Toelichting bij COM(2000)340 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 2027/97 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Doel van het voorstel

1. De Commissie stelt hierbij voor de communautaire wetgeving aan te passen teneinde ervoor te zorgen dat de luchtvaartmaatschappijen in de EG de bepalingen van het nieuwe Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (Verdrag van Montreal), dat op 28 mei 1999 is ondertekend, tegelijkertijd volledig gaan naleven i.

2. Door het Verdrag van Montreal wordt een gemoderniseerd en uniform juridisch kader gecreëerd dat de aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappijen regelt voor de schade die door passagiers, bagage en vracht tijdens internationale reizen is opgelopen. Het is een aanzienlijke verbetering vergeleken met de huidige terzake geldende internationale regeling - het op het Verdrag van Warschau van 1929 gebaseerde systeem - en zal die regeling na verloop van tijd volledig vervangen.

3. Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad is vastgesteld om een moderne aansprakelijkheidsregeling voor luchtvaartmaatschappijen in de Europese Gemeenschap voor schade bij overlijden of lichamelijk letsel van passagiers op te zetten. De wijziging van deze verordening zorgt voor een volledige harmonisatie tussen de nieuwe internationale regels en de communautaire regeling. Daarnaast waarborgt het een uniforme toepassing van de Montreal-regels op alle door luchtvaartmaatschappijen uit de EG verrichte vervoersactiviteiten. Indien deze verordening niet wordt aangepast bestaat het gevaar dat het intracommunautaire verkeer te maken krijgt met een lappendeken van regelgeving, aangezien het Verdrag van Montreal betrekking heeft op internationaal luchtvervoer, terwijl Verordening (EG) nr. 2027/97 geldt voor alle door Europese luchtvaartmaatschappijen verrichte passagiersvervoer, ook op binnenlandse trajecten in de lidstaten. De voorgestelde wijzigingen op de verordening moeten ervoor zorgen dat de aansprakelijkheidsgrenzen en wettelijke verweermiddelen worden afgestemd op de Montreal-normen voor alle door Europese maatschappijen verrichte vervoer, ongeacht de route waarop het ongeval zich heeft voorgedaan. Daardoor zal een hoge mate van uniformiteit binnen de Gemeenschap worden verzekerd.

4. De enige substantiële toevoeging aan de bestaande communautaire regeling die wordt voorgesteld heeft betrekking op bagage en vertraging. Voorgesteld wordt de bepalingen van het Verdrag van Montreal die betrekking hebben op verlies, beschadiging en vernietiging van bagage, alsook op door vertraging veroorzaakte schade, in de communautaire regeling op te nemen. Zo zal ervoor worden gezorgd dat de communautaire wetgeving alle belangrijke aansprakelijkheidsaspecten bestrijkt die van belang zijn voor passagiers.

5. Voor bagage zou ten aanzien van de aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappijen uit de Gemeenschap een universele beperking tot 1000 bijzondere trekkingsrechten i d.i. circa EUR1440 gelden. Zoals bepaald in het Verdrag van Montreal is dit maximum niet van toepassing indien de passagiers bij het inchecken uitdrukkelijk te kennen hebben gegeven dat zij er bijzonder belang bij hebben dat de bagage ter bestemming wordt afgeleverd, zij het dat zij dan kunnen worden verzocht een bijkomend bedrag aan de luchtvaartmaatschappij te betalen om het extra risico te dekken.

6. Verlies en beschadiging van bagage komt meer voor dan enig ander incident of ongeval. Er dient dan ook voor te worden gezorgd dat Europese passagiers en luchtvaartmaatschappijen kunnen rekenen op een uniform aansprakelijkheidssysteem dat gebaseerd is op de principes van het Verdrag van Montreal. Aangezien de in Montreal vastgestelde aansprakelijkheidsgrens van 1.000 BTR relatief laag is, wordt in het voorstel luchtvaartmaatschappijen uit de EG tevens de verplichting opgelegd een eerlijke en transparante regeling toe te passen voor het in ontvangst nemen van bagage met een hogere waarde dan het vastgestelde maximum.

7. Wat betreft schade als gevolg van vertraging voorziet het voorstel in uitbreiding van de toepassing van de in Montreal vastgestelde aansprakelijkheidsgrens van 4.150 BTR (circa EUR6000) per passagier tot alle door luchtvaartmaatschappijen uit de Gemeenschap verrichte vervoersactiviteiten. Zoals ook in het Verdrag van Montreal is bepaald zullen luchtvaartmaatschappijen uit de EG niet aansprakelijk zijn voor dergelijke schade indien zij kunnen aantonen dat zij al het mogelijke hebben gedaan om de schade te voorkomen of dat het onmogelijk was iets te ondernemen.

