Toelichting bij COM(2001)213 - Aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ALGEMENE OPMERKINGEN

De Europese Raad van Lissabon heeft zich vast voorgenomen de Europese financiële markten uiterlijk in 2005 te integreren. Een eengemaakte financiële markt zal het concurrentievermogen van de Europese economie bevorderen en de kosten van kapitaalverschaffing aan grote en kleine bedrijven verlagen. Een geïntegreerde markt die naar behoren gereglementeerd en bedrijfseconomisch solide is, zal ook voordelen voor de consument met zich meebrengen doordat zij meer zekerheid biedt tegen in gebreke blijvende instellingen. Het instrument voor de verwezenlijking van de geïntegreerde markt is het Actieplan voor financiële diensten, waarin is aangekondigd dat begin 2001 een voorstel voor een richtlijn betreffende het bedrijfseconomisch toezicht op financiële conglomeraten zou worden ingediend.

Een eengemaakte financiële markt in de EU gaat hand in hand met bedrijfseconomische soliditeit en financiële stabiliteit. De gestage, door de EU geleide convergentie van de toezichtvereisten, ondersteund door gemeenschappelijke basisregels en pragmatische middelen voor de tenuitvoerlegging en toepassing van de EU-richtlijnen waarmee wordt beoogd de gemeenschappelijke markt voor financiële diensten tot stand te brengen, heeft al in hoge mate tot de verwezenlijking van dit doel bijgedragen. Het toegenomen consolidatietempo en de grotere verwevenheid van de financiële markten vragen echter om doordachte structuren voor het beperken van en het uitoefenen van toezicht op de institutionele en systeemrisico's, vooral waar het gaat om sectoroverschrijdende groepen van verzekeringsondernemingen, banken en beleggingsondernemingen ("financiële conglomeraten"). In sommige lidstaten zijn deze zeer belangrijk (zoals in de Benelux en de Scandinavische landen) en behoren zij tot de grootste actoren op de financiële markten. In andere lidstaten is hun belang geringer of zelfs marginaal; hier kan echter verandering in komen. Betrouwbare cijfers over de betekenis van de financiële conglomeraten zijn nog niet beschikbaar, onder meer wegens het ontbreken van geharmoniseerde definities. Om het werkelijke belang van financiële conglomeraten in de EU te beoordelen, worden deze thans op initiatief van de diensten van de Commissie in kaart gebracht.

Gecombineerde financiële operaties kunnen ook nieuwe prudentiële risico's doen ontstaan of de bestaande verergeren. De kapitaalvereisten moeten derhalve adequaat zijn en in verhouding staan tot de risico's die worden genomen door financiële groepen die over de traditionele sectorale grenzen heen actief zijn. Waar nodig moet een einde worden gemaakt aan onverenigbaarheden tussen de sectorale regelgevingen, die achterpoortjes open laten en toezichtarbitrage mogelijk maken. De Unie moet ernaar streven de hoogste normen inzake bedrijfseconomisch toezicht op haar financiële instellingen te handhaven. Deze normen moeten de marktontwikkelingen volgen, en de kapitaalvereisten dienen de perfecte afspiegeling te zijn van de risico's die banken, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in de Unie lopen. De EU heeft internationaal het voortouw genomen in deze ontwikkelingen - sommige van de grootste financiële groepen in de EU zijn financiële conglomeraten - en heeft bijgedragen aan de werkzaamheden en aanbevelingen van het Gezamenlijk Forum van de G-10 voor financiële conglomeraten.

Doel van deze richtlijn is de stabiliteit van de Europese financiële markten te verzekeren, gemeenschappelijke normen inzake bedrijfseconomisch toezicht op de financiële conglomeraten in Europa in te voeren en gelijke concurrentievoorwaarden en rechtszekerheid voor de financiële instellingen te scheppen. Aldus voldoet de richtlijn aan de aanbevelingen van het Gezamenlijk Forum van de G-10 voor financiële conglomeraten. Ook zal zij voldoen aan de aanbevelingen van de groep-Brouwer over de stabiliteit in de financiële sector, die door de Raad (Ecofin) te Lissabon werden onderschreven.

