Toelichting bij COM(2001)292 - Rectificatie met ingang van 1 juli 2000 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de EG

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. PREAMBULE

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 65 van het Statuut en in artikel 1 van bijlage XI van het Statuut stelt de Raad jaarlijks een onderzoek in naar het bezoldigingspeil van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Gemeenschappen, aan de hand van een door de Commissie ingediend rapport.

In dit rapport worden de verschillende parameters vastgesteld waarvan bij het jaarlijks onderzoek moet worden uitgegaan, met name de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in Brussel (samengesteld indexcijfer : gemeenschappelijk indexcijfer + component Brussel-hoofdstad), de ontwikkeling van de koopkracht van de bezoldigingen bij de nationale overheidsdiensten (specifieke indicator), en de economische pariteiten op grond waarvan de verschillende aanpassingscoëfficiënten worden berekend.

In februari 2001 heeft Italië de bezoldigingen voor het jaar 2000, die ten gevolge van een belastinghervorming zijn herzien, aan Eurostat meegedeeld. De specifieke indicator en de aanpassing voor het jaar 2000 moeten derhalve worden herzien, rekening houden met deze nieuwe gegevens.

2. ONTWIKKELING VAN DE KOOPKRACHT VAN DE BEZOLDIGINGEN VAN DE NATIONALE AMBTENAREN

Specifieke indicator

Eurostat heeft, aan de hand van de door de lidstaten verstrekte gegevens  i, voor iedere lidstaat en per categorie van ambtenaren, de ontwikkeling van de bezoldigingen in de nationale overheidsdiensten vastgesteld over de referentieperiode van 1.7.1999 tot 1.7.2000.

De herziene specifieke indicator, die de netto reële ontwikkeling weergeeft van de bezoldigingen van de nationale ambtenaren in de centrale overheidsdiensten, bedraagt voor de periode van 1.7.1999 tot 1.7.2000 -0,1 % (-0,3 % vóór rectificatie).

In tabel A is de ontwikkeling voor iedere lidstaat weergegeven.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

3. ONTWIKKELING VAN DE KOSTEN VAN LEVENSONDERHOUD IN BRUSSEL

Het gemeenschappelijke indexcijfer waarmee de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in Brussel over de periode van 1.7.1999 tot 1.7.2000 wordt weergegeven, bedraagt volgens de berekeningen van Eurostat 102,5. Het Belgische indexcijfer (component Brussel-hoofdstad) bedraagt over deze referentieperiode 102,0.

4. VOORGESTELDE AANPASSING

De bezoldigingen moeten per 1.7.2000 worden aangepast ten einde rekening te houden met de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud die tijdens de referentieperiode in de respectieve standplaatsen is vastgesteld.

Het Belgische indexcijfer (component Brussel-hoofdstad) is met 2,0 % gestegen en het gemeenschappelijk indexcijfer over de periode van 1.7.1999 tot 1.7.2000 bedraagt 2,5 %; de coëfficiënt die overeenkomstig artikel 3, lid 2, van bijlage XI van het Statuut in de bezoldigingen voor Brussel moet worden verwerkt wat de kosten van levensonderhoud betreft, bedraagt dus 2,4 % (25 % x 2,0 % + 75 % x 2,5 %).

De ontwikkeling van de koopkracht van de ambtenaren van de centrale overheidsdiensten in de lidstaten over de periode van 1.7.1999 tot 1.7.2000, welke tot uitdrukking komt in de specifieke indicator, bedraagt -0,1 % (-0,3 % vóór rectificatie).

Hieruit vloeit voor de bezoldigingen van de in Brussel en in Luxemburg tewerkgestelde ambtenaren een netto nominale aanpassing voort van 2,3 % (102,4 x 99,9/100) (2,1 % vóór rectificatie).

De nieuwe aanpassingscoëfficiënten gaan voor alle standplaatsen in per 1.7.2000, behalve voor de onderstaande standplaatsen :

- Ierland, 16.5.2000

Bij de vaststelling van de op grond van deze rectificatie na te betalen bedragen zal derhalve rekening worden gehouden met de reeds verrichte betalingen  i.