Toelichting bij COM(2002)406-15 - Wijziging van verordening (EG) nr. * …/2002 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de Veiligheid van de Luchtvaart

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Algemeen

Het nieuwe Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen treedt op 1 januari 2003 in werking. Daarmee verandert het budgettaire en financiële statuut van de gedecentraliseerde communautaire organen.

De belangrijkste veranderingen ten aanzien van de communautaire organen zijn de volgende:

* (Artikel 185):

* De Commissie stelt een financiële kaderregeling vast voor de door de Gemeenschappen opgerichte organen met rechtspersoonlijkheid die daadwerkelijk subsidies ten laste van de begroting ontvangen. De financiële regelingen voor deze organen mogen slechts van de kaderregeling afwijken indien de specifieke vereisten van hun taakverrichting dit noodzakelijk maakt, en met voorafgaande toestemming van de Commissie.

* De kwijting voor de uitvoering van de begroting van de in lid 1 bedoelde organen wordt verleend door het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

* Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde organen oefent de interne controleur van de Commissie dezelfde bevoegdheden uit als die welke hem zijn toegekend met betrekking tot de diensten van de Commissie.

* De in lid 1 bedoelde organen passen de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels toe om de consolidatie van hun rekeningen met die van de Commissie mogelijk te maken.

* (Artikel 46, lid 3, onder d)): de personeelsformatie van de in artikel 185, lid 1 bedoelde organen wordt vastgesteld door de algemene begrotingsautoriteit.

In verband met deze wijzigingen moeten ook de basisbesluiten tot oprichting van deze organen worden gewijzigd. Hoewel alle bijzonderheden betreffende de financiële en budgettaire voorschriften voor een bepaald gedecentraliseerd orgaan zijn opgenomen in de financiële regeling voor het desbetreffende orgaan, bevat ook het basisbesluit tot oprichting van een orgaan (doorgaans een verordening van de Raad) bepalingen betreffende financiële en budgettaire aangelegenheden (zoals de opstelling en de uitvoering van de begroting, de controlevoorschriften, de indiening van de rekeningen, de kwijting en de procedure voor de goedkeuring van de financiële regeling van het orgaan).

Daarom moeten dus ook de nodige wijzigingen worden aangebracht in de verschillende basisbesluiten tot oprichting van de organen, zodat het nieuwe systeem kan worden toegepast. Deze wijzigingen worden voorgesteld in de voorstellen die hierbij worden ingediend.

Ook voor de gedecentraliseerde organen die niet onder de definitie van artikel 185, lid 1, vallen, moeten de voorschriften in ieder geval in verband met één fundamenteel aspect van het nieuwe Financieel Reglement opzicht worden aangepast, namelijk de volledige afschaffing van de gecentraliseerde financiële controle vooraf.

De Commissie gaat in deze voorstellen ook in op twee andere kwesties betreffende de gedecentraliseerde communautaire organen.

Het eerste houdt verband met het algemene hervormingsproces: transparantie en de toegang van het publiek tot documenten. In het hervormingsproces zijn de instellingen overeengekomen in het nieuwe Financieel Reglement een bepaling op te nemen die het publiek toegang geeft tot gegevens van de gedecentraliseerde organen, overeenkomstig de communautaire voorschriften op dat gebied. Bovendien zijn de drie instellingen bij de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 1049/2001 in een gemeenschappelijke verklaring overeengekomen dat de agentschappen en soortgelijke organen ten aanzien van de toegang tot hun documenten voorschriften dienen te hebben die in overeenstemming zijn met deze verordening. Daarom stelt de Commissie voor via een wijziging dergelijke bepalingen op te nemen in de basisbesluiten tot oprichting van deze vijftien gedecentraliseerde organen.