1.

a) Behoefte aan een Europees wettelijk kader voor financiële conglomeraten


De huidige Europese regelgeving voor het toezicht op financiële instellingen is onvolledig. Op 'homogene' groepen financiële instellingen zijn reeds EU-richtlijnen voor specifieke prudentiële doeleinden van toepassing. Zo regelen Richtlijn 2000/12/EG betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen en Richtlijn 93/6/EEG inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen de consolidatie van bancaire groepen, groepen beleggingsondernemingen en groepen banken/beleggingsondernemingen, en Richtlijn 98/78/EG betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep het aanvullende toezicht op groepen verzekeringsondernemingen.

"Heterogene" groepen van het type financieel conglomeraat waarin instellingen van verschillende sectoren zijn samengebracht, zijn slechts in beperkte mate aan EU-regelgeving onderworpen en in feite bestaat er nog geen samenstel van voorschriften voor de uitoefening van het bedrijfseconomisch toezicht op financiële conglomeraten. Het huidige prudentiële kader van de EU vertoont dan ook belangrijke overlappingen en leemten wat de regelgeving voor financiële conglomeraten betreft.

Leemten zijn dat:

i) bepaalde soorten financiële groepen niet onder de bestaande richtlijnen vallen (zoals horizontale groepen); en

ii) belangrijke prudentiële aangelegenheden weliswaar in de sectorale richtlijnen betreffende het toezicht op bankgroepen, groepen beleggingsondernemingen en verzekeringsgroepen zijn geregeld, maar niet op het niveau van groepen van het type financieel conglomeraat (zoals voorkoming van multiple gearing van het toetsingsvermogen).

In de bestaande wetgeving zijn er overlappingen omdat:

iii) er sprake is van inconsistenties in de behandeling van vergelijkbare prudentiële vraagstukken; en

iv) eenzelfde financiële groep onder het toepassingsgebied van verschillende sectorale richtlijnen kan vallen (een gemengde verzekeringsholding kan bijvoorbeeld ook een financiële holding zijn in de zin van de bankrichtlijn).

Deze verschillen leiden niet alleen tot belangrijke prudentiële tekortkomingen in de regelgeving die voor financiële stabiliteit moet zorgen, maar ook tot verstoringen van de concurrentie op in alle andere opzichten uiterst concurrerende markten. Zij staan de ontwikkeling in de weg van een eengemaakte financiële markt die door gelijke concurrentievoorwaarden wordt gekenmerkt, en laten de autoriteiten en de financiële ondernemingen in onzekerheid over begrippen en definities.

Sommige lidstaten hebben de onvolkomenheid van het in de EU bestaande wettelijke kader voor financiële conglomeraten erkend en op eigen initiatief maatregelen genomen of gepland om het hoofd te bieden aan de toezichtproblemen die de hierboven beschreven groepsstructuren met zich meebrengen. Enkele lidstaten hebben de wetgeving aangevuld met bilaterale overeenkomsten in afwachting van toekomstige Europese wetgeving op financiële conglomeraten. De tot dusver door de lidstaten genomen maatregelen lopen qua reikwijdte en aanpak uiteen.

Gezien de toenemende grensoverschrijdende dimensie van groepen van het type financieel conglomeraat (sommige zijn zelfs wereldwijd actief) en de noodzaak gelijke concurrentieverhoudingen in de EU te handhaven en de stabiliteit van het financieel stelsel van de EU te beschermen, moet een oplossing worden gevonden voor de meest urgente problemen die in dergelijke structuren ontstaan. Dit zal de rechtszekerheid en -duidelijkheid voor de regelgevers, de toezichthouders en de markt ten goede komen en in belangrijke mate bijdragen tot de stabiliteit van het financieel stelsel van de EU. Om te zorgen dat de stabiliteit van de geïntegreerde Europese financiële markten goed wordt beschermd, is een gemeenschappelijk wettelijk kader nodig waardoor deze aangelegenheden worden geregeld. De behoefte aan een passend prudentieel kader voor financiële conglomeraten is ook door andere internationale fora erkend. Zo heeft het Gezamenlijk Forum voor financiële conglomeraten, dat de toezichthoudende autoriteiten van de vermelde drie financiële sectoren op de belangrijkste financiële markten vertegenwoordigt, onlangs een aantal aanbevelingen gedaan met betrekking tot de uitoefening van toezicht op financiële conglomeraten (februari en december 1999).

