Toelichting bij COM(2003)807 - Sluiting van de Kaderovereenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie voor de bestrijding van tabaksgebruik

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

INLEIDING

Het doel van de Kaderovereenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voor de bestrijding van tabaksgebruik is huidige en toekomstige generaties te beschermen tegen de gevolgen van tabaksgebruik en blootstelling aan tabaksrook, door middel van een kader voor maatregelen ter bestrijding van tabaksgebruik die de partijen op nationaal, regionaal en internationaal niveau moeten uitvoeren. Dit zal leiden tot een gestage terugdringing van het tabaksgebruik en van het niveau van blootstelling aan tabaksrook.

De overeenkomst is op 21 mei 2003 goedgekeurd door de World Health Assembly (Algemene Vergadering van de WHO). De Europese Gemeenschap was één van de eerste partijen die de overeenkomst op 16 juni 2003 heeft ondertekend.

De goedkeuring van de kaderovereenkomst was de laatste stap van een procedure die in 1999 is gestart, toen de Wereldgezondheidsorganisatie, gezien de ernstige wereldwijde gevolgen voor de volksgezondheid van tabaksgebruik, besloot een intergouvernementeel lichaam in te stellen dat open stond voor alle lidstaten van de organisatie, met de taak te onderhandelen over een internationale Kaderovereenkomst voor de bestrijding van tabaksgebruik, met bijbehorende protocollen, bedoeld om de wereldwijde verspreiding van tabak en tabaksproducten in te perken, en aldus de negatieve gezondheidseffecten van tabaksgebruik te beperken.

1.

Basis voor de betrokkenheid van de Gemeenschap bij de onderhandelingen


De ontwikkeling van een Kaderovereenkomst van de WHO voor de bestrijding van tabaksgebruik, met bijbehorende protocollen, werd beschouwd als een doelmatige manier om de internationale samenwerking op het terrein van de bescherming van de volksgezondheid, als bedoeld in artikel 152, lid 3, van het EG-Verdrag, te versterken, en tegelijkertijd te verzekeren dat bestaande communautaire initiatieven gerespecteerd en op internationaal niveau geïntegreerd zouden worden.

Op die basis, en rekening houdende met de resolutie van de World Health Assembly van 24 mei 1999, die de Europese Gemeenschap toestond deel te nemen aan de opstelling van teksten en onderhandelingen betreffende onderwerpen die onder haar bevoegdheid vallen, heeft de Raad, naar aanleiding van een aanbeveling van de Commissie, op 22 oktober 1999 een besluit genomen dat de Commissie machtigde om namens de Europese Gemeenschap binnen de context van de Wereldgezondheidsorganisatie te onderhandelen over een internationale Kaderovereenkomst voor de bestrijding van tabaksgebruik, met bijbehorende protocollen.

Deze onderhandelingen zijn door de Commissie gevoerd overeenkomstig de door de Raad aangegeven richtsnoeren voor de onderhandelingen en in overleg met een speciaal comité dat door de Raad was ingesteld overeenkomstig artikel 300, lid 1, van het Verdrag.

Volgens een in de notulen van de Raad opgenomen gezamenlijke verklaring van de Raad en de Commissie bestreken deze richtsnoeren voor onderhandelingen alleen zaken die ingevolge de artikelen 95 en 152 van het Verdrag binnen de bevoegdheden van de Gemeenschap vallen. De richtsnoeren werden door de Raad herzien op 24 april 2001, teneinde het mandaat van de Commissie uit te breiden tot onderhandelingen over zaken die binnen de bevoegdheden van de Gemeenschap vallen maar buiten de werkingssfeer van de artikelen 95 en 152 liggen, met inbegrip van zaken waarbij unanimiteit in de Raad vereist is.

2.

Deelname van het Europees Parlement


In zijn resolutie van 13 november 2001 onderschreef het Europees Parlement het doel van een Kaderovereenkomst voor de bestrijding van tabaksgebruik, als bedoeld in de resolutie van de World Health Assembly van 24 mei 1999, en gaf het de mening te kennen dat een dergelijk substantieel internationaal wettelijk instrument een belangrijk middel zou zijn om problemen in verband met tabaksgebruik aan te pakken en daardoor de volksgezondheid te bevorderen.

De Kaderovereenkomst tussen de Commissie en het Europees Parlement van 5 juli 2000 bevat geen expliciete bepalingen betreffende het opnemen van leden van het Parlement in delegaties van de Gemeenschap die deelnemen aan internationale onderhandelingen. Desalniettemin waren leden van het Europees Parlement altijd welkom als waarnemers bij de onderhandelingen over de Kaderovereenkomst (de FCTC), zowel voor de Commissie als voor de Raad.

3.