1.

Achtergrond



8. De eerste internationale regels inzake de aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappijen voor overlijden of letsel van passagiers en voor verlies of beschadiging van bagage en vracht werden vastgesteld in het Verdrag van Warschau van 1929. In die periode stond de luchtvaart nog in de kinderschoenen en was vliegen nog een vrij riskante onderneming; als bescherming tegen buitensporige eisen tot schadevergoeding werd daarom bij het Verdrag van Warschau een reeks beperkingen op de aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappijen voor schade opgelegd. Volgens de huidige normen waren deze maxima uiterst laag en zelfs die welke werden opgenomen in de diverse wijzigingsovereenkomsten die samen de zogenoemde regeling van Warschau vormen, bieden over het algemeen een ontoereikende compensatie aan slachtoffers van ongevallen en personen te hunnen laste.

9. Aangezien de in de regeling van Warschau vastgelegde beperkingen op de aansprakelijkheid voor overlijden of letsel van passagiers steeds meer achterhaald raakten begon in de loop van de jaren tachtig een aantal landen, waaronder lidstaten van de EG, van hun nationale luchtvaartmaatschappijen en in sommige gevallen ook van alle op hun nationale markt opererende luchtvaartmaatschappijen te verlangen dat zij veel hogere maxima gingen toepassen. In de jaren negentig begon de luchtvaartsector zelf de ontoereikendheid van de regeling van Warschau voor de aansprakelijkheid ten aanzien van passagiers in te zien, en stelde als gevolg daarvan de internationale luchtvervoersvereniging (IATA) een vrijwillige regeling vast in het kader waarvan afzonderlijke luchtvaartmaatschappijen konden kiezen voor een systeem van ongelimiteerde aansprakelijkheid.

10. Gezien deze situatie en teneinde te zorgen voor een uniform systeem voor luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Gemeenschap (inclusief charter maatschappijen die niet onder de IATA-regeling vallen) heeft de Gemeenschap Verordening (EG) nr. 2027/97 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen vastgesteld. Sinds de inwerkingtreding van deze verordening op 9 oktober 1998 mogen luchtvaartmaatschappijen uit de Gemeenschap niet langer de in de regeling van Warschau vastgestelde lage aansprakelijkheidsgrenzen toepassen wanneer passagiers bij een ongeval omkomen of letsel oplopen. Ter vervanging van deze regeling is in de verordening namelijk een systeem van onbeperkte aansprakelijkheid voor dergelijke gevallen ingevoerd en bovendien moeten luchtvaartmaatschappijen uit de Gemeenschap slachtoffers van ongevallen en hun families voorschotten betalen die toereikend zijn om de onmiddellijke economische noden te lenigen. Tevens verbiedt de verordening luchtvaartmaatschappijen uit de Gemeenschap, bij eisen tot schadevergoeding tot een bedrag van 100.000 bijzondere trekkingsrechten, bij wijze van juridisch verweer aan te voeren dat zij alle mogelijke maatregelen hebben getroffen om het ongeval te voorkomen. Deze bepaling is bedoeld om de afhandeling van kleinere claims te vergemakkelijken, aangezien anders in dat soort gevallen een groot deel van de uitgekeerde schadevergoeding aan juridische kosten kan opgaan. Luchtvaartmaatschappijen van buiten de Gemeenschap zijn niet verplicht deze regeling toe te passen. Wanneer zij besluiten daarvan af te zien zijn zij echter verplicht hun Europese klanten daarvan in kennis te stellen bij de aankoop van hun vervoerbewijs, zodat deze als consument duidelijk over hun rechten worden geïnformeerd.

11. Toen de regeling van Warschau snel achterhaald begon te raken door diverse nieuwe initiatieven is besloten een nieuw mondiaal instrument te ontwikkelen dat het Verdrag van 1929 en de diverse wijzigingen daarop moest vervangen. De werkzaamheden werden op 28 mei 1999 afgerond op een internationale diplomatieke conferentie in Montreal, waar overeenstemming werd bereikt over een nieuw Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer.