2.

b) In de richtlijn gevolgde aanpak


Met het voorstel wordt beoogd een specifieke prudentiële wetgeving voor financiële conglomeraten in te voeren. Voorts worden de eerste stappen gezet in de richting van een onderlinge afstemming van de richtlijnen voor homogene financiële groepen en voor financiële conglomeraten (om een einde te maken aan enkele belangrijke onverenigbaarheden) teneinde tot een minimale equivalentie in de behandeling van deze groepen te komen. Harmonisatie van de sectorale voorschriften is echter niet het belangrijkste doel van deze richtlijn en kan slechts geleidelijk tot stand worden gebracht.

Een eerste belangrijk punt is dat het streven van de toezichthouders om de kapitaaltoereikendheid van de onder hun toezicht staande entiteiten te waarborgen, niet mag worden doorkruist door het bestaan van sectoroverschrijdende financiële conglomeraten. Dit vereist maatregelen om te voorkomen dat twee of meer entiteiten van hetzelfde financiële conglomeraat tegelijkertijd hetzelfde kapitaal gebruiken als buffer tegen risico's ("multiple gearing") en dat een moederonderneming leningen aangaat en deze middelen in de vorm van vermogen doorsluist naar haar onder toezicht staande dochterondernemingen ("excessive leveraging"). Bij de ontwikkeling van methoden voor de beoordeling van de kapitaaltoereikendheid moet rekening worden gehouden met de voorschriften inzake kapitaaltoereikendheid in elke sector, hun doeltreffendheid en de redenen voor verschillen. De sectorale methoden voor de beoordeling van de kapitaaltoereikendheid worden bijgevolg als gegeven beschouwd, omdat zij een afspiegeling vormen van het uiteenlopende karakter van de activiteiten in elke sector, de verschillende risico's waaraan deze sectoren zijn blootgesteld en de verschillende benaderingen die de toezichthouders en/of ondernemingen volgen bij de risicobewaking en -beheersing. Dit betekent ook dat de richtlijn niet afdoet aan de lopende discussie over de herziening van de solvabiliteitsvereisten in de banksector.

Het voorstel voert doelmatige EU-regelgeving in om de toezichtproblemen met betrekking tot de transacties en risicoposities binnen een financieel conglomeraat op te lossen. Daar het nog niet mogelijk is op dit gebied kwantitatieve grenswaarden vast te stellen, moet een adequate en doeltreffende benadering van het toezicht op transacties en risicoposities binnen een groep op de volgende drie pijlers berusten:

* een interne managementstrategie met effectieve interne controle- en risicomanagementprocedures,

* rapportageverplichtingen voor de uitoefening van het toezicht, en

* effectieve handhavingsbevoegdheden voor de toezichthouders.

De sectoroverschrijdende ontwikkelingen tonen duidelijk aan dat behoefte bestaat aan coördinatie-afspraken tussen de toezichthouders om een efficiënt en adequaat toezicht op grensoverschrijdende financiële conglomeraten te waarborgen. De aanwijzing van een coördinator voor een financieel conglomeraat heeft de volgende voordelen:

* vermijding van tekortkomingen in het bedrijfseconomisch toezicht op het conglomeraat, hetgeen de financiële stabiliteit ten goede komt;

* vermijding van dubbele controles, die omslachtig en duur zijn, zowel voor de toezichthouders als voor de gecontroleerde entiteiten van de groep;

* vereenvoudiging van de procedures en het toezicht.

De rol en verantwoordelijkheden van de coördinator(s) hangen in hoge mate af van de specifieke omstandigheden waarin een financieel conglomeraat verkeert, zoals het rechtskader en het risicoprofiel van de betrokken instelling. Bij de vaststelling van de regels voor de aanwijzing van de coördinator(s) en eventuele nadere regelingen of verplichtingen met betrekking tot zijn (hun) taken wordt daarmee rekening gehouden.

