Toelichting bij COM(2024)152 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)152 - .
bron COM(2024)152
datum 08-04-2024
Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde1 (hierna “de btw-richtlijn” genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Krachtens Uitvoeringsbesluit 2017/24082 van de Raad van 18 december 2017, zoals gewijzigdbij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/12613 van de Raad van 4 september 2020, mag Letland momenteel een bijzondere maatregel toepassen die afwijkt van artikel 287 van de btw-richtlijn, waarbij tot en met 31 december 2024 vrijstelling van de btw wordt verleend aan belastingplichtigen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan 40 000 EUR.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 14 december 2023, heeft Letland verzocht om de drempel van de bestaande maatregel waarnaar hierboven is verwezen, tot 50 000 EUR te mogen verhogen van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024.

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 16 januari 2024 van het verzoek van Letland in kennis gesteld. Bij brief van 17 januari 2024 heeft de Commissie Letland ervan in kennis gesteld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Overeenkomstig titel XII, hoofdstuk 1, van de btw-richtlijn kunnen de lidstaten een bijzondere regeling voor kleine ondernemingen toepassen, waarbij zij onder meer de mogelijkheid hebben om belastingplichtigen van wie de jaaromzet onder een bepaalde drempel blijft, van de btw vrij te stellen. Belastingplichtigen die onder deze vrijstelling vallen, hoeven geen btw in rekening te brengen over hun prestaties, maar kunnen bijgevolg ook geen voorbelasting aftrekken.

Krachtens artikel 287, punt 10, van de btw-richtlijn mag Letland vrijstelling van de btw verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet die niet hoger is dan de tegenwaarde van 17 200 EUR in de nationale munteenheid tegen de op de dag van zijn toetreding geldende omrekeningskoers. Bij Uitvoeringsbesluit 2010/584/EU1 van de Raad werd Letland gemachtigd om een hogere drempel toe te passen en btw-vrijstelling te verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 50 000 EUR. Deze maatregel werd bij Uitvoeringsbesluit 2014/796/EU2 van de Raad verlengd tot en met 31 december 2017. Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/24083 van de Raad werd Letland gemachtigd om de maatregel nog eens te verlengen tot en met 31 december 2020 en daarbij de vrijstellingsdrempel te verlagen van 50 000 EUR tot 40 000 EUR. Tot slot werd Letland bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1261 van de Raad gemachtigd de bijzondere maatregel te blijven toepassen tot en met 31 december 2024.

Volgens de Letse autoriteiten vergemakkelijkt de bijzondere maatregel de inning van de btw, waardoor Letland de administratieve procedures voor kleine ondernemingen kan vereenvoudigen en zo hun administratieve lasten kan verlagen.

Voorts geven de Letse autoriteiten aan dat de gemiddelde inflatie in Letland in 2022 17,3 % en in 2023 9 % bedroeg, wat een aanzienlijke invloed had op de algemene economische situatie, waaronder de economische activiteiten van kleine ondernemingen. Door de stijging van de prijzen van goederen en diensten leidt inflatie ook tot een hogere omzet, waardoor kleine ondernemingen sneller de btw-vrijstellingsdrempel kunnen overschrijden. Een verhoging van btw-vrijstellingsdrempel tot 50 000 EUR zou de gevolgen van de inflatie voor kleine ondernemingen beperken en ook in overeenstemming zijn met de doelstelling van de vrijstelling — namelijk de administratieve lasten van de naleving van de btw-regels voor kleine ondernemingen verlichten.

Tot slot geven de Letse autoriteiten aan dat ook rekening moet worden gehouden met het feit dat de afgelopen jaren verscheidene EU-lidstaten hun btw-vrijstellingsdrempel aanzienlijk hebben verhoogd (met name Bulgarije tot 51 130 EUR, Tsjechië tot 85 000 EUR en Hongarije tot 71 500 EUR) en dat ook Litouwen zijn btw-vrijstellingsdrempel met ingang van 1 januari 2024 op 55 000 EUR heeft vastgesteld.

De bijzondere maatregel, die de verplichtingen van kleine marktdeelnemers vereenvoudigt, is in overeenstemming met de doelstellingen die de Europese Unie voor kleine ondernemingen heeft vastgesteld, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie “Denk eerst klein - Een “Small Business Act” voor Europa”.

De bijzondere maatregel is facultatief voor de belastingplichtigen. Kleine ondernemingen met een omzet die de drempel niet overschrijdt, kunnen dus nog altijd gebruikmaken van hun recht om de normale btw-regeling toe te passen.

