Toelichting bij COM(2004)561 - Machtiging van Oostenrijk af te wijken van artikel 17 van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van nationale wetgeving inzake omzetbelasting

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Bij brief die op 12 december 2003 bij het secretariaat-generaal van de Commissie is geregistreerd, heeft Oostenrijk op basis van artikel 27 van Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde : uniforme grondslag  i (hierna zesde richtlijn genoemd), om machtiging verzocht om een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 17 van de zesde richtlijn.


Overeenkomstig voornoemd artikel 27 zijn de andere lidstaten bij brief van 26 maart 2004 van dit verzoek in kennis gesteld.

De maatregel betreft de totale uitsluiting van het recht op aftrek van de BTW op de uitgaven voor goederen en diensten waarvan het gebruik ten behoeve van de onderneming minder dan 10% van het totale gebruik bedraagt.

Volgens artikel 27 kunnen afwijkingen van de zesde richtlijn worden toegestaan, hetzij om de belastingheffing te vereenvoudigen, hetzij om bepaalde vormen van belastingontduiking of -ontwijking te voorkomen. Een afwijking om 'verbruik zonder belasting' te voorkomen is op grond van deze bepaling gerechtvaardigd: het werk van de belastingadministratie wordt vereenvoudigd door deze te ontlasten van de taak toe te zien op de uitoefening van het recht op aftrek van BTW op uitgaven voor goederen en diensten waarvan het gebruikspercentage voor andere doeleinden dan die van de onderneming meer dan 90% van het totale gebruik bedraagt.

De Commissie heeft al een positief advies uitgebracht over vergelijkbare verzoeken van andere lidstaten en voorstellen voor besluiten voorgelegd, die vervolgens door de Raad werden aangenomen  i. Hierdoor werden deze lidstaten gemachtigd deze maatregelen toe te passen.


De geldigheidsduur van de machtiging dient evenwel tot 31 december 2008 te worden beperkt. Op deze manier kan worden beoordeeld of de derogatiemaatregel al dan niet moet worden gehandhaafd, rekening houdend met de ervaring die Oostenrijk in de loop van deze periode zal hebben opgedaan.