12. Door het nieuwe Verdrag wordt een nieuw mondiaal juridisch kader inzake de aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappijen gecreëerd voor schade die optreedt tijdens internationale vliegreizen. Dit Verdrag, in de wandeling het Verdrag van Montreal genoemd, zal mettertijd volledig in de plaats komen van de zeventig jaar oude regeling van Warschau. Het voorziet met name in onbeperkte aansprakelijkheid voor overlijden en letsels van passagiers en in hogere aansprakelijkheidsgrenzen voor bagage en vracht. Wat het aspect onbeperkte aansprakelijkheid betreft, is het vergelijkbaar met de reeds in de Gemeenschap geldende regeling van Verordening (EG) 2027/97. Ook in een ander opzicht is het vergelijkbaar met de communautaire regeling: het voorziet namelijk in een eerste aansprakelijksniveau voor eisen tot schadevergoeding tot een bedrag van 100.000 BTR, waarbij luchtvaart maatschappijen hun aansprakelijkheid niet kunnen beperken of uitsluiten. Bovendien staat het Verdrag van Montreal individuele partijen bij het Verdrag uitdrukkelijk toe hun luchtvaartmaatschappijen te verplichten aan slachtoffers of personen te hunnen laste voorschotten te betalen die toereikend zijn om de onmiddellijke economische noden te lenigen in de eerste periode na het ongeval. Op grond van deze bepaling kan de Gemeenschap haar luchtvaartmaatschappijen een dergelijke verplichting blijven opleggen.

2.

3. Herziening van Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen


13. Door de vaststelling van Verordening (EG) nr. 2027/97 is voor de passagiers van luchtvaartmaatschappijen van de EG een beschermingsniveau tot stand gebracht dat veel hoger is dan dat wat door de regeling van Warschau werd geboden. Toen de verordening werd goedgekeurd was er geen zicht op snelle verbeteringen in de regeling van Warschau en daarom werd het noodzakelijk geacht er zo snel mogelijk voor te zorgen dat Europese passagiers na een ongeval een passende schadeloosstelling zouden ontvangen. Aangezien de verordening bindend is voor alle luchtvaartmaatschappijen van de Europese Gemeenschap, ongeacht het traject dat wordt geëxploiteerd, gelden de voorschriften voor binnenlands, Europees en internationaal passagiersvervoer. Dit is een belangrijk aspect van de verordening aangezien binnen de interne luchtvaartmarkt geen onderscheid dient te bestaan tussen internationale routes binnen de EU en binnenlandse routes in individuele lidstaten. De verordening zorgt voor een uniforme regeling voor alle routes binnen de Gemeenschap. In de verordening is ook het idee ingevoerd van door de luchtvaartmaatschappijen te betalen voorschotten om de onmiddellijke economische noden van de slachtoffers van ongevallen en personen te hunnen laste te lenigen.

14. Het Verdrag van Montreal en Verordening (EG) nr. 2027/97 voorzien in dezelfde basisregeling inzake de aansprakelijkheid voor overlijden of letsel van passagiers. Beide voorzien in ongelimiteerde aansprakelijkheid als algemene regel. Dit betekent dat een luchtvaartmaatschappij de aan een rechthebbende toegewezen schadevergoeding integraal dient te betalen, ongeacht het bedrag daarvan. Voor eisen tot schadevergoeding tot een bedrag van 100.000 BTR kan de luchtvaartmaatschappij haar aanprakelijkheid niet uitsluiten of beperken, tenzij zij kan aantonen dat de betrokken passagier de schade door nalatigheid heeft veroorzaakt of in de hand gewerkt. Wanneer de bepalingen van het Verdrag van Montreal binnen de Gemeenschap van toepassing worden zal dit bijgevolg geen nadelig effect hebben op de Europese normen. Op een aantal detailpunten moeten de communautaire voorschriften echter als volgt worden gewijzigd:

i) Naast de bestaande verwijzing naar het Verdrag van Warschau moet een verwijzing naar het Verdrag van Montreal worden opgenomen zodat het nieuwe Verdrag eveneens een toetssteen wordt en de verordening gelijke tred kan houden met de ontwikkelingen.

ii) De bepalingen inzake aansprakelijkheid, vrijstelling en schadeloosstelling in geval van overlijden of letsel dienen exact te worden afgestemd op de tekst van de corresponderende bepalingen van het Verdrag van Montreal, zodat voor alle luchtvaartmaatschappijen van de Gemeenschap, ongeacht of het om internationale, intracommunautaire of binnenlandse trajecten gaat, een uniforme regeling geldt. Voor het bereiken van exacte overeenstemming is gekozen voor een verwijzing naar het desbetreffende artikel van het Verdrag van Montreal.