Samenwerking tussen de betrokken toezichthouders en uitwisseling van informatie zijn voorwaarden voor een effectief toezicht. Geen van de in deze richtlijn voorgestelde toezichtinstrumenten zal effectief functioneren als er geen goede informatiedoorstroming is van de entiteiten in een financieel conglomeraat naar de toezichthouders en tussen de toezichthouders onderling.

3.

2. BESCHRIJVING VAN DE ARTIKELEN


Artikel 1 - Doel

De richtlijn is van toepassing op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen (met andere woorden gereguleerde entiteiten) waarvan het hoofdkantoor in de EU gevestigd is. Wanneer dergelijke entiteiten deel uitmaken van een financieel conglomeraat, zijn zij onderworpen aan aanvullend bedrijfseconomisch toezicht, en dit in de mate en op de wijze zoals bepaald in de richtlijn. Teneinde al te ongelijke concurrentievoorwaarden tussen de gereguleerde entiteiten van verschillende financiële sectoren te voorkomen, brengt de richtlijn voorts een aantal wijzigingen aan in de bestaande sectorale prudentiële regelgeving.

4.

Artikelen 2 en 3 - Definities


In artikel 2 worden de voornaamste begrippen voorgesteld en gedefinieerd waarop deze richtlijn is gebaseerd. Daar het om nog niet gereglementeerde terreinen gaat, moeten begrippen worden ingevoerd en gedefinieerd die in de bestaande wetgeving niet voorkomen. De voornaamste begrippen zijn financieel conglomeraat en gemengde financiële holding. De definities van deze begrippen zijn van essentieel belang om het toepassingsgebied van de richtlijn af te bakenen: is een bepaalde groep een financiële groep met homogene financiële activiteiten die op het niveau van de groep onder de bestaande sectorale richtlijnen blijven vallen waarnaar in afdeling 1 van deze toelichting wordt verwezen; of is het een gemengde groep met zowel financiële als niet-financiële activiteiten, die onderworpen zijn aan een beperkt toezicht volgens de bestaande sectorale richtlijnen; of is het een overwegend financiële groep met heterogene financiële activiteiten ("financieel conglomeraat"), die onder deze nieuwe richtlijn vallen. Twee drempelwaarden worden ingevoerd: een eerste maakt onderscheid tussen financiële en niet-financiële groepen (drempel van 50%, artikel 2, punt 13, sub a)); een tweede maakt onderscheid tussen homogene groepen en financiële conglomeraten (drempel van 10%, artikel 2, punt 13, sub d)). Deze drempels worden nauwkeuriger omschreven in artikel 3.

Een ander kernbegrip van deze richtlijn is de definitie van een groep (artikel 2, punten 11 en 12). Om alle relevante groepen, hoe zij ook gestructureerd zijn, te omvatten, wordt een ruime definitie gebruikt die gebaseerd is op het begrip 'nauwe banden' dat werd ingevoerd door de zogenaamde post-BCCI-richtlijn. Dit begrip is echter verder uitgewerkt om ook andere groepen te bestrijken die relevant zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de richtlijn, zoals groepen van entiteiten waartussen geen kapitaalbanden bestaan, maar die op uniforme basis worden beheerd en waarvan de lidstaten op grond van de jaarrekeningenwetgeving geconsolideerde jaarrekeningen mogen eisen.

5.

Artikel 4 - Bereik van het aanvullende toezicht


Bij het vaststellen van voorschriften betreffende het aanvullende toezicht op gereguleerde entiteiten die deel uitmaken van een financieel conglomeraat (zie artikel 1), maakt de richtlijn onderscheid tussen financiële conglomeraten waarvan de moederonderneming in of buiten de Gemeenschap gevestigd is: de regeling is verschillend maar in beginsel gelijkwaardig.

Omdat sommige groepen niet onder de definities van artikel 2 vallen maar toch financiële entiteiten hebben die op de financiële markten een belangrijke activiteit ontplooien, zodat het uitoefenen van toezicht erop aan de doelstellingen van de richtlijn zou beantwoorden, biedt de richtlijn de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid ook deze speciale groepsstructuren aan het aanvullende toezicht te onderwerpen, mits aan welbepaalde voorwaarden is voldaan.

