Toelichting bij COM(2002)314 - Wijziging van de bijlage bij Verordening 1107/96 wat de benaming "feta" betreft

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Op 14 juli 1992 heeft de Raad Verordening (EEG) nr. 2081/92 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen i goedgekeurd.

De Griekse autoriteiten hebben de naam 'feta' op 21 januari 1994 volgens de vereenvoudigde procedure van artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 aangemeld voor registratie als beschermde oorsprongsbenaming (BOB). De Commissie heeft toen onderzocht of die registratieaanvraag voldeed aan de artikelen 2 en 4 van die verordening en geconcludeerd dat de benaming 'feta' aan de criteria voldeed en dus moest worden beschermd.

De Commissie heeft het 'feta'-dossier voorgelegd aan het bij Besluit 93/53/EEG van de Commissie i van 21 december 1992 opgerichte Wetenschappelijk Comité voor oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en specificiteitscertificering. Volgens artikel 2 van dat besluit heeft het Comité, dat bestaat uit hooggekwalificeerde deskundigen op het gebied van recht of landbouw, en met name met kennis op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten, tot taak om, op verzoek van de Commissie, alle technische vraagstukken in verband met de toepassing van de basisverordening te onderzoeken. Het gaat hierbij onder andere om vraagstukken als het al dan niet soortnaam-zijn van de benaming en andere factoren waarmee rekening moet worden gehouden bij de vaststelling of benamingen geografische aanduidingen of benamingen van oorsprong van landbouwproducten en levensmiddelen zijn.

Op 15 november 1994 heeft het Wetenschappelijk Comité met vier stemmen vóór en drie tegen op basis van de verstrekte informatie in zijn advies gesteld dat de benaming 'feta' voldeed aan de voorwaarden voor registratie op grond van Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad, en meer in het bijzonder van artikel 2, lid 3. In datzelfde advies heeft het Wetenschappelijk Comité op basis van de hem verstrekte informatie unaniem geconcludeerd dat de benaming 'feta' voor Griekse kaas geen soortnaam is in de zin van artikel 3, lid 1, van de basisverordening. Verder stelde het Comité dat het feit dat de benaming 'feta' geen soortnaam is, los staat van de rest van zijn advies en dat dat het onderzoek met betrekking tot de situatie van producten die legaal op de markt zijn in de zin artikel 13, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2081/92, onverlet laat. Volgens artikel 13 geldt een overgangsperiode van 5 jaar totdat de benaming 'feta' als beschermde oorsprongsbenaming geldt, en het gebruik van deze benaming door andere producenten wordt verboden.

Op 20 januari 1996 heeft de Commissie het Comité voor geografische aanduidingen (BGA's) en oorsprongsbenamingen (BOB's) (procedure III-b met termijn van drie maanden) gevraagd om advies uit te brengen over de ontwerpverordening, waaronder ook over 'feta' als 'BOB' (Beschermde Oorsprongsbenaming). De 45 stemmen vóór kwamen van België, Griekenland, Spanje, Italië, Luxemburg, Frankrijk en Portugal. De 42 stemmen tegen kwamen van Denemarken, Duitsland, Ierland, Nederland, het VK, Zweden, Finland en Oostenrijk. Denemarken, Duitsland, Ierland, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, Finland en Zweden noemden als redenen dat het voorstel productnamen als 'feta' bevatte, die naar hun mening soortnamen waren.

Aangezien advies van het Comité uitbleef, heeft de Commissie de ontwerpmaatregelen op 8 maart 1996 aan de Raad voorgelegd. Tijdens de Raad van ministers van Landbouw van 20 mei 1996 hebben Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Oostenrijk, Finland en Zweden zich tegen de voorgestelde maatregelen verzet. Het Verenigd Koninkrijk onthield zich van stemming. Griekenland, Spanje, Portugal, Italië, Luxemburg, België en Nederland waren vóór. De Commissie keurde de voorgestelde verordening goed, aangezien door de Raad en overeenkomstig de procedure van het Regelgevend Comité geen advies was uitgebracht. Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie, die hiervan het resultaat was, trad op 21 juni 1996 in werking.

Het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek hebben respectievelijk op 30 augustus, 9 september en 12 september 1996 op grond van artikel 173 van het EG-Verdrag (thans artikel 230EG) beroep aangetekend (in de respectievelijke zaken C-289/96, C-293/96 en C-299/96) met als doel Verordening (EG) nr. 1107/96 nietig te laten verklaren voorzover 'feta' daarin als BOB wordt geregistreerd.

Bovengenoemde regeringen beweerden dat registratie van het woord 'feta' als BOB de bestreden verordening om twee hoofdredenen ongeldig maakt. Hun eerste argument was dat niet is voldaan aan de vereisten waaraan een BOB volgens artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 moet voldoen. Zij wezen er daarbij met name op dat de registratie van 'feta' als BOB strijdig is met artikel 2, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2081/92, aangezien het geografische gebied dat onder de bescherming van de geregistreerde benaming valt vrijwel geheel Griekenland omvat, wat op grond van die verordening is uitgesloten voor niet-geografische traditionele benamingen, zoals in het onderhavige geval. Hun tweede argument was dat het woord 'feta' een soortnaam is geworden en daarom, gelet op de artikelen 3 en 17 van Verordening (EEG) nr. 2081/92, geen bescherming als BOB kan genieten. In artikel 3 van die verordening staat expliciet: 'benamingen die soortnamen zijn geworden, kunnen niet worden geregistreerd'.

