Toelichting bij COM(2001)466 - Geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Achtergrond

1.1. Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop i bepaalt dat producten die zich onder schorsing van accijns in het verkeer tussen de verschillende lidstaten bevinden, vergezeld dienen te gaan van een door de afzender opgesteld document. Bij Verordening (EEG) nr. 2719/92 van de Commissie van 11 september 1992 betreffende het administratieve geleidedocument voor het verkeer onder schorsing van rechten van accijnsproducten i is het door de richtlijn voorgeschreven administratieve document ingesteld.

1.2. Gezien de omvang van de geconstateerde fraude in het intracommunautaire verkeer van accijnsplichtige alcohol- en tabaksproducten, is door de directeuren-generaal van douane en indirecte belastingen op 26 maart 1997 een groep van hoog niveau ingesteld om de fraude in deze sectoren te onderzoeken, de problemen te identificeren en oplossingen voor te stellen.

1.3. Deze groep heeft in april 1998 rapport uitgebracht. Het rapport is door de directeuren-generaal van douane en indirecte belastingen aanvaard op 24 april 1998. De groep beval onder andere de Commissie en de lidstaten aan een geautomatiseerd systeem voor het intracommunautaire verkeer te ontwikkelen en in te voeren (punt 3.4.4).

1.4. De Commissie stelde vervolgens een mededeling aan de Raad op over maatregelen om de accijnsfraude te bestrijden (O/98/131). De Commissie kondigt daarin aan dat opdracht is gegeven voor een ,uitvoerbaarheidsstudie om de controle van het goederentransport te verbeteren door middel van informatietechnologie. Deze zal worden gefinancierd in het kader van het Fiscalis-programma."

1.5. Op basis van de mededeling is het rapport van de groep op 19 mei 1998 door de Raad Economische en Financiële Zaken goedgekeurd. In zijn conclusies onderstreept de Raad, in afwachting van het resultaat van de door de Commissie voorgestelde haalbaarheidsstudie, het belang van een geautomatiseerd controlesysteem als langetermijndoelstelling.

1.6. Het rapport is op 21 september 1998 voorgelegd aan het Europees Parlement.

1.

2. Aandeel van de accijnsopbrengsten in de totale belastingopbrengsten van de lidstaten


2.1. De thans beschikbare cijfers van Eurostat betreffen het jaar 1996. Voor alle lidstaten samen bedroegen de opbrengsten uit accijnsrechten 234 miljard euro op een totaalbedrag aan belastingopbrengsten van 2,881 biljoen euro, dat wil zeggen 8,1%.

2.2. Voor hetzelfde jaar wordt de fraude met accijnsrechten op tabak en alcohol, met uitzondering van minerale oliën, geschat op 4,8 miljard euro voor alle lidstaten samen. Dit cijfer wordt genoemd in het rapport van de groep op hoog niveau over de fraude op het gebied van alcohol en tabak. Het is gebaseerd op schattingen van de lidstaten.

2.

3. Haalbaarheidsstudie voor de automatisering van de accijnsheffing


3.1. Na publicatie van een bericht van aanbesteding in reeks C van het Publicatieblad (XXI/98/CB-5003) en de gebruikelijke selectieprocedure is voor de haalbaarheidsstudie opdracht gegeven aan de onderneming Alcatel TITN Answare. Het contract, met een looptijd van 14 maanden, is op 29 december 1998 ondertekend.

3.2. Uit de haalbaarheidsstudie, waarvan het eindverslag op 17 maart 2000 door de Commissie is goedgekeurd, blijkt dat het technisch haalbaar is de verwerking van gegevens betreffende het verkeer en de controle van accijnsgoederen te automatiseren. Het is heel goed mogelijk het administratief geleidedocument op papier, dat nu accijnsgoederen vergezelt die zich in het kader van de schorsingsregeling in het verkeer tussen de lidstaten bevinden, te vervangen door een elektronisch bericht tussen bedrijven via de betrokken nationale diensten. Met een dergelijk systeem kunnen de lidstaten onmiddellijk worden geïnformeerd over goederenbewegingen die aan de gang zijn, en kunnen zij voorafgaande controles, controles tijdens het verkeer en controles achteraf instellen wanneer zij zulks nodig achten. Ook het bedrijfsleven heeft grote belangstelling voor het systeem. De meeste ondernemingen beschouwen het als een vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten, omdat de papieren documenten worden afgeschaft en de communicatie op veiliger wijze geschiedt. Bovendien worden de tot zekerheid gestelde bedragen sneller vrijgegeven. De verzender krijgt onmiddellijk van de geadresseerde een bericht van de aankomst van de goederen, en dit bericht heeft dezelfde gevolgen als de huidige kopie 3 van het administratief geleidedocument, dat wil zeggen dat de gestelde zekerheid wordt opgeheven en de verzender van zijn aansprakelijkheid wordt ontheven. Technische gegevens over het overeenkomstig de haalbaarheidsstudie te ontwikkelen systeem zijn opgenomen in de bijlage bij dit voorstel voor een beschikking van de Raad.

