Toelichting bij COM(2000)590 - Goedkeuring van een overeenkomst met elk van de EVA-landen die tariefpreferenties verlenen in het kader van het SAP (Noorwegen en Zwitserland), volgens welke goederen uit Noorwegen of Zwitserland bij binnenkomst in het douanegebied van de EG worden behandeld als goederen die een component van gemeenschappelijke oorsprong bevatten (wederkerige overeenkomst)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

De cumulatie van de oorsprong tussen de Gemeenschap en de begunstigde landen van het stelsel van algemene preferenties (SAP) is sedert 1995 van toepassing. Deze cumulatie van de oorsprong ("element van het donorland") is voor de begunstigde landen van het SAP een stimulans om bestanddelen van oorsprong uit de Gemeenschap te gebruiken. Deze worden dan als van oorsprong uit de betrokken landen beschouwd, hetgeen de naleving van de oorsprongscriteria vergemakkelijkt.

De Gemeenschap en de landen van de EVA (destijds zes) hebben in 1980 overigens beslist het onderlinge verkeer van goederen die voor een van de zeven betrokken SAP-schema's (het schema van de Gemeenschap en de zes schema's van elk van de EVA-landen) in aanmerking komen te vereenvoudigen. Deze regeling was destijds gebaseerd op eenvoudige bilaterale administratieve afspraken die niet officieel werden bekendgemaakt.

De regeling maakt het mogelijk dat wanneer goederen die vergezeld gaan van een certificaat van oorsprong formulier A het douanegebied van één van de zeven preferenties verlenende landen binnenkomen en al deze goederen of een gedeelte daarvan voor één of meer andere van deze douanegebieden bestemd zijn, het genoemde certificaat door een nieuw certificaat wordt vervangen (artikel 89 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van 2 juli 1993, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 12/97 van 18 december 1996).

Deze regeling kon worden ingevoerd omdat het SAP van de Gemeenschap en dat van de EVA-landen (momenteel Zwitserland en Noorwegen) op vergelijkbare beginselen berusten, in het bijzonder wat de oorsprongscriteria betreft. Dit zijn namelijk de door de Gemeenschap toegepaste criteria die door elk van de twee genoemde landen werden overgenomen. Aan het parallellisme tussen deze beginselen kwam echter een einde in 1995 toen de Gemeenschap besloot de in de eerste alinea bedoelde cumulatie in te voeren.

In 1998 werden de Zwitserse en Noorse wetgeving evenwel gewijzigd en werd in het SAP van deze landen een vergelijkbare cumulatieregeling ingevoerd. Dit betekent derhalve logischerwijze dat, indien deze regeling wordt gehandhaafd voor alle goederen die voor één van deze SAP's in aanmerking komen, elk van de drie partijen bestanddelen van oorsprong uit elk van de twee andere partijen erkent als van oorsprong uit het begunstigde land in de zin van haar eigen cumulatiebepalingen. In de praktijk komt het erop neer dat de Gemeenschap preferenties toekent voor goederen van oorsprong uit de begunstigde landen die een aantal bestanddelen van Zwitserse en/of Noorse oorsprong bevatten, terwijl deze twee landen van hun kant goederen toelaten die componenten uit de Gemeenschap bevatten.

Met andere woorden de Gemeenschap en de EVA zullen componenten van de twee andere partijen aanvaarden die in door de ontwikkelingslanden uitgevoerde goederen zijn verwerkt. Zodoende wordt het parallellisme tussen de SAP-schema's gehandhaafd, in het bijzonder wat de regels van oorsprong betreft, en wordt het intensieve goederenverkeer binnen de economische ruimte van deze drie reeds zeer sterk geïntegreerde douanegebieden niet verstoord (voorbeeld : een zending Braziliaanse producten wordt in Nederland ingeklaard en vervolgens in deelzendingen naar Duitsland en Zwitserland verzonden, waarbij de Nederlandse douane voor het laatstgenoemde land een vervangingscertificaat afgeeft). De economie van de Gemeenschap is echter groter dan die van Zwitserland en Noorwegen zodat mag worden aangenomen dat meer componenten uit de Gemeenschap via de begunstigde landen de EVA-landen zullen binnenkomen dan vice versa.

Om deze reden heeft de Commissie de Raad om een mandaat verzocht voor onderhandelingen met Zwitserland en Noorwegen over twee gelijklopende overeenkomsten in de vorm van briefwisselingen die deze regeling in het internationale recht zullen verankeren. Deze overeenkomsten dienen de volledige procedure van de vervangingscertificaten te bestrijken, ongeacht of de goederen, dankzij de bilaterale cumulatie, aan de oorsprongsregels voldoen. Gebleken is namelijk dat de overeenkomsten van 1980 niet alle voor het internationale recht vereiste waarborgen bieden.

Nadat de Raad de Commissie op 29 maart 1996 een onderhandelingsmandaat had verstrekt, werden met de Zwitserse en de Noorse autoriteiten onderhandelingen geopend,waarvan het resultaat in de bijgaande ontwerp-briefwisselingen is neergelegd. Deze bepalingen zijn het resultaat van technisch overleg tussen de drie partijen, die sedert korte tijd de bilaterale cumulatie toepassen.

Opgemerkt zij dat, ondanks de aan het begin van de onderhandelingen beoogde regelingen, de visserij- en landbouwproducten van het toepassingsgebied van deze overeenkomsten zijn uitgesloten (hoofdstukken 1 tot 24 van de GN).

Tot slot zij opgemerkt dat deskundigen uit de lidstaten deze teksten in het Comité Douanewetboek (afdeling oorsprong) aan een technisch onderzoek hebben onderworpen.