Toelichting bij COM(1999)304 - Regeling die van toepassing is op de invoer in de EG van producten uit Albanië en tot wijziging, wat Albanië betreft, van Verordening 2820/98 houdende toepassing, voor de periode van 1 juli 1999 tot en met 31 december 2001, van een meerjarenschema van algemene tariefpreferenties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. In het kader van de 'Regionale Aanpak' van de EU komen niet-geassocieerde landen in Zuidoost-Europa die aan bepaalde voorwaarden voldoen voor een groot aantal producten in aanmerking voor preferentiële handelsconcessies op basis van autonome handelspreferenties (1) of, in het geval van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, in het kader van de samenwerkingsovereenkomst met de Gemeenschap (2). Hoewel Albanië aan de desbetreffende voorwaarden voldoet, ontvangt dit land dergelijke preferentiële handelsconcessies momenteel niet.

Verordening (EG) nr. 70/97 (PB L 16 van 18.1.1997, blz. 1.), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2863/98 (PB L 358 van 31.12.1998, blz. 85).

PB L 348 van 18.12.1997, blz. 2.

De bilaterale handelsbetrekkingen tussen de Gemeenschap en Albanië zijn geregeld in de overeenkomst inzake handel en commerciële en economische samenwerking die sedert 1 december 1992 van toepassing is, doch die enkel in de behandeling van meestbegunstigde natie voorziet (3). Voorts komt Albanië in aanmerking voor het meerjarenschema van algemene tariefpreferenties van de Gemeenschap (SAP) en dit zowel voor industrieproducten als voor landbouwproducten (4).

PB L 343 van 25.11.1992, blz. 2.

Verordening (EG) nr. 3281/94 (PB L 348 van 31.12.1994, blz.

1) en Verordening (EG) nr. 1256/96 (PB L 160 van 29.6.1996, blz.

1). Deze verordeningen werden laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2820/98 (PB L 357 van 30.12.1998, blz.

1).

2. De handelsbetrekkingen tussen de Gemeenschap en Albanië worden voortdurend gekenmerkt voor een zeer groot handelstekort van Albanië, waarbij de verhouding uitvoer/invoer in 1996 en 1997 respectievelijk 376% en 313% bedroeg. Gezien deze situatie heeft een delegatie van deskundigen van de Commissie, naar aanleiding van de aanbeveling die het gemengd comité van de bilaterale overeenkomst tijdens zijn bijeenkomst van 23 en 24 maart 1998 had gedaan, op 7 en 8 juli 1998 een bezoek gebracht aan Albanië teneinde een onderzoek in te stellen naar het functioneren van de huidige handelsregeling (SAP) en na te gaan op welke wijze de commerciële samenwerking kan worden verbeterd.

Tijdens deze dienstreis werd een aantal belangrijke voorstellen gedaan voor een beter gebruik van het SAP (ondermeer door een verbetering van het functioneren van de Albanese douaneadministratie), die in het kader van de op dit ogenblik in het land aanwezige communautaire missie bijstand in douanezaken aan de orde zullen worden gesteld.

3. Een belangrijke conclusie hield verband met de noodzaak van een opwaardering van de bilaterale handelsregeling tot een preferentiële regeling die aan de regionale normen voldoet, teneinde zowel de uitvoer uit Albanië als de algemene economische samenwerking tussen de Gemeenschap en dit land te bevorderen. Autonome handelspreferenties die vergelijkbaar zijn met die welke voor de landen van het voormalige Joegoslavië gelden, zijn het meest flexibele en directe instrument voor een dergelijke opwaardering, zonder de noodzaak van specifieke onderhandelingen.

4. Een dergelijke opwaardering van de bilaterale handelsregeling is zowel uit politiek als economisch oogpunt wenselijk. De Commissie heeft derhalve in haar mededeling betreffende operationele conclusies in verband met de 'Regionale Aanpak' voor de landen van Zuidoost-Europa het voornemen te kennen gegeven deze mogelijkheid te onderzoeken en erop gewezen dat hiervoor een formeel voorstel vereist is (5). De Raad Algemene Zaken heeft in zijn conclusies van 9 november 1998 zijn tevredenheid uitgesproken over het voornemen van de Commissie te gelegener tijd een voorstel in te dienen voor handelspreferenties die aan de regionale normen beantwoorden. In het licht van de meest recente ontwikkelingen in deze regio, te weten de massale toevloed van vluchtelingen uit Kosovo in Albanië, zou de toekenning van handelspreferenties bovendien een extra bijdrage zijn tot de stabilisatie van de Albanese economie.

COM(1998)618 def. van 28.10.1998. Regionale aanpak met betrekking tot de landen van Zuidoost-Europa: naleving van de in de conclusies van de Raad van 29 april 1997 gestelde voorwaarden. Mededeling van de Commissie betreffende operationele conclusies. Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Federale Republiek Joegoslavië, voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Albanië.

5. De voorgestelde regelingen zijn bedoeld als aanvulling op de bepalingen van de overeenkomst inzake handel en commerciële en economische samenwerking en het SAP. Deze regelingen, die vergelijkbaar zijn met de autonome handelspreferenties die aan de landen van het voormalige Joegoslavië worden toegekend, voorzien in vrijstelling van rechten en afschaffing van de kwantitatieve beperkingen voor industrieproducten, met uitzondering van bepaalde producten die aan tariefplafonds zijn onderworpen, evenals in bijzondere concessies (vrijstelling van rechten, verlaging van de landbouwcomponenten, tariefcontingenten) voor diverse landbouwproducten. Terzelfder tijd zullen deze regelingen rekening houden met het specifieke karakter van de handel tussen de Gemeenschap en Albanië. In het bijzonder is het de bedoeling, rekening houdend met de ervaringen die met een overeenkomst betreffende textielproducten tussen de Gemeenschap en Albanië in de periode 1992-1997 zijn opgedaan, specifieke tariefplafonds voor textielproducten vast te stellen. De voorgestelde regelingen bieden Albanië de mogelijkheid voor naar schatting 80% van zijn totale uitvoer naar de Gemeenschap vrijstelling van douanerechten en heffingen van gelijke werking te verkrijgen.

Deze regelingen zijn van toepassing tot en met 31 december 2001.

Aangezien de voorgestelde regelingen voorzien in een bijzondere behandeling die op dit ogenblik niet wordt toegekend aan andere WTO-leden op basis van de meestbegunstigingsclausule, zal de Gemeenschap, op dezelfde grondslag, een verzoek om afwijking van de WTO-bepalingen indienen, zoals zij voor de preferentiële handelsregelingen met andere landen van Zuidoost-Europa heeft gedaan, rekening houdend met de huidige situatie in de regio.

6. De Commissie verzoekt de Raad zijn goedkeuring te hechten aan de voorgestelde verordening inzake de regelingen die van toepassing zijn op de invoer in de Gemeenschap van producten van oorsprong uit Albanië en tot wijziging, wat Albanië betreft, van Verordening (EG) Nr 2820/98 van de Raad van 21 december 1998 houdende toepassing, voor de periode van 1 juli 1999 tot en met 31 december 2001, van een meerjarenschema van algemene tariefpreferenties.