iii) De formulering van de bepalingen inzake de betaling van voorschotten op schadevergoedingen moet in overeenstemming worden gebracht met de tekst van het Verdrag van Montreal en het bij overlijden van een passagier te betalen bedrag moet worden aangepast om rekening te houden met de sinds de vaststelling van Verordening (EG) nr. 2027/97 opgetreden inflatie.

iv) De bepalingen inzake informatieverstrekking aan passagiers moet worden verbeterd en vereenvoudigd, waarbij het accent moet komen te liggen op onderwerpen die werkelijk van belang zijn voor de passagiers. Alle passagiers die in de EG tickets kopen moeten goed worden voorgelicht over eventueel bestaande aansprakelijkheidsgrenzen. Het verstrekken van informatie aan de passagiers heeft immers als doel deze van tevoren te waarschuwen en de gelegenheid te bieden indien nodig een andere verzekeringsregeling te treffen. De overvloed aan informatie voor de passagiers die tegenwoordig samen met de tickets wordt verstrekt werkt eerder verwarrend dan verhelderend en de tekst van de voorgestelde verordening is er dan ook op gericht een algehele vereenvoudiging te helpen bewerkstelligen. Volgens het voorstel dienen de passagiers alleen in kennis te worden gesteld van de belangrijkste beperkingen, maar de informatie die hun wordt verstrekt moet volkomen accuraat zijn en specifiek betrekking hebben op hun vlucht. Voor de passagiers mag geen enkele onzekerheid blijven bestaan over de toegepaste beperkingen.

15. In aansprakelijkheid voor bagage en door vertraging veroorzaakte schade, zoals opgenomen in het Verdrag van Montreal, is niet voorzien bij Verordening (EG) nr. 2027/97. Om een uniforme regeling tot stand te brengen voor alle vormen van aansprakelijkheid ten aanzien van passagiers en hun bezittingen op alle door Europese luchtvaartmaatschappijen uitgevoerde vluchten, zowel intern als extern, moet de werkingssfeer van die verordening dienovereenkomstig worden uitgebreid. Daardoor wordt de passagiers meer zekerheid verschaft over hun rechten en wordt ervoor gezorgd dat de communautaire regeling naadloos aansluit bij de nieuwe mondiale regels van het Verdrag van Montreal.

3.

16. Naar de mening van de Commissie is een dergelijke uitbreiding volledig in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel:


- Binnen de interne luchtvaartmarkt van de Gemeenschap verstrekken de luchtvaartmaatschappijen hun diensten op basis van geharmoniseerde regels. Het regelen van de aansprakelijkheid van de luchtvaartmaatschappijen ten aanzien van hun passagiers is een essentieel onderdeel van het contract tussen de consument en de luchtvaartmaatschappij en de daarop betrekking hebbende regels zijn geharmoniseerd bij Verordening (EG) nr. 2027/97. Bij deze regeling is een uniform systeem ingevoerd voor alle Europese luchtvaartmaatschappijen en voor alle intracommunautaire en internationale routes. Met het onderhavige voorstel wordt beoogd de bestaande communautaire regeling volledig af te stemmen op de nieuwe mondiale regeling die is vastgesteld bij het Verdrag van Montreal van 1999 en wordt de toetreding van de Gemeenschap tot dat Verdrag geregeld.

- Aangezien binnen de Gemeenschap geen onderscheid wordt gemaakt tussen binnenlands en internationaal verkeer en de luchtvaartmaatschappijen in de hele Gemeenschap over de grenzen heen opereren, kan deze kwestie het beste op communautair niveau worden aangepakt.

- Maatregelen van de Gemeenschap op dit gebied zullen waarborgen dat uniforme regels gelden voor de aansprakelijkheid ten aanzien van passagiers en bagage voor alle door luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Gemeenschap verzorgde luchtreizen, zowel op internationale, intracommunautaire als binnenlandse routes, en zowel wat geregelde diensten als chartervluchten betreft.

17. Voor de inwerkingtreding van de herziene verordening geeft de Commissie beslist de voorkeur aan de vroegste datum die verenigbaar is met het communautaire wetgevingsproces en die de sector de nodige tijd geeft om zich aan te passen. Zij onderkent echter dat wanneer de inwerkingtreding plaatsvindt vóór die van het Verdrag van Montreal, dit aanleiding kan geven tot verwarring omtrent de verplichtingen van de luchtvaartmaatschappijen van de Gemeenschap. Zij stelt bijgevolg voor er zoveel mogelijk naar te streven dat dit gelijktijdig gebeurt.