Toelichting bij COM(2000)244 - Machtiging van Duitsland in overeenstemming met de procedure van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG, verlaagde accijnstarieven toe te passen op bepaalde minerale oliën die gebruikt worden voor bijzondere doeleinden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Uit hoofde van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën  i, kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluiten dat een lidstaat uit specifieke beleidsoverwegingen vrijstellingen of verlagingen van accijnsrechten mag invoeren.

De Duitse autoriteiten hebben de Commissie ervan in kennis gesteld dat in het kader van hun voortdurende hervormingen in de milieubelasting, de accijns op minerale oliën die als brandstof worden gebruikt per 1 januari 2000, 2001, 2002 en 2003 met zes Pfennig per liter zal worden verhoogd.

Omdat het openbaar vervoer milieuvriendelijker is dan het vervoer met particuliere voertuigen hebben de Duitse autoriteiten de Commissie tevens medegedeeld dat zij voornemens zijn een gedifferentieerd accijnstarief toe te passen op minerale oliën die als brandstof in voertuigen voor openbaar korte-afstandsvervoer van personen worden gebruikt. Het gedifferentieerde accijnstarief zal worden toegepast door middel van terugbetaling van 50 % van de accijnsverhogingen die in de periode 2000 tot 2003 op minerale oliën zullen worden toegepast.

Duitsland vraagt derhalve toestemming om een verlaagd accijnstarief toe te passen op minerale oliën die als brandstof in voertuigen voor openbaar korte-afstandsvervoer van personen worden gebruikt. Hierbij zullen de in Richtlijn 92/82/EEG  i vastgelegde minimumniveaus worden gerespecteerd.

Dit verzoek is overeenkomstig Richtlijn 92/81/EEG aan de overige lidstaten medegedeeld.

Richtlijn 92/81/EEG voorziet erin dat de Commissie op gezette tijden deze vrijstellingen en verlagingen onderzoekt. Indien de Commissie van oordeel is dat deze niet langer mogen worden toegepast omdat zij de concurrentie of de werking van de interne markt verstoren of onverenigbaar zijn met het beleid van de Gemeenschap op het gebied van milieubescherming, dient zij bij de Raad passende voorstellen in.

Deze afwijking moet in ieder geval en uiterlijk op 31 december 2003, de datum waarop de bij deze beschikking verleende machtiging verstrijkt, op grond van een voorstel van de Commissie worden onderzocht. De Raad onderzoekt de situatie opnieuw op basis van een voorstel van de Commissie en besluit of de uit hoofde van artikel 1 van deze beschikking verleende machtiging moet worden ingetrokken, gewijzigd of verlengd.