3.3. Uit de studie blijkt ook de complexiteit van het op te zetten systeem. Dit moet 80 000 bedrijven verbinden met vijftien nationale diensten, die ook onderling verbonden zijn. Het systeem moet 24 uur per dag, 365 dagen per jaar continu functioneren, met slechts geringe onderbrekingen voor reparatie of onderhoud. Wat de inhoud van de berichten betreft verschilt het systeem van het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer (NCTS i), dat alleen de douanekantoren i onderling verbindt. Sommige functionaliteit is echter gemeenschappelijk (bijvoorbeeld de lijst van bevoegde douanekantoren in de lidstaten).

3.4. Alle kandidaat-lidstaten moeten volledig bij de voorbereiding worden betrokken, aangezien zij vanaf het moment van de toetreding, zodra een en ander operationeel is, op het systeem moeten worden aangesloten. Ook moeten zij daarvan de kosten dragen en aan de verplichtingen voldoen. Dit maakt het systeem nog complexer en moeilijker te beheren.

3.5. Uit de studie blijkt dat de tenuitvoerleggingsfase vijf jaar duurt vanaf het begin van de ontwikkelingswerkzaamheden. Deze relatief lange periode kan echter niet worden verkort. Voor het correcte functioneren van het systeem is namelijk een aantal voorbereidende werkzaamheden noodzakelijk: beheer van de codelijsten, accijnsbureaus, thesaurus van termen, harmonisatie van accijnsnummers en dergelijke.

3.6. Tenslotte blijkt uit de studie dat de kosten voor ontwikkeling en invoering en de jaarlijkse financiële en bestuurlijke exploitatielasten aanzienlijk kunnen zijn, zowel voor de nationale diensten als voor de Commissie (zie punt 4).

3.

4. Verbintenissen van de Commissie, de lidstaten en het bedrijfsleven


4.

4.1. Commissie


Wat de financiering van het systeem betreft was het oorspronkelijk de bedoeling, overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de Fiscalis-beschikking nr. 999/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 1998 i, dat de Commissie de communautaire componenten van de in te voeren systemen zou financieren, waaronder het systeem voor het verkeer van accijnsgoederen, overeenkomstig artikel 1, lid 1, van de toepassingsbeschikking nr. 98/532/EG van de Commissie van 8 juli 1998 i. Het totale budget voor het Fiscalis-programma bedraagt 40 miljoen euro voor de gehele looptijd van het programma, voor alle maatregelen die in het kader daarvan worden uitgevoerd.

Het bedrag dat de Commissie volgens raming zou moeten bekostigen, zowel voor de begeleidende maatregelen als voor de ontwikkeling van het informatiesysteem, is 35 miljoen euro (voor ontwikkeling en invoering in de jaren 2002 t/m 2006).

Dit wil dus zeggen dat het budget voor het Fiscalis-programma niet toereikend is voor de financiering van de communautaire onderdelen van het systeem, aangezien in het kader van dit programma ook andere maatregelen moeten worden gefinancierd. Voor de automatisering van het verkeer van en de controle op accijnsgoederen moet derhalve een specifiek budget worden toegewezen (zie artikel 10 van het voorstel voor een beschikking).

Na de fase van de tenuitvoerlegging en invoering van het systeem is voor beheer en exploitatie jaarlijks 4 miljoen euro nodig.

Wat het toezicht op en het beheer van het systeem betreft: voor het toezicht op de voortgang van de automatisering en de benutting van het budget moet een comité worden ingesteld. Naar aanleiding van het besluit van de Commissie van 8 mei 2001 zijn voor de verwezenlijking van het project 6 posten voor gedetacheerde nationale deskundigen toegewezen. DG Belastingen en douane-unie wijst er echter op dat volgens de raming 9 permanente posten vereist zijn (3 A, 5 B en 1 C).

5.

4.2. Lidstaten


Alleen de aspecten betreffende de financiering van het project moeten in aanmerking worden genomen. Enkele lidstaten hebben berekend welk bedrag ten laste zal komen van de lidstaten. Uit deze berekeningen blijkt dat dit voor alle fasen van de tenuitvoerlegging 5 tot 12 miljoen euro per lidstaat bedraagt, afhankelijk van de huidige stand van ontwikkeling en het aantal aan te sluiten bedrijven. Het budget voor de exploitatie van het systeem bedraagt circa 300 000 euro per jaar per lidstaat.