Volgens de Letse autoriteiten zou een verhoging van de btw-vrijstellingsdrempel tot 50 000 EUR leiden tot een daling van de btw-inkomsten met 4,6 miljoen EUR per jaar en derhalve geen noemenswaardige invloed hebben op de btw-inkomsten van de lidstaat in het stadium van het eindverbruik.

In het licht van het bovenstaande is het passend Letland te machtigen de btw-vrijstellingsdrempel te verhogen tot 50 000 EUR en de bijzondere maatregel toe te passen tot en met 31 december 2024.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

De bijzondere maatregel is in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2020/2854 tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van de btw-richtlijn betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen, waartoe in het btw-actieplan5 de aanzet was gegeven, en moet een moderne en vereenvoudigde regeling voor deze ondernemingen creëren. Hij strekt er met name toe de btw-nalevingskosten en concurrentieverstoringen te beperken, zowel nationaal als op het niveau van de EU, de negatieve gevolgen van het drempeleffect te beperken, alsook de naleving van de regels voor bedrijven en het toezicht door de belastingdienst te vergemakkelijken. De maatregel zal op 1 januari 2025 in werking treden.

Bovendien is de drempel van 50 000 EUR in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2020/285, op grond waarvan de lidstaten de drempel van de jaaromzet waaronder btw-vrijstelling kan worden verleend, mogen vaststellen op maximaal 85 000 EUR (of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid).

Aan andere lidstaten zijn in het verleden ook al soortgelijke derogaties verleend, waarbij belastingplichtigen met een jaaromzet onder een bepaalde drempel vrijstelling van btw krijgen. Finland6 mag een drempel toepassen van 15 000 EUR; Nederland7 en België8 een drempel van 25 000 EUR; Malta9 een drempel van 30 000 EUR; Luxemburg10 een drempel van 35 000 EUR; Polen11 en Estland12 een drempel van 40 000 EUR; Kroatië13 een drempel van 45 000 EUR; Slovenië14 een drempel van 50 000 EUR; Bulgarije15 een drempel van 51 130 EUR; Litouwen16 een drempel van 55 000 EUR; Hongarije17 een drempel van 71 500 EUR; Tsjechië18 en Italië19 een drempel van 85 000 EUR; en Roemenië20 een drempel van 88 500 EUR.

Derogaties van de btw-richtlijn moeten steeds in de tijd worden beperkt, zodat de gevolgen ervan kunnen worden beoordeeld. De door Letland gevraagde vervaldatum van de bijzondere maatregel (31 december 2024) is in overeenstemming met de datum waarin Richtlijn (EU) 2020/285 voorziet. In die richtlijn is namelijk bepaald dat de lidstaten de nationale bepalingen die zij moeten vaststellen om aan de richtlijn te voldoen, per 1 januari 2025 moeten toepassen.

De voorgestelde maatregel is derhalve in overeenstemming met de bepalingen van de btw-richtlijn.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

De Commissie heeft er consequent op gewezen dat eenvoudigere regels voor kleine ondernemingen nodig zijn. In dit verband heeft de Commissie in maart 2020 een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa21 aangenomen, waarin zij zich ertoe heeft verbonden te blijven werken aan het verminderen van de lasten voor kleine en middelgrote ondernemingen. De doelstelling om de regeldruk voor kleine en middelgrote ondernemingen te verminderen, is een van de pijlers van die strategie. Deze bijzonder regeling strookt, bekeken in het licht van de begrotingsregels, met dergelijke doelstellingen. Zij is ook in overeenstemming met het actieplan van 2020 voor billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie22, waarin wordt erkend dat de fiscale nalevingskosten in de EU hoog blijven en dat de nalevingskosten doorgaans een stuk hoger zijn voor kleine ondernemingen dan voor grote ondernemingen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Gelet op de bepaling van de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, valt dit onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk de belastinginning voor kleine belastingplichtigen en voor de belastingdienst vereenvoudigen.

Keuze van het instrument

Het voorgestelde instrument is een uitvoeringsbesluit van de Raad.

Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Er zijn geen belanghebbenden geraadpleegd. Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Letland en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Effectbeoordeling

Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad strekt tot verhoging van de huidige vrijstellingsdrempel van 40 000 EUR tot 50 000 EUR. Deze verhoging van de drempel is een vereenvoudigingsmaatregel die ondernemingen met een jaaromzet die onder die drempel blijft, van veel btw-verplichtingen ontheft. Zij verlicht aldus de administratieve lasten voor zowel de bedrijven als de belastingdienst, zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de totale btw-inkomsten. Gelet op de beperkte werkingssfeer en toepassingsduur van de derogatie zal het effect in ieder geval beperkt zijn.

Volgens de Letse autoriteiten zou een verhoging van de btw-vrijstellingsdrempel tot 50 000 EUR leiden tot een daling van de btw-inkomsