Toelichting bij COM(2000)569-2 - Wijziging van het statuut van de ambtenaren van de EG en van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen wat betreft de wijze van aanpassing van de bezoldigingen en de tijdelijke bijdrage (ingediend door de Commissie overeenkomstig artikel 283 van het Verdrag tot oprichting van de EG)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

C 29 E/198


NL


Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen


30.1.2001

Voorstel voor een verordening (EG, EGKS, Euratom) van de Raad tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen wat betreft de wijze van aanpassing van de
bezoldigingen en de tijdelijke bijdrage

(2001/C 29 E/05)

COM(2000) 569 def. — 2000/0231(CNS)

(Ingediend door de Commissie overeenkomstig artikel 283 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen-

schap op 13 september 2000)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen-schap, inzonderheid op artikel 283, lid 1,

Gelet op het Statuut van de ambtenaren van de Europese Ge-meenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad ('), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (Euratom, EGKS, EG), inzonderheid op de artikelen 63, 64, 65, 65 bis en 82, op bijlage XI bij het Statuut, en op artikel 20, eerste alinea, en artikel 64 van de Regeling,

Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na advies van het Comite voor het Statuut,

Gezien het advies van het Europese Parlement,

Gezien het advies van het Hof van Justitie,

Gezien het advies van de Rekenkamer,

(Na kennis te hebben genomen van het Verslag van het Over-legcomite, ingesteld bij het besluit van de Raad van 23 juni 1981),

Overwegende hetgeen volgt:

In aansluiting op zijn besluiten van 20 maart 1972, 26 juni 1976 en 31 december 1981 heeft de Raad de Verordenin-gen (EGKS, EEG, Euratom) nr. 3830/1991 en 3831/1991 (2) vastgesteld, waarmee enerzijds een bijlage XI aan het Sta-tuut werd toegevoegd waarin de methode voor de aanpas-sing van de bezoldigingen wordt bevestigd en nader toege-licht, en waarmee anderzijds een artikel 66 bis werd inge-voegd, waarmee een tijdelijke bijdrage wordt ingesteld die op de bezoldiging van de ambtenaren en de andere per-soneelsleden van de Gemeenschappen wordt ingehouden.

Op die manier is het mogelijk geweest in de sociale be-trekkingen tussen de Europese Instellingen en hun amb-tenaren en andere personeelsleden conflicten ter zake van de aanpassingen van de bezoldigingen te voorkomen.
(3) De huidige methode en de tijdelijke bijdrage verstrijken op 30 juni 2001, terwijl het voorstel van de Commissie aan de Raad betreffende de herziening van het Statuut in verband met de hervorming gepland staat voor december 2001.

Door de geldigheidsduur van het akkoord over de methode met twee jaar te verlengen, kan derhalve worden voor-komen dat twee reeksen onderhandelingen tussen de Instel-lingen en het personeel moeten worden gevoerd, namelijk een keer over de hervorming en een keer over de bezoldi-gingen en pensioenregeling.

Het is daarom dienstig het Statuut van de ambtenaren en de Regeling van toepassing op de andere personeelsleden te wijzigen met het oog op een verlenging van de geldigheids-duur van de methode en de tijdelijke bijdrage,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In Artikel 66 bis, lid 1, van het Statuut van de ambtenaren van

Europese Gemeenschappen wordt „1 juli 2001” vervangen door

„1 juli 2003”.

In Artikel 15, lid 1, van Bijlage XI bij het Statuut van de

ambtenaren van Europese Gemeenschappen wordt „30 juni

2001” vervangen door „30 juni 2003”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar be-kendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschap-pen.

(Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2001).

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lid-staat.


(b PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1. (2) PB L 361 van 31.12.1991.