikel 154 en 155) draagt de Gemeenschap bij tot de totstandbrenging en de ontwikkeling van trans-Europese netwerken op het gebied van vervoer. Om deze doelstellingen te verwezenlijken, treft de Gemeenschap alle maatregelen die nodig kunnen blijken om de interoperabiliteit van de netwerken te verzekeren, met name op het gebied van de harmonisatie van de technische normen.

Met betrekking tot de spoorwegsector is op 23 juli 1996 door de Raad een eerste maatregel genomen door de vaststelling van Richtlijn 96/48/EG betreffende de interoperabiliteit van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem.

Om de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken, zijn door de Europese Associatie voor Spoorweginteroperabiliteit (AEIF) ontwerpteksten opgesteld voor Technische Specificaties voor Interoperabiliteit (TSI). De AEIF vervult de in de richtlijn omschreven functie van representatieve gemeenschappelijke instantie, waarin infrastructuurbeheerders, spoorwegondernemingen en de industrie vertegenwoordigd zijn.

Met het oog op de ontwikkeling van deze TSI's moest een reeks instrumenten en methodieken worden ontwikkeld. In afwachting van de vaststelling van de TSI's en om richting te geven aan de technische keuzes die moeten worden gemaakt bij de projecten die in een aantal lidstaten nog steeds worden ontwikkeld, heeft de Commissie twee instrumenten vastgesteld: Besluit 2001/260/EG betreffende de parameters van het ERTMS-systeem i en Aanbeveling 2001/290/EG betreffende de fundamentele parameters van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem.

Op basis van de voorbereidende werkzaamheden voor de TSI is een ontwikkelingsprogramma voor de bijbehorende Europese normen van start gegaan. Dit programma wordt geregeld geactualiseerd.

Veruit de meeste lidstaten hebben nationale uitvoeringsmaatregelen aangemeld, waarmee de richtlijn wordt omgezet in nationaal recht. Dat geldt eveneens voor de onafhankelijke instanties die zullen worden belast met de procedures voor beoordeling van de overeenstemming en/of de geschiktheid voor gebruik en voor de EG-keuring van subsystemen.

Er zijn door de Commissie aanzienlijke inspanningen gedaan om begin 2002 een besluit te nemen ten aanzien van de TSI's, zodat met ingang van 2002 nieuwe hogesnelheidslijnen en aangepaste lijnen zouden kunnen worden gebouwd overeenkomstig de nieuwe interoperabele norm.

2.

1.2. Interoperabiliteit van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem


Op 19 maart 2001 werd Richtlijn 2001/16/EG betreffende de interoperabiliteit van het conventionele spoorwegsysteem vastgesteld. Evenals in de richtlijn voor het hogesnelheidsspoor worden in deze richtlijn communautaire procedures beschreven voor de voorbereiding en de vaststelling van TSI's en zijn er gemeenschappelijke voorschriften in opgenomen voor de beoordeling van de overeenstemming met deze specificaties.

Op grond van de richtlijn dient over drie jaar, dus in 2004, met voorrang een eerste groep TSI's te zijn vastgesteld. Deze hebben betrekking op de volgende gebieden: besturing en seingeving; telematicatoepassingen ten behoeve van het goederenvervoer; exploitatie en beheer van het treinverkeer (met inbegrip van kwalificaties van het personeel voor grensoverschrijdende diensten); goederenwagons; geluidhinder in verband met het rollend materieel en de infrastructuur.

Zes maanden na de publicatie van de richtlijn heeft de Commissie reeds de formele goedkeuring van het Regelgevingscomité ontvangen met betrekking tot de aanwijzing van de AEIF als Representatieve Gemeenschappelijke Instantie en tot de opdracht aan de AEIF voor de ontwikkeling van de eerste groep van TSI's.

3.

2. Waarom moeten de interoperabiliteitsrichtlijnen worden gewijzigd*


4.

2.1. Verzoeken van het Europees Parlement


De Commissie heeft op 10 september 1999 het verslag vastgesteld inzake de tenuitvoerlegging en de effecten van Richtlijn 96/48/EG, COM(1999)414. In dit overeenkomstig artikel 24 van Richtlijn 96/48/EG opgestelde verslag aan de Raad en het Europees Parlement werd een eerste evaluatie gegeven van de voortgang die was geboekt bij de totstandbrenging van de interoperabiliteit van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem.