Voor de volledigheid en om moreel risico te voorkomen, wordt in de richtlijn ook bepaald dat opname van niet-gereguleerde entiteiten in het aanvullende toezicht op de groep niet betekent dat deze entiteiten aan individueel toezicht onderworpen zijn.

6.

Artikelen 5 en 6 - Kapitaaltoereikendheid, transacties binnen een groep en risicoconcentratie Artikel 18, lid 1, artikel 19, lid 1, artikel 23, lid 1, en artikel 25, lid 2 - Management


De richtlijn voert een reeks kwantitatieve en kwalitatieve voorschriften in met betrekking tot de uitoefening van het toezicht op gereguleerde entiteiten in een financieel conglomeraat. Deze voorschriften hebben met name betrekking op kapitaaltoereikendheid, transacties binnen de groep en risicoconcentratie enerzijds en management anderzijds. Gereguleerde entiteiten in een financieel conglomeraat moeten ook voldoen aan eisen wat betreft de geschiktheid van hun aandeelhouders. Er is echter geen behoefte aan nieuwe specifieke wetgeving op dit gebied, omdat de huidige sectorale voorschriften reeds een toereikende rechtsgrond voor de conglomeraatstructuren vormen.

Gereguleerde entiteiten die aan het hoofd van een financieel conglomeraat staan of deel uitmaken van een financieel conglomeraat waarvan de moederonderneming een gemengde financiële holding met hoofdkantoor in de Unie is, zijn aan het aanvullende toezicht onderworpen met betrekking tot hun solvabiliteit, het voorkómen van multiple gearing van het toetsingsvermogen binnen de groep (artikel 5) en de risicoconcentratie en transacties binnen de groep (artikel 6).

In afdeling 1 van deze toelichting wordt aangegeven dat de bestaande kapitaaltoereikendheidsvoorschriften in elke sector in aanmerking worden genomen (zie afdeling 1, sub b)). De richtlijn voorziet in verschillende technische methoden voor de berekening van de solvabiliteit op het niveau van een financieel conglomeraat. Deze methoden zijn niet nieuw, maar worden tot op zekere hoogte reeds toegepast bij de uitoefening van het toezicht volgens de sectorale voorschriften. Voorts heeft het Gezamenlijk Forum voor financiële conglomeraten de geschiktheid en gelijkwaardigheid van deze methoden getoetst (zie het document 'Toezicht op financiële conglomeraten' van het Gezamenlijk Forum van februari 1999). De richtlijn schrijft ook voor dat de financiële conglomeraten een gepast kapitaaltoereikendheidsbeleid op groepsniveau moeten voeren.

Wat de risicoconcentratie op groepsniveau betreft, voorziet de richtlijn niet in kwantitatieve limieten zoals sommige sectorale wetgevingen wel doen. Het bleek onmogelijk een gemeenschappelijke aanpak voor alle sectoren vast te stellen zonder verder grondig onderzoek te verrichten naar de voordelen en mogelijke nadelen. Op langere termijn valt echter niet uit te sluiten dat dergelijke limieten worden ingevoerd (zie ook overweging 3 van de richtlijn). Inmiddels schrijft de richtlijn voor dat financiële conglomeraten voor de transacties binnen de groep en de risicoconcentratie passende risicomanagementmethoden moeten toepassen en dat de bevoegde autoriteiten kwantitatieve limieten mogen invoeren waar dat in het licht van de doelstellingen van de richtlijn nodig wordt geacht.

Wat de deskundigheid en betrouwbaarheid van het management van de gereguleerde entiteiten in een financieel conglomeraat betreft, moet rekening worden gehouden met de recente marktontwikkelingen. Vooral bij financiële conglomeraten bestaat de neiging deze te besturen volgens de verschillende bedrijfsonderdelen in plaats van volgens de traditionele aanpak op basis van de juridische entiteiten. Daar de eisen inzake deskundigheid en betrouwbaarheid betrekking hebben op het management van gereguleerde entiteiten die onder de sectorale voorschriften vallen, is het wenselijk de sectorale voorschriften te wijzigen (zie in dit verband hoofdstuk IV van de richtlijn).

