Toelichting bij COM(2003)150 - Ondertekening van de overeenkomst inzake wetenschappelijke en technische samenwerking met Israël

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Betreft: Voorstel voor een besluit van de Raad tot ondertekening van de overeenkomst inzake wetenschappelijke en technische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de staat Israël

1. Bij Besluit 1999/224/EG van 22 februari 1999 heeft de Raad een overeenkomst inzake wetenschappelijke en technische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de staat Israël gesloten, die op 8 maart 1999 in werking is getreden.

2. Bij deze overeenkomst wordt Israël geassocieerd bij alle specifieke programma's van het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie. In artikel 12, lid 4, van deze overeenkomst wordt bepaald: 'Indien de Gemeenschap een nieuw meerjarig kader programma voor onderzoek en ontwikkeling aanneemt, dan kan deze overeenkomst onder onderling overeen te komen voorwaarden worden herzien of hernieuwd.'

3. Op 29 maart 2002 heeft Israël de Commissie officieel verzocht om verlenging van de overeenkomst waarbij Israël wordt geassocieerd bij de activiteiten van het vijfde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap. Met de hernieuwde overeenkomst zou Israël worden betrokken bij alle activiteiten van de specifieke programma's van het zesde kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie van de Europese Gemeenschap (2002-2006).

4. Aangezien de samenwerking in het kader van de overeenkomst bevredigend is verlopen, lijkt het in het belang van de Gemeenschap de overeenkomst te verlengen, zodat de tenuitvoerlegging van het zesde kaderprogramma te baat kan worden genomen om de Europese onderzoekruimte uit te breiden.

5. Op 12 augustus 2002 heeft de Commissie derhalve de Raad verzocht om machtiging tot het voeren van onderhandelingen over de verlenging van de huidige overeenkomst. Op 5 november 2002 heeft de Raad daarmee ingestemd en voorzien in een voorlopige inwerkingtreding van de hernieuwde overeenkomst. Deze voorlopige toepassing zou het voor de Israëlische gegadigden mogelijk maken deel te nemen aan de eerste uitnodigingen tot het indienen van voorstellen voor het zesde kaderprogramma.

6. Over de verlenging van de overeenkomst is onderhandeld overeenkomstig de richtsnoeren bij het besluit van de Raad van 5 november 2002. De onderhandelingen hebben geresulteerd in de aan deze mededeling gehechte ontwerp-overeenkomst en de bijlagen daarvan, die op 17 december 2002 door de gemachtigde vertegenwoordigers van beide partijen werden geparafeerd.

7. De ontwerp-overeenkomst is gebaseerd op de beginselen van wederzijds profijt, wederkerigheid van mogelijke deelname aan programma's en activiteiten die elke partij uitvoert op de gebieden die onder de overeenkomst vallen, non-discriminatie, doeltreffende bescherming van de intellectuele eigendom en billijke verdeling van de intellectuele eigendomsrechten.

8. Gezien de bovenstaande overwegingen stelt de Commissie voor dat de Raad besluit

- dat de overeenkomst namens de Europese Gemeenschap wordt ondertekend en de voorzitter van de Raad wordt gemachtigd om de persoon aan te wijzen die bevoegd is om de overeenkomst namens de Gemeenschap te ondertekenen;

- dat de overeenkomst onmiddellijk na ondertekening ervan voorlopig in werking treedt.