In het kader van de haalbaarheidsstudie konden de kosten die ten laste komen van de lidstaten niet in detail worden berekend, omdat de infrastructuur waarover de diensten kunnen beschikken, met name wat betreft opleiding, informatie, ondersteuning en ontwikkeling, voor de verschillende landen sterk uiteenloopt. Aan de hand van de technische gegevens die de haalbaarheidsstudie presenteert zal elke lidstaat zelf derhalve een evaluatie moeten verrichten. Met name moeten de lidstaten vaststellen of zij zelf over voldoende personeel beschikken voor de tenuitvoerlegging, dan wel dat zij daarvoor een beroep moeten doen op externe bedrijven. Deze factor is beslissend voor de berekening van de uiteindelijke kosten. Ook moeten de lidstaten de jaarlijkse exploitatiekosten berekenen aan de hand van de parameters die in de haalbaarheidsstudie worden gegeven. De taken die voor rekening komen van de lidstaten zijn dezelfde als vastgesteld bij Beschikking 98/532/EG (zie artikel 5 van het voorstel voor een beschikking).

4.3. Zowel voor de Commissie als voor de lidstaten zal bijna 50% van de investeringen nodig zijn voor beheer, coördinatie, opleiding, voorlichting en technische ondersteuning.

6.

4.4. Bevoegdheden van de Gemeenschap en van de lidstaten


Wat dit betreft kunnen de definities van communautaire componenten en niet-communautaire componenten gedeeltelijk worden overgenomen uit Beschikking 888/98/EG (zie artikel 3 van het voorstel voor een beschikking). De verplichtingen die ten laste komen van de Gemeenschap, met name de Commissie, zijn grotendeels dezelfde als vastgesteld bij Beschikking 98/532/EG (zie artikel 4 van het voorstel voor een beschikking).

7.

4.5. Bedrijfsleven


De kosten van het systeem voor elke aangesloten onderneming (alle betrokken ondernemingen moeten worden aangesloten) worden geraamd op ten hoogste 140 000 euro per betrokken onderneming voor de ontwikkeling en 15 000 euro per jaar per betrokken onderneming voor de bedrijfskosten. Deze raming is alleen van toepassing op grote ondernemingen die zelf een complete applicatie ontwikkelen met een geïntegreerde interface met het in te voeren computersysteem, en die daarvoor de nodige apparatuur en programmatuur moeten aanschaffen. Dit is bijvoorbeeld haalbaar voor bedrijven als tabaksondernemingen of oliemaatschappijen. Voor kleine bedrijven, zoals onafhankelijke wijnbouwers, zullen de kosten aanmerkelijk lager uitvallen, aangezien alleen een computer en een netwerkverbinding vereist zijn. De lidstaten zouden hiervoor een standaardapplicatie moeten ontwikkelen en deze gratis ter beschikking stellen aan elk bedrijf dat zulks wenst.

8.

4.6. Vergelijking


Opbrengsten: De cijfers die van enkele lidstaten zijn ontvangen, zijn vergeleken met de jaarlijkse nationale opbrengst aan accijnsrechten per lidstaat in 1997. De investering voor de lidstaten blijkt niet meer te zijn dan 0,02% tot 0,2% van dit bedrag.

Fraude: Gegeven het bedrag dat jaarlijks door fraude verloren gaat, kunnen de noodzakelijke investeringen en de exploitatiekosten voor alle betrokkenen snel rendabel blijken. Met het in te voeren systeem kan die fraude gedeeltelijk worden voorkomen dankzij de controle die de nationale diensten on line kunnen uitoefenen. Aangezien de oorspronkelijke investeringen niet meer zijn dan 0,2% van de jaarlijkse nationale accijnsopbrengsten, zouden de kosten ten laste van de begroting voor de Commissie en de lidstaten samen niet meer dan 5% van de jaarlijkse gederfde accijnsopbrengsten bedragen.

9.

5. Bereidheid tot implementatie


De automatisering van de accijnsheffing wordt door de nationale diensten en het bedrijfsleven gesteund en gewenst vanwege de resulterende vereenvoudiging van de administratie en versnelling van de afsluiting van transacties. Deze automatisering past in de algemene ontwikkeling in de richting van afschaffing van papieren documenten en vervanging door gecomputeriseerde verzending van gegevens.

Na het besluit van de Raad Economische en Financiële Zaken van 19 mei 1998 is gebleken dat de politieke wil bestaat om de accijnsheffing te automatiseren. Gezien echter de omvang, de complexiteit en de totale kosten van het project, is het van wezenlijk belang dat de lidstaten en de Commissie zich zowel juridisch als budgettair verbinden (zie artikel 2 van het voorstel voor een beschikking). Hierom wordt dit voorstel voor een beschikking bij het Europees Parlement en de Raad ingediend.