In zijn resolutie van 17 mei 2000 verzoekt het EP de Commissie 'in het komende verslag over de tenuitvoerlegging en de effecten van Richtlijn 96/48/EG voorstellen te doen inzake een herziening van deze richtlijn aan de hand van het in aanmerking genomen model in de toekomstige richtlijn over de interoperabiliteit van conventionele spoorwegsystemen, en met name ten aanzien van de vaststelling van een ranglijst van prioriteiten, een tijdschema en sociale bepalingen'.

5.

2.2. Benutten van opgedane ervaring


Het werk aan de ontwikkeling van TSI's op het gebied van hoge snelheid, de toepassing van de richtlijn bij concrete projecten en het werk van het Comité dat is opgericht overeenkomstig artikel 21 van Richtlijn 96/48/EG leveren een aantal gegevens op en brengen de Commissie ertoe om voor te stellen de beide richtlijnen betreffende spoorweginteroperabiliteit op een aantal punten te wijzigen.

Deze wijzigingen hebben hoofdzakelijk betrekking op de volgende aspecten: precieze doelstellingen van de richtlijn, toepassingsgebied in geografische zin, toepassingsgebied in technische zin, wijze van gebruik van Europese specificaties, coördinatie van aangemelde instanties, toepassing van de richtlijn en de TSI's bij aanpassings-, vernieuwings- en onderhoudswerkzaamheden, in TSI's nader uit te werken uitvoeringsstrategieën, keuringen na ingebruikneming, gevallen waarin TSI's niet op alle essentiële eisen betrekking hebben, noodzakelijke registers van infrastructuurvoorzieningen en van rollend materieel, onafhankelijkheid van aangemelde instanties.

6.

2.3. Voorstellen voor een Bureau en een richtlijn betreffende de spoorwegveiligheid


Het voorstel voor de oprichting van een Bureau en de vaststelling van een richtlijn betreffende de spoorwegveiligheid dat gelijktijdig met dit voorstel is ingediend, maakt het noodzakelijk om een aantal bepalingen uit de beide richtlijnen over spoorweginteroperabiliteit opnieuw te formuleren.

Met name de opdrachten voor ontwikkeling en herziening van TSI's worden in deze voorstellen niet meer gegeven aan de Representatieve Gemeenschappelijke Instantie maar aan het Bureau, dat verantwoordelijk moet worden voor de ontwerp-TSI en daarbij uitgaat van het werk van de gemengde werkgroepen als voorgesteld door de RGI. De verhoudingen tussen het Bureau en de RGI zijn nader omschreven in het gezamenlijke voorstel voor een Verordening betreffende het Bureau. In deze verordening wordt tevens bepaald dat het Bureau belast is met het overleg met sociale partners en organisaties die klanten vertegenwoordigen.

2.4. Vaststelling van het pakket 'infrastructuur' (Richtlijnen 2001/12, 13 en 14)

Het van kracht worden van deze nieuwe richtlijnen heeft ook gevolgen gehad voor de tenuitvoerlegging van de interoperabiliteit.

Met name de volledige openstelling van het spoorwegnet voor internationale goederendiensten in 2008 op grond van Richtlijn 2001/12/EG betekent dat het noodzakelijk is om de interoperabiliteit op het gehele net te implementeren. Derhalve dient het toepassingsgebied in geografische zin te worden uitgebreid, des te meer omdat het gezamenlijke voorstel tot wijziging van Richtlijn 91/440/EG uitgaat van een versnelling van deze openstelling.

Deze uitbreiding impliceert echter geen volledige en geforceerde technische harmonisatie van het systeem. In werkelijkheid kunnen in het interoperabiliteitsproces meerdere facetten worden onderscheiden:

- Toepassing van een homogeen juridisch kader. Er bestaat geen grens tussen het conventionele trans-Europese netwerk en de rest van het net: alle treinen dienen veilig en zonder oponthoud overal op het net te kunnen rijden. De toepassing van identieke essentiële eisen is de wenselijke kleinste gemene deler.

- Toepassing van een identieke procedure voor ingebruikneming. Het zou discriminerend zijn om verschillende procedures voor ingebruikneming te hanteren voor treinen die gebruik moeten maken van dezelfde infrastructuur.

- Het zoeken naar het niveau van technische compatibiliteit dat vereist en afdoende is om heterogeen rollend materieel te laten rijden, door subsystemen te laten voldoen aan de eisen van de TSI's. Uiteraard is er geen sprake van dat één enkele TSI verplicht wordt gesteld voor al het materieel, zonder rekening te houden met het gebruik van dit materieel, dat lokaal, regionaal, nationaal of communautair van aard kan zijn. Er moet dus goed gebruik worden gemaakt van de bepalingen van artikel 5 lid 3 (a en c) en 23, en van bijlage I van Richtlijn 2001/16/EG, die vereisen dat de TSI's worden opgesteld op basis van prioriteiten, dat materieel voor internationaal gebruik met voorrang behandeld wordt, dat rollend materieel moet worden onderverdeeld in een aantal categorieën en dat de TSI's voor de diverse categorieën rollend materieel verschillende specificaties kunnen bevatten.

