Toelichting bij COM(2004)598 - Machtiging van Frankrijk en Italië af te wijken van artikel 3, lid 1, van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van nationale wetgeving inzake omzetbelasting

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Overeenkomstig artikel 27 van de Zesde Richtlijn van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag  i kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastingheffing te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.


2. Bij brief, gericht aan de Commissie en ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 24 maart 2004, hebben de Franse en Italiaanse regering verzocht een maatregel te mogen toepassen die afwijkt van artikel 3 van Richtlijn 77/388/EEG.

3. De Commissie heeft, overeenkomstig artikel 27, lid 2, van de Zesde Richtlijn, de overige lidstaten bij brief van 1 juni 2004 van het verzoek van de Franse en Italiaanse regering in kennis gesteld en Frankrijk en Italië bij brief van 3 juni 2004 meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

4. Tussen Frankrijk en Italië liggen twee tunnels, die van de Mont Blanc en die van Fréjus. De staatsgrens bevindt zich in de tunnels, maar het zou onpraktisch zijn om daar de tol te heffen. In het huidige artikel 3, lid 1, eerste streepje, van Richtlijn 77/388/EEG is bepaald dat onder het 'grondgebied van een lidstaat' het binnenland wordt verstaan. Volgens de huidige regels moet de maatstaf van heffing van de tol derhalve aanknopen bij de respectieve lengte van de tunnel in beide staten. Aangezien tolheffing bij de in- en uitgangen aan weerszijden van de tunnel, zodat iedere lidstaat zijn deel van de tol kan innen, duur zou zijn en storend zou werken, wordt de tol voor het gehele traject geheven aan de respectieve ingang van de tunnel. Voor iedere reis door de tunnel zouden twee tolbedragen en twee verschillende BTW-tarieven in rekening moeten worden gebracht, namelijk voor het Franse respectievelijk het Italiaanse grondgebied. Bovendien zouden de maatstaf van heffing en de BTW nadien tussen de twee lidstaten moeten worden opgesplitst. De BTW is daardoor een bijkomende complicerende factor in een al ingewikkeld financieel compensatiemechanisme waarbij de exploitatiekosten voor de tunnel worden verdeeld.

5. Bovengenoemde situatie vormt een zware last voor de betrokken overheden en brengt ook voor de belastingbetaler hoge kosten met zich mee. Deze moet immers werken met één enkele factuur waarop twee verschillende tarieven en twee verschillende maatstaven van heffing vermeld zijn. Dat verzwaart de lasten voor de belastingbetaler, die zich tot twee overheden moet wenden in plaats van tot een enkele, bijvoorbeeld bij een verzoek om teruggaaf.

6. De door Frankrijk en Italië gevraagde derogatie strekt ertoe machtiging te verkrijgen voor een derogatie van artikel 3 van Richtlijn 77/388/EEG ter zake van de tunnel van de Mont Blanc en de tunnel van Fréjus. Voor beide tunnels willen de twee staten het volledige wegtraject in de tunnel aanmerken als het grondgebied van de staat waar de reis door de tunnel via de weg begint. De Franse exploitant zal de Franse BTW heffen over de volledige tol voor alle reizen die aan de Franse zijde beginnen. Dezelfde procedure zal door de Italiaanse exploitant worden toegepast op alle reizen die aan Italiaanse zijde beginnen. Deze derogatie ziet uitsluitend op de heffing van tolgelden en strekt ertoe de wijze waarop de BTW wordt berekend en voldaan, te vereenvoudigen. Zij laat het BTW-gebied van Italië of Frankrijk ter zake van alle andere leveringen van goederen en diensten onverlet.

7. De voorgenomen maatregel moet de bovenbeschreven problemen oplossen door middel van een vereenvoudiging van de regeling voor de betaling van de belasting en is hoofdzakelijk technisch van aard. Hij heeft geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Gemeenschappen en is evenmin van invloed op het BTW-bedrag dat verschuldigd is in het stadium van het eindverbruik.

8. Gezien het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de door Italië en Frankrijk gevraagde derogatie aan de voorwaarden van artikel 27, lid 1, voldoet en moet worden toegestaan.

9. Aangezien deze kwestie ziet op de definitie van het grondgebied voor BTW-doeleinden, ten aanzien waarvan geen verdere wijzigingen te verwachten zijn, moet de gevraagde derogatie voor onbepaalde tijd worden toegestaan.