7.

Artikelen 7 tot en met 13 - Maatregelen om het aanvullende toezicht te vergemakkelijken


Deze artikelen voorzien in verschillende maatregelen ter vergemakkelijking van het aanvullende toezicht. Zij heffen de juridische belemmeringen op waardoor de uitwisseling van informatie tussen entiteiten in een financieel conglomeraat wordt bemoeilijkt. Zij behandelen ook de samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten die bij het toezicht op de gereguleerde entiteiten in een bepaald financieel conglomeraat betrokken zijn. Een belangrijke bepaling is die welke betrekking heeft op de aanwijzing van de met de coördinatie van de uitoefening van het aanvullende toezicht belaste bevoegde autoriteit (de 'coördinator'). Met de aanwijzing van een coördinator wordt eveneens beoogd de samenwerking tussen de betrokken toezichthouders te vergemakkelijken en duidelijkheid te scheppen over de rol die eenieder in de uitoefening van het aanvullende toezicht te vervullen heeft. De richtlijn bevat met name criteria voor het aanwijzen van de autoriteit die het meest geschikt is om als coördinator op te treden en voor het bepalen van diens taken. Andere artikelen hebben betrekking op de verificatie ter plaatse van informatie die aan de bevoegde autoriteiten is gerapporteerd en op de organisatie van de samenwerking met de autoriteiten van derde landen.

8.

Artikel 14 - Moederondernemingen buiten de Gemeenschap


Dit artikel bepaalt dat de bevoegde autoriteiten moeten nagaan of gereguleerde entiteiten met hoofdkantoor in de Gemeenschap die tot een 'niet-EU-groep' behoren op gelijkwaardige wijze worden gecontroleerd als gereguleerde entiteiten die deel uitmaken van een 'EU-groep'. Indien dat niet het geval is, moeten naar analogie de voorschriften worden toegepast die voor dit laatste type financiële conglomeraten gelden. De bevoegde autoriteiten mogen ook de oprichting van een Europese subholding verlangen, waarop zij dan de bepalingen inzake de uitoefening van het aanvullende toezicht toepassen.

9.

Artikelen 16 en 17 - Comitéprocedure


Met het oog op een tijdige aanpassing van de technische voorschriften voor de financiële conglomeraten aan de snelle ontwikkelingen op de financiële markten, teneinde de financiële stabiliteit te handhaven en de Europese gereguleerde entiteiten gelijke concurrentievoorwaarden op de wereldwijde financiële markten te garanderen, voorziet de richtlijn in de oprichting van een speciaal comité dat de Commissie zal bijstaan. Het comité zal het comitologiebesluit (1999/468/EG) naleven. De instelling van dit nieuwe comité zal naar verwachting geen gevolgen hebben voor de begroting daar het comité in de plaats komt van een bestaand adviesorgaan (de gemengde werkgroep van technische deskundigen voor het bedrijfseconomisch toezicht op financiële conglomeraten).

10.

Artikelen 18 tot 25 - Wijzigingen op de sectorale wetgeving


Om toezichtarbitrage tussen de sectorale toezichtregelingen en de regeling voor financiële conglomeraten, alsook overlapping en 'onderlapping' tussen de verschillende toezichtregelingen te voorkomen, dienen de onderscheiden sectorale regelingen te worden aangepast en aangevuld om ze tot een bepaald minimumniveau te brengen (zie afdeling 1).

Daarom zijn wijzigingen aangebracht in de sectorale definities van 'deelneming', 'verbonden onderneming', 'financiële holding', 'verzekeringsholding', 'gemengde holding' en 'gemengde verzekeringsholding'. Voorts zijn de bestaande sectorale voorschriften betreffende de onderlinge raadpleging van bevoegde autoriteiten met elkaar in overeenstemming gebracht, alsook de voorschriften betreffende de verificatie ter plaatse en de voorschriften over de aftrek van eigenvermogensinstrumenten in andere financiële entiteiten ter voorkoming van multiple gearing. Ten slotte zijn de sectorale toezichtvoorschriften betreffende de transacties binnen gemengde holdings en tussen de dochterondernemingen ervan nader gepreciseerd.