- Het zoeken naar een niveau van technische harmonisatie dat bijdraagt tot de geleidelijke totstandbrenging van de interne markt op het gebied van de uitrusting en diensten die nodig zijn voor de aanleg, vernieuwing, herinrichting en werking van het spoorwegsysteem. Hiervoor zou tevens de ontwikkeling noodzakelijk zijn van geharmoniseerde normen waarvan de toepassing niet verplicht zou zijn.

7.

3. Toelichting op de artikelen


Artikel 1, lid 1 en 2

De artikelen 1 en 2 van Richtlijn 96/48/EG dienen te worden aangepast aan die van Richtlijn 2001/16/EG. Hierdoor kan tevens worden aangegeven dat interoperabiliteitsvoorwaarden ook van toepassing zijn op herinrichtings- en vernieuwingswerkzaamheden.

8.

Artikel 1, lid 3


Artikel 3 van Richtlijn 96/48/EG dient te worden aangepast aan dat van Richtlijn 2001/16/EG.

In lid 1 worden voorbeelden gegeven van aanvullende TSI's.

Verder wordt een nieuw lid toegevoegd om rekening te houden met de ervaringen die bij de ontwikkeling van TSI's op het gebied van hoge snelheid werden opgedaan met betrekking tot het verband tussen de essentiële eisen van de richtlijn en de TSI's enerzijds en de Europese normen en overige normatieve documenten anderzijds. Met name dient een goed onderscheid te worden gemaakt tussen de normen of delen van normen die in ieder geval een verplichtend karakter dienen te krijgen om de doelstelling van de richtlijn te verwezenlijken en 'geharmoniseerde' normen die zijn ontwikkeld in de geest van de nieuwe benadering op het gebied van technische harmonisatie. i.

9.

Artikel 1, lid 4


Het Bureau zal in voorkomende gevallen worden belast met de ontwikkeling van nieuwe TSI's en met de herziening van reeds vastgestelde TSI's.

Verder dient artikel 6 van Richtlijn 96/48/EG te worden aangepast aan dat van Richtlijn 2001/16/EG, met name ten aanzien van de verwerking van de mening van gebruikers en sociale partners over ontwerp-TSI's.

10.

Artikel 1, lid 5


Artikel 9 van Richtlijn 96/48/EG dient te worden aangepast aan dat van Richtlijn 2001/16/EG.

11.

Artikel 1, lid 6


In de TSI worden alle bepalingen opgenomen waaraan een interoperabiliteitsonderdeel dient te voldoen, alsmede de voor beoordeling van de overeenstemming te volgen procedure.

De leden 3 tot en met 5 worden overbodig aangezien in artikel 5 van Richtlijn 96/48/EG de verhouding tussen TSI's en normen is omschreven. Daarentegen dient te worden aangegeven dat voor elk onderdeel de in de TSI's omschreven procedure voor beoordeling van de overeenstemming en van de geschiktheid voor gebruik dient te worden gevolgd en dat voor dat onderdeel het desbetreffende certificaat dient te zijn afgegeven.

12.

Artikel 1, lid 7


De nadere omschrijving houdt verband met de verhouding tussen TSI's en normen, en is een aanpassing aan Richtlijn 2001/16/EG.

13.

Artikel 1, lid 8


Artikel 14 van Richtlijn 96/48/EG dient te worden aangepast aan het artikel dat is vastgesteld in het kader van Richtlijn 2001/16/EG.

Tevens wordt een bepaling toegevoegd waarin de lidstaten wordt gevraagd een identificatiecode aan te brengen op alle in dienst gestelde rijtuigen. Het rijtuig wordt vervolgens geregistreerd in een nationaal register. De nationale registers dienen door alle lidstaten en door een aantal marktpartijen in de EU te kunnen worden geraadpleegd. Met betrekking tot het formaat van de gegevens dienen zij samenhangend te zijn. Daarom dienen voor deze registers gemeenschappelijke functionele en technische specificaties te worden opgesteld. Verder wordt voorgesteld om het Bureau een voorstel voor de specificaties te laten opstellen.

14.

Artikel 1, lid 9, 10 en 11


De artikelen 15 tot en met 18 van Richtlijn 96/48/EG dienen te worden aangepast aan Richtlijn 2001/16/EG.