Het tweede punt heeft betrekking op de procedure voor de benoeming van de directeuren van de communautaire organen. Hoewel het bij de goedkeuring van de oprichtingsbesluiten van de organen in de bedoeling lag van de Raad om deze organen de mogelijkheid te bieden de ambtstermijn van de directeur te verlengen, is de Commissie van mening dat deze intentie in de meeste gevallen niet duidelijk genoeg blijkt uit de huidige formulering van de desbetreffende bepalingen. De bepaling betreffende de verlenging van een ambtstermijn stelt alleen dat de houder van het ambt zich bij het verstrijken van de ambtstermijn beschikbaar kan stellen voor een nieuwe ambtstermijn. Dit neemt echter niet weg dat de communautaire organen de procedure die in het oprichtingsbesluit is voorgeschreven moeten toepassen. Deze interpretatie vloeit voort uit de vergelijkbare formulering van artikel 214, lid 1, van het EG-Verdrag over de benoeming van de leden van de Commissie en de artikelen 223 en 225 van dat Verdrag die betrekking hebben op de benoeming van de rechters van het Hof van Justitie. De bijzondere positie van de directeuren van communautaire organen maakt het noodzakelijk een zelfde interpretatie aan te houden, en staat in de weg aan de interpretatie van artikel 8 van de Regeling welke van toepassing is op andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, die inhoudt dat een contract kan worden verlengd zonder nieuwe selectieprocedure.

Teneinde de verplichting om een nieuwe selectieprocedure te doorlopen bij het verstrijken van de ambtstermijn van de directeur op te heffen, stelt de Commissie voor de bestaande teksten te verduidelijken. Het contract kan dan op voorstel van het bevoegde orgaan worden verlengd zonder dat een nieuwe selectieprocedure wordt geopend. Deze mogelijkheid bevordert het evenwicht tussen enerzijds de behoefte aan bestuurlijke continuïteit bij de communautaire organen, en anderzijds het belang om bij deze organen ruimte te bieden voor nieuwe inspiratie of nieuw beleid. Het feit dat een contract slechts eenmaal kan worden verlengd, verhindert niet dat de degene die de post bekleedt, aan het einde van de tweede ambtstermijn opnieuw naar dezelfde functie kan solliciteren door deel te nemen aan een nieuwe selectieprocedure. Iemand zou daardoor ook na het verstrijken van de tweede ambtstermijn dezelfde post kunnen blijven bekleden, mits hij is geselecteerd via een nieuwe selectieprocedure.

1.

2. Strekking van de voorstellen


Gezien de ontwikkeling van het algemene hervormingsproces wordt verondersteld dat de nieuwe regeling (art: 185 en art. 46, lid 3, onder d) ook van toepassing zal zijn op de dertien bestaande communautaire organen, te weten:

* het Europees Centrum voor de Ontwikkeling van de Beroepsopleiding (Thessaloniki) i;

* de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Dublin) i;

* het Milieuagentschap (Kopenhagen); i

* de Europese Stichting voor Opleiding (Turijn) i;

* het Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (Lissabon) i;

* het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling (Londen) i;

* Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (Bilbao). i

* het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (Luxemburg) i;

* het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat (Wenen) i;

* het Europees Bureau voor wederopbouw (Thessaloniki) i;

* de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid i;

* het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart i;

* het Europees Agentschap voor de veiligheid van de zeevaart i;

en op EUROJUST i, een orgaan dat is opgericht in het kader van de derde pijler, maar dat in budgettair en financieel opzicht in grote lijnen gelijk te stellen is met een traditioneel gedecentraliseerd communautair orgaan.

Er zijn twee gedecentraliseerde communautaire organen die geen subsidie uit de algemene begroting ontvangen, te weten:

* het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (Alicante) i

en

* het Bureau voor planterassen (Angers) i.

Zij vallen dus niet onder de definitie van artikel 185. Toch gelden voor deze organen ook wijzigingsvoorstellen, omdat hun interne controlemechanismen in overeenstemming moeten worden gebracht met het nieuwe Financieel Reglement.

Tenslotte is overwogen om ook rekening te houden met het Europees Spoorwegbureau (COM(2003) 23 def.). Maar gezien het vroege stadium van de wetgevingsprocedure met betrekking tot dit nieuwe orgaan is besloten het Spoorwegbureau in dit voorstel buiten beschouwing te laten.

Wat de transparantie betreft, hebben de wijzigingen waarmee bepalingen inzake de toegang tot de documenten worden ingevoerd, wel betrekking op de vijftien bestaande communautaire organen (onafhankelijk van de vraag of artikel 185 van toepassing is of niet), maar niet op EUROJUST i.