De conclusie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap luidde dat de Commissie onvoldoende rekening had gehouden met alle op grond van Verordening (EEG) nr. 2081/92 vereiste factoren. In zijn arrest van 16 maart 1999 inzake de hierboven bedoelde gevoegde zaken, heeft het Hof besloten Verordening (EEG) nr. 1107/96 gedeeltelijk nietig te verklaren.

Vervolgens heeft de Commissie de lidstaten op 15 oktober 1999 verzocht uitputtende informatie te verstrekken over de productie en consumptie van 'feta' en de beschikbare kennis over de benaming 'feta'. De verstrekte gegevens worden samengevat in de overwegingen van de onderhavige ontwerpverordening. Deze informatie is aan het Wetenschappelijk Comité doorgegeven. Dit Comité is op 24 april 2001 unaniem tot de conclusie gekomen dat 'feta' een oorsprongsbenaming is die geen soortnaam is. De belangrijkste redenen waarom deze conclusie is getrokken, worden ook in de overwegingen van de ontwerpverordening uiteengezet.

Dit advies van het Wetenschappelijk Comité is op 20 november 2001 aan de lidstaten voorgelegd in het Regelgevend Comité. De lidstaten die nog steeds van mening waren dat zowel de door hen verstrekte gegevens (uit 1999) als de door de Commissie verstrekte samenvatting juist waren, waren Griekenland, het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Spanje, België, Oostenrijk, Portugal en Italië. Duitsland, Denemarken en Finland uitten twijfels over de bevindingen van het Wetenschappelijk Comité. Frankrijk en Zweden spraken zich niet uit. Ook werd een nieuwe ontwerpmaatregel inzake de registratie van 'feta' als BOB besproken, wat tot enkele kleine wijzigingen leidde.

De Commissie heeft de enigszins gewijzigde maatregel op 9 april aan het Regelgevend Comité voorgelegd, en dit comité op 16 mei 2002 om zijn advies over de ontwerpverordening gevraagd. Er werd geen advies uitgebracht, aangezien 47 stemmen vóór waren (Portugal, België, Griekenland, Spanje, Italië, Luxemburg, Nederland, Zweden en Finland), 23 stemmen tegen (Denemarken, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk), bij 17 onthoudingen (Frankrijk, Oostenrijk en Ierland).

1.

Redenen voor de tegenstemmen en onthoudingen:


Het Verenigd Koninkrijk sprak zijn waardering uit voor Griekenland, maar hield vol dat in het verleden grote hoeveelheden buiten Griekenland waren geproduceerd, zodat 'feta' een soortnaam is. Ook was het van mening dat de elementen die in de op 20 november 2001 aan het comité voorgelegde analyse waren opgenomen, moeilijk te begrijpen waren.

Ierland produceert een kleine hoeveelheid 'feta' en heeft dus geen al te groot belang bij een en ander.

Frankrijk is het eens met de door de Commissie op 20 november 2001 aan het Comité voorgelegde analyse en is ervan overtuigd dat 'feta' geen soortnaam is. Het is echter wel van mening dat het beter is de benaming 'feta' in combinatie met een geografische naam te gebruiken. Frankrijk heeft in 1996 beroep aangetekend tegen de registratie van de benaming 'feta'. Voor de productie van Franse 'feta'-kaas wordt voornamelijk schapenmelk, en in minder mate ook wel koemelk gebruikt

Denemarken is stellig van mening dat 'feta' een soortnaam is. Het heeft gewezen op onnauwkeurigheden in het verslag van het Wetenschappelijk Comité.

Oostenrijk vermeldde moeilijkheden te hebben gehad om de gegevens van de op 20 november 2001 voorgelegde analyse te begrijpen. Er moet rekening worden gehouden met de productie van 'feta' in andere lidstaten, evenals met de situatie in de kandidaat-lidstaten. Oostenrijk heeft zich van stemming onthouden op grond van zijn bilaterale overeenkomst met Griekenland over 'feta'.

Duitsland heeft zijn overbekende standpunt uit 1996 gehandhaafd. Het heeft verzocht om een Duitse vertaling van de voorgelegde analyse.

De Commissie erkende dat 'feta' momenteel in vele lidstaten wordt geproduceerd. Dit betekent echter niet dat het product een soortnaam is. Zij is bijvoorbeeld mening dat de 8 ton die in het Verenigd Koninkrijk wordt geproduceerd, geen grote hoeveelheid is. Bovendien wordt 'feta' in 14 van de 18 Engelse woordenboeken omschreven als een Griekse kaas, en in de 4 andere als een kaas uit Griekenland, het Midden-Oosten of de Balkan. Het is derhalve moeilijk te verdedigen dat 'feta' in het Verenigd Koninkrijk een soortnaam is. Ook benadrukte de Commissie het onafhankelijke karakter van het Wetenschappelijk Comité; zij heeft zich niet uitgelaten over de Deense afwijzing van het wetenschappelijke advies. Ten aanzien van de kandidaat-lidstaten herinnerde zij eraan dat overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2081/92 bij de bepaling of een benaming een soortnaam is alleen rekening wordt gehouden met het grondgebied van de EU.

Aangezien het bevoegde Regelgevende Comité geen advies heeft uitgebracht, dient de Commissie hierbij overeenkomstig artikel 5, lid 4, van Besluit 1999/468/EG tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden, het betrokken voorstel voor een verordening bij de Raad in, en stelt zij het Parlement hiervan in kennis.

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.