RESULTAAT VAN DE ONDERHANDELINGEN


De Kaderovereenkomst behandelt een breed scala van aspecten in verband met de bestrijding van tabaksgebruik. Enkele van de voornaamste elementen van de definitieve tekst zijn:

Etikettering (art.11) - De tekst bepaalt dat ten minste 30 procent - maar idealiter 50 procent of meer - van de meest zichtbare zijden van verpakkingen van tabaksproducten bedrukt moeten zijn met duidelijke gezondheidswaarschuwingen in de vorm van tekst, afbeeldingen, of een combinatie daarvan. De bepalingen betreffende verpakking en etikettering verbieden ook misleidend taalgebruik dat de verkeerde indruk wekt dat een bepaald product minder schadelijk is dan andere. Dit misleidende taalgebruik kan bijvoorbeeld bestaan uit het gebruik van termen als 'light', 'mild' of 'laag teergehalte'.

Reclame (art. 13) - Een aanzienlijke meerderheid van landen was het ermee eens dat een compleet verbod een aanzienlijk effect zou hebben op de terugdringing van de consumptie van tabaksproducten, maar een aantal landen kent grondwettelijke bepalingen, bijvoorbeeld betreffende de vrijheid van meningsuiting voor commerciële doeleinden, die een alomvattend verbod in alle media onmogelijk maken. De definitieve tekst verplicht de partijen om binnen vijf jaar nadat de Kaderovereenkomst van kracht wordt vorderingen te maken op weg naar een algemeen verbod. De tekst bevat ook bepalingen voor landen die een dergelijk algemeen verbod niet kunnen invoeren, die deze landen verplichten om reclame, promotie en sponsoring in verband met tabaksproducten te beperken voor zover hun grondwetten of constitutionele principes dat toelaten.

Belastingen (art.

6) - De tekst stelt expliciet vast dat belasting- en prijsmaatregelen een belangrijk middel ter beperking van tabaksgebruik zijn, met name onder jongeren, en verplicht de ondertekenaars om rekening te houden met volksgezondheidsdoelstellingen bij het bepalen van het belasting- en prijsbeleid voor tabaksproducten.

Aansprakelijkheid (art. 19) - De partijen bij de overeenkomst worden aangemoedigd om wetgevende actie te ondernemen, waar nodig, om de strafrechtelijke en civiele aansprakelijkheid te regelen, met inbegrip van schadevergoeding waar dat passend is.

Financiering (art. 26) - De partijen zijn verplicht financiële steun te verlenen voor hun nationale antirookprogramma's. Bovendien moedigt de tekst het gebruik en de bevordering van bestaande financiering voor programma's ter bestrijding van tabaksgebruik aan. Bovendien moedigt de tekst het gebruik en de bevordering van bestaande financiering voor de bestrijding van tabaksgebruik aan. De beslissing over deze aanwending van officiële ontwikkelingshulp (ODA) moet worden genomen op grond van nationale prioriteiten die met de donors worden bepaald en overeengekomen. De eventuele noodzaak om bestaande mechanismen te verbeteren of andere passende financiële mechanismen op te zetten om aanvullende financiële middelen beschikbaar te stellen, eventueel ook een wereldfonds op vrijwillige basis, moet beoordeeld worden door de Conferentie van de verdragsluitende partijen, op basis van een overzicht van de bestaande en potentiële bronnen en bijstandsmechanismen, en op een beoordeling van de toereikendheid daarvan.

Illegale handel (art. 15) - De tekst erkent dat het elimineren van smokkel, illegale productie en namaak van tabaksproducten, met inbegrip van de ontwikkeling van een effectief systeem voor het opsporen en traceren van dergelijke producten en de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van desbetreffende nationale wetgeving, essentiële componenten van de bestrijding van tabaksgebruik zijn, en verplicht de partijen om passende maatregelen te nemen op dit terrein.

De tekst verplicht de deelnemende landen ook tot het bevorderen van behandelingsprogramma's om mensen te helpen stoppen met roken (art. 14) en van vorming (art. 12) om mensen ervan te weerhouden om met roken te beginnen, tot het verbieden van de verkoop van tabaksproducten aan minderjarigen (art. 16) en tot het beperken van de blootstelling van het publiek aan tabaksrook (art.

8).

4.

Basis voor de sluiting door de Gemeenschap


De voornaamste doelstelling van de kaderovereenkomst is het bevorderen van de volksgezondheid in een wereldwijde context. Dit sluit aan bij het EG-Verdrag, met name bij artikel 152, dat de Gemeenschap de verplichting oplegt te werken aan de verbetering van de volksgezondheid, en de Gemeenschap en de lidstaten opdraagt de samenwerking met derde landen en met de inzake volksgezondheid bevoegde internationale organisaties te verbeteren.

Verschillende van de in de Kaderovereenkomst behandelde terreinen worden in feite al bestreken door bestaande communautaire instrumenten. De overeenkomst is in overeenstemming met het acquis. De centrale bepalingen van de kaderovereenkomst weerspiegelen de oplossingen waarvoor in de communautaire wetgeving is gekozen, overeenkomstig de door de Raad bepaalde onderhandelingsrichtsnoeren.

Relevante bindende communautaire wetgeving inzake de bestrijding van tabaksgebruik reguleert reclame voor tabaksproducten in de media en door informatiemaatschappijdiensten, en sponsoring door tabakproducenten van radio- en televisieprogramma's en internationale evenementen (Richtlijn 89/552/EG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten i, als gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 i, die alle vormen van TV-reclame en teleshopping voor sigaretten en andere tabaksproducten verbiedt; Richtlijn 2003/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten op het gebied van de reclame en sponsoring van tabaksproducten i), de ingrediënten en emissies van sigaretten en de betreffende meetmethoden, evenals de verpakking en etikettering van tabaksproducten (Richtlijn 2001/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten i).

De niet-bindende wetgeving betreft onder andere de verkoop aan kinderen en jongeren; andere vormen van reclame en sponsoring van tabaksproducten; bekendmaking van informatie betreffende de uitgaven van producenten, importeurs en groothandelaren in tabaksproducten voor reclame, marketing, sponsoring en promotiecampagnes die niet verboden zijn door nationale of communautaire wetgeving; stoppen met roken; en bescherming tegen blootstelling aan omgevingstabaksrook (Aanbeveling 2003/54/EG van de Raad van 2 december 2002 inzake de preventie van roken en initiatieven ter verbetering van de bestrijding van tabaksgebruik i).

5.

STATUS VAN DE GEMEENSCHAP IN DE OVEREENKOMST


Overeenkomstig artikel 35 van de overeenkomst kunnen regionale organisaties voor economische intergratie partij worden bij de overeenkomst. Door de overeenkomst op 16 juni 2003 overeenkomstig Besluit XX/XX/EG van de Raad van 2 juni 2003 te ondertekenen, heeft de Gemeenschap reeds blijk gegeven van haar intentie om partij te worden bij de overeenkomst.

De Gemeenschap zal een zelfstandig lid zijn van de Conferentie van verdragsluitende partijen die door de overeenkomst wordt ingesteld. Aangezien een aantal van de thema's die onder de overeenkomst vallen niet tot de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap behoren, zal de Gemeenschap evenwel moeten verklaren in welke mate ze bevoegd is voor de aangelegenheden die door de overeenkomst worden geregeld. De bevoegdheden van de Gemeenschap zijn gedefinieerd in bijlage II bij het besluit en gaan terug op de reeds door de Gemeenschap goedgekeurde bepalingen tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op gebieden die onder de overeenkomst vallen.

6.

FINANCIËLE GEVOLGEN


Als partij bij de overeenkomst zal de Gemeenschap verplicht zijn om deel te nemen in de financiering van de activiteiten van de Conferentie van verdragsluitende partijen, met inbegrip van enig ondergeschikt orgaan die ze eventueel instelt, en van de werking van het secretariaat van de overeenkomst.

Het exacte bedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap is momenteel niet bekend. De raming van de kosten in het financieel memorandum is gebaseerd op bestaande vergelijkbare internationale overeenkomsten die de Gemeenschap heeft gesloten. Dat is momenteel de best mogelijke raming. Over de uiteindelijke financiële gevolgen wordt onderhandeld tijdens de eerste vergadering van de Conferentie van verdragsluitende partijen.

Voorts is onzeker vanaf wanneer deze bijdrage zal verschuldigd zijn, aangezien dat zal afhangen van de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst. De overeenkomst treedt pas in werking op de negentiende dag die volgt op de datum waarop het veertigste instrument van ratificatie, aanvaarding, goedkeuring, formele bevestiging of toetreding bij de bewaarnemer wordt gedeponeerd.

7.

CONCLUSIE


Overeenkomstig artikel 300, lid 2, en artikel 300, lid 3, van het EG-Verdrag besluit de Raad over de sluiting van internationale overeenkomsten, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement. Overwegende dat de kaderovereenkomst duidelijk gericht is op verbetering van de volksgezondheid, als bedoeld in artikel 152 van het EG-Verdrag, in combinatie met het feit dat de bestaande communautaire wetgeving inzake de bestrijding van tabaksgebruik hoofdzakelijk gebaseerd is op de artikelen 95 en 152, en verder gezien het feit dat de kaderovereenkomst van invloed zal zijn op de regulering van de internationale handel in tabaksproducten, dient het besluit van de Raad gebaseerd te zijn op de artikelen 95, 133 en 152 junctis artikel 300, lid 2, en artikel 300, lid 3.