Er wordt een verduidelijking van de benoemingsprocedure voor de directeur voorgesteld voor de dertien communautaire organen. Deze verduidelijking is niet nodig voor Verordening 1360/90, zoals gewijzigd bij Verordening 1572/98, die als model dient voor de voorgestelde formulering of voor Eurojust. Bij Eurojust is de administratief directeur niet het hoofd van het orgaan, maar verricht hij zijn werkzaamheden onder het gezag van het college en de voorzitter ervan (artikel 29, lid 4, van Besluit 2002/187/JBZ). Daardoor is de positie van de administratief directeur niet vergelijkbaar met die van de leden van de Commissie of van het Hof van Justitie. In verordening 2667/2000 betreffende het Europees Bureau voor wederopbouw is geen enkele mogelijkheid voorzien voor de verlenging van de ambtstermijn van de directeur. Derhalve wordt ook geen wijziging van deze verordening op dit punt voorgesteld.

2.

3. Overzicht van de onderhavige voorstellen


3.1. Voor de veertien organen die subsidie uit de algemene begroting ontvangen en die dus onder artikel 185 van het nieuwe financieel reglement vallen, hebben de voorstellen voornamelijk betrekking op de volgende punten:

* voorvloeiend uit artikel 185 zelf:

* het Europees Parlement, in dit opzicht handelend op aanbeveling van de Raad, wordt de kwijtingsautoriteit;

* de bevoegdheden van de interne controleur van de Commissie worden nader uitgewerkt en de gecentraliseerde controle vooraf wordt opgeheven;

* overeenkomstig de herziening worden bepalingen opgenomen met betrekking tot de presentatie van de rekeningen;

* overeenkomstig een verklaring van de Commissie betreffende artikel 185:

* de Commissie heeft zich ertoe verbonden het EP, de Raad en de Rekenkamer te raadplegen over de financiële kaderregeling die krachtens artikel 185, lid 1, wordt vastgesteld. Daarom hoeft in de basisbesluiten tot oprichting van de verschillende gedecentraliseerde organen de formele vereiste om de Rekenkamer te raadplegen over alle financiële voorschriften, niet te worden gehandhaafd;

* voorvloeiend uit artikel 46, lid 3, onder d):

* er wordt een regel ingevoerd dat de lijst van het aantal ambten wordt vastgesteld door de algemene begrotingsautoriteit.

* om een bepaalde mate van technische harmonisatie te waarborgen:

* voortaan is de directeur belast met de uitvoering van de begroting (wat momenteel niet het geval is bij de twee zogenoemde 'eerste generatie'-organen, het CEDEFOP in Thessaloniki en de Stichting in Dublin);

* de goedkeuring van de eigen financiële regeling van elk orgaan is de taak van de raad van bestuur van het orgaan of een vergelijkbare interne instantie (na raadpleging van de Commissie). Dat zal aanzienlijk bijdragen aan de harmonisatie van de procedures. In de huidige situatie is de goedkeuring van de financiële regeling van het orgaan een taak van de Raad of van de raad van bestuur, of een vergelijkbare interne instantie, soms in overleg met de Commissie of de Rekenkamer, afhankelijk van het geval. Deze verschillen zijn het gevolg van de historische ontwikkelingen op het gebied van de gedecentraliseerde organen, zonder dat er een objectieve reden voor is;

* een zekere onderlinge afstemming van de terminologie die in de begrotingsprocedure wordt gehanteerd en de terminologie van het nieuwe algemene Financieel Reglement;

* de opheffing van de huidige financiële voorschriften i van de twee 'eerste generatie-organen':

* tot nu toe waren de financiële voorschriften van het CEDEFOP in Thessaloniki en de Stichting in Dublin verordeningen van de Raad. Zoals hierboven al werd opgemerkt, is er geen enkele reden om deze situatie te handhaven. In de huidige omstandigheden past deze procedure niet meer bij dit soort instrumenten.

3.2. Voor de twee gedecentraliseerde organen die niet onder artikel 185 vallen, moet toch ook rekening worden gehouden met het feit dat het nieuwe Financieel Reglement een fundamentele wijziging van de controlemechanismen met zich brengt. Daarom ligt het voor de hand in ieder geval de bepalingen betreffende de controle aan te passen in de verordeningen tot oprichting van deze organen (vooral omdat in een van die verordeningen, nl. die betreffende het Bureau voor planterassen in Angers, nog wordt verwezen naar de financieel controleur van de Commissie, een functie die zal verdwijnen als het nieuwe algemene Financieel Reglement in werking treedt).