Gelet op de ervaringen van de Commissie en het Comité bij de ontwikkeling van de TSI 'Rollend Materieel' wordt verder voorgesteld om een nadere omschrijving op te stellen van de procedure die moet worden gevolgd wanneer essentiële eisen wel van toepassing zijn op een subsysteem maar er voor die eisen nog geen uitgebreide specificaties zijn opgesteld in de desbetreffende TSI.

Voorgesteld wordt om in een dergelijk geval:

- deze aspecten te beschrijven in een bijlage van de TSI;

- elke lidstaat te verzoeken om de overige lidstaten en de Commissie een lijst te doen toekomen van zijn nationale technische voorschriften voor de toepassing van de essentiële eisen in het kader van deze aspecten, de toe te passen procedures voor beoordeling van de overeenstemming en voor keuring en van de instanties die door deze lidstaat worden aangewezen om deze procedures voor beoordeling van de overeenstemming en voor keuring uit te voeren, met dien verstande dat de richtlijn wel van toepassing blijft.

15.

Artikel 1, lid 13


Gelet op de ervaringen met de coördinatie van aangemelde instanties, dient artikel 20 lid 5 van Richtlijn 96/48/EG te worden geactualiseerd.


16.

Artikel 1, lid 14 en 15


Actualisering van Richtlijn 96/48/EG op het gebied van de comitologie en aanpassing aan Richtlijn 2001/16/EG.

Voorgesteld wordt om een bepaling op te nemen die vergelijkbaar is met de bepaling uit Richtlijn 2001/12/EG. Op grond van deze bepaling is het het Comité toegestaan zich te buigen over praktische aangelegenheden die verband houden met de tenuitvoerlegging van een aantal bepalingen uit Richtlijn 96/48/EG zonder dat zware procedures - waaronder wijziging van de richtlijn - behoeven te worden ingezet. In de meeste gevallen betreft het namelijk concepten die niet expliciet in de richtlijn worden behandeld vanwege hun tamelijk technische aard, maar wel op samenhangende wijze binnen het netwerk moeten worden behandeld, omdat anders de doelstelling van de richtlijn niet geheel kan worden verwezenlijkt.

17.

Artikel 1, lid 16


Verder moet de tekst van Richtlijn 96/48/EG met betrekking tot de registers van infrastructuurvoorzieningen en rollend materieel worden aangepast aan de tekst van Richtlijn 2001/16/EG.

18.

Artikel 1, lid 17 en 18


De bijlagen I en II worden aangepast aan Richtlijn 2001/16/EG.

In bijlage I wordt de definitie van rollend materieel nader toegelicht: Richtlijn 96/48/EG heeft ook betrekking op rollend materieel dat is ontworpen om met snelheden van circa 200 km/u uitsluitend te rijden op voor hoge snelheden aangepast spoor. Dit vereist een herziening van de TSI Rollend Materieel, die door de Representatieve Gemeenschappelijke Instantie is opgesteld op basis van een restrictieve interpretatie van de huidige richtlijn, alsof de richtlijn uitsluitend van toepassing zou zijn op rollend materieel dat is ontworpen voor verkeerssnelheden van ten minste 250 km/u op lijnen die speciaal zijn aangelegd voor hoge snelheden, en pas in tweede instantie voor snelheden van circa 200 km/u op aangepaste lijnen.

19.

Artikel 1, lid 19


Het is van belang om in bijlage VII het begrip 'onafhankelijkheid' van een aangemelde instantie nader uit te werken, om de samenhang te waarborgen met de bepalingen van de richtlijn betreffende de spoorwegveiligheid die samen met dit voorstel wordt ingediend.

20.

Artikel 2, lid 1 en 2


De publicatie op 15 maart 2001 van het 'infrastructuurpakket' heeft gevolgen voor de tenuitvoerlegging van de interoperabiliteit. Met name de volledige openstelling van het spoorwegnet voor internationale goederendiensten in 2008 op grond van Richtlijn 2001/12/EG betekent dat het noodzakelijk is om de interoperabiliteit op het gehele net te implementeren.

21.

Artikel 2, lid 3


Een aantal definities van Richtlijn 2001/16/EG moet worden herzien in het licht van de recente werkzaamheden met het oog op de vaststelling van de TSI's op het gebied van hoge snelheid. Het is van belang dat voor beide gebieden (hogesnelheidslijnen en klassieke lijnen) identieke concepten op identieke wijze worden gedefinieerd.

22.

Artikel 2, lid 4


Verder wordt een nieuw lid toegevoegd om rekening te houden met de ervaringen die bij de ontwikkeling van TSI's op het gebied van hoge snelheid werden opgedaan met betrekking tot het verband tussen de essentiële eisen van de richtlijn en de TSI's enerzijds en Europese normen en overige normatieve documenten anderzijds. Met name dient een goed onderscheid te worden gemaakt tussen de normen of delen van normen die in ieder geval een verplichtend karakter dienen te krijgen om de doelstelling van de richtlijn te verwezenlijken en 'geharmoniseerde' normen die zijn ontwikkeld in de geest van de nieuwe benadering op het gebied van technische harmonisatie. i.

23.

Artikel 2, lid 5


Het Bureau zal in voorkomende gevallen worden belast met de ontwikkeling van nieuwe TSI's en met de herziening van reeds vastgestelde TSI's.

24.

Artikel 2, lid 6


In de TSI worden alle bepalingen opgenomen waaraan een interoperabiliteitsonderdeel dient te voldoen, alsmede de voor beoordeling van de overeenstemming te volgen procedure.

De leden 3 tot en met 5 worden overbodig aangezien in artikel 5 van Richtlijn 2001/16/EG de verhouding tussen TSI's en normen is omschreven. Daarentegen dient te worden aangegeven dat voor elk onderdeel de procedure dient te worden gevolgd voor beoordeling van de overeenstemming en van de geschiktheid voor gebruik zoals omschreven in de TSI's en dat voor dat onderdeel het desbetreffende certificaat dient te zijn afgegeven.

25.

Artikel 2, lid 7


Wijziging van artikel 11 van Richtlijn 2001/16/EG in verband met de verhouding tussen de TSI's en de normen.

26.

Artikel 2, lid 8


Evenals voor de wijziging van Richtlijn 96/48/EG wordt aan artikel 14 van Richtlijn 2001/16/EG een bepaling toegevoegd waarin de lidstaten wordt verzocht een identificatiecode toe te kennen aan elk in dienst gesteld rijtuig. Het rijtuig wordt vervolgens geregistreerd in een nationaal register. De nationale registers dienen door alle lidstaten en door een aantal marktpartijen in de EU te kunnen worden geraadpleegd. Met betrekking tot het formaat van de gegevens dienen zij samenhangend te zijn. Daarom dienen voor deze registers gemeenschappelijke functionele en technische specificaties te worden opgesteld. Verder wordt voorgesteld om het Bureau een voorstel voor de specificaties te laten opstellen.

27.

Artikel 2, lid 9 en 10


Gelet op de ervaringen van de Commissie en het Comité bij de ontwikkeling van de TSI 'Rollend Materieel', wordt voorgesteld om in de artikelen 16 i en 17 van Richtlijn 2001/16/EG de procedure nader te omschrijven die moet worden gevolgd wanneer essentiële eisen wel van toepassing zijn op een subsysteem maar er voor die eisen nog geen uitgebreide specificaties zijn opgenomen in de desbetreffende TSI.

28.

Artikel 2, lid 11


Gelet op de ervaringen met de coördinatie van aangemelde instanties, dient artikel 20 lid 5 van Richtlijn 2001/16/EG te worden geactualiseerd.

29.

Artikel 2, lid 12


Voorgesteld wordt om een bepaling op te nemen die vergelijkbaar is met de bepaling uit Richtlijn 2001/12/EG. Op grond van deze bepaling is het het Comité toegestaan zich te buigen over praktische aangelegenheden met betrekking tot de tenuitvoerlegging van een aantal bepalingen uit Richtlijn 2001/16/EG zonder dat zware procedures - waaronder wijziging van de richtlijn - behoeven te worden gevolgd.

30.

Artikel 2, lid 13


Het is van belang om in bijlage VII het begrip 'onafhankelijkheid' van een aangemelde instantie nader uit te werken, om de samenhang te waarborgen met de bepalingen van de richtlijn betreffende spoorwegveiligheid die samen met dit voorstel wordt ingediend.

31.

Artikel 3


Het is van belang om alle maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn om bij de tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze richtlijn:

- werkzaamheden waarvoor reeds opdracht is gegeven in het kader van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG zo veel mogelijk doorgang te doen vinden. Dit betekent bijvoorbeeld dat de ontwikkeling van voorrangs-TSI's door de AEIF in het kader van Richtlijn 2001/16/EG geen nadelige gevolgen dient te ondervinden van het van kracht worden van de gewijzigde Richtlijn 2001/16/EG.

deze richtlijnen dienen ook in de toekomst zo veel mogelijk door de lidstaten te worden toegepast in het kader van projecten die bij het van kracht worden van deze richtlijn in een gevorderd stadium van ontwikkeling verkeren.