3.3. De Commissie heeft al in 1997 voorstellen tot wijziging van de oprichtingsverordeningen van negen van de hierboven genoemde gedecentraliseerde communautaire organen ingediend i. Rekening houdend met het feit dat deze voorstellen gedeeltelijk zijn verouderd en dat zij nu deels ook door de onderhavige voorstellen worden gedekt, maakt de Commissie van de gelegenheid gebruik om de voorstellen uit 1997 formeel in te trekken.

3.4. Wat de transparantie betreft wordt voor de vijftien bestaande organen voorgesteld een bepaling in te voeren waarin het volgende is vervat:

- verordening nr. 1049/2001 is van toepassing op de documenten van de organen;

- de raad van bestuur (of van beheer) stelt de nodige uitvoeringsbepalingen vast;

- het Hof van Justitie is bevoegd kennis te nemen van beroepen die worden ingesteld tegen beslissingen van de gedecentraliseerde organen inzake de toegang tot documenten.

3.5. Voor de benoemingsprocedure voor de directeur van de communautaire organen wordt voorgesteld bij de formulering van de desbetreffende bepalingen van de oprichtingsbesluiten uit te gaan van artikel 7, lid 1, van Verordening nr.: 1360/90 van 7 mei 1990 i, zoals gewijzigd bij Verordening nr. 1572/98 van 17 juli 1998 i.

3.

4. Procedurekwesties


4.1. Op de 18 basisbesluiten waarop dit document rechtstreeks effect heeft, zijn de volgende procedures van toepassing:

* Artikel 308 (eenparigheid van stemmen in de Raad, na raadpleging van het EP): verordeningen nrs. 337/75, 1365/75, 1360/90, 302/93, 2309/93, 2062/94, 2100/94, 40/94, 2965/94, 1035/97 (met art. 213), en 2667/2000;

* Artikel 175 (procedure van artikel 251, plus raadpleging Economisch en Sociaal Comité en Comité van de regio's): verordening (EG) nr.: 1210/90;

* Artikel 251 (medebeslissing): Verordening (EG) nr. 178/2002 (met artikelen 37, 95, 133 en 152, lid 4, onder b); dus ook met raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en Comité van de regio's), COM (2000) 595 def. (met artikel 80, lid 2), COM (2000) 802 def. (met artikel 80, lid 2);

* Artikel 279 (eenparigheid van stemmen in de Raad, na raadpleging van EP en Rekenkamer): Verordeningen (EEG) nrs. 1416/76 en 1417/76;

* Artikel 34, lid 2, onder c) (met artikel 31) van het VEU (eenparigheid van stemmen in de Raad): Besluit 2002/187/JBZ van de Raad.

4.2. Als gevolg van het voorstel van de Commissie COM(2001) 404 def. wordt de huidige oprichtingsverordening van het Europees bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling waarschijnlijk vervangen door een nieuwe oprichtingsverordening. Indien Verordening nr. 2309/93 wordt vervangen door een nieuw oprichtingsbesluit, moet het voorstel tot wijziging van het oprichtingsbesluit van dit orgaan worden gelezen als een voorstel tot wijziging van dit nieuwe oprichtingsbesluit.

Indien deze situatie zich voordoet, zal de Commissie de nodige technische deskundigheid leveren om de wetgevingsautoriteit bij te staan bij de aanpassing van het voorstel aan de desbetreffende bepalingen van het nieuwe besluit.

4.

5. Noodzaak van een snelle procedure


Gezien het feit dat het nieuwe Financieel Reglement zoals gezegd op 1 januari 2003 in werking moet treden, moeten de onderhavige voorstellen uiterlijk eind 2002 volgens de daartoe geëigende wetgevingsprocedure worden goedgekeurd.

De Commissie verzoekt alle instellingen die betrokken zijn bij de goedkeuring van deze voorstellen om de procedure te versnellen, zodat de wijzigingen van de rechtsgrond van de betrokken organen tegelijk met het nieuwe Financieel Reglement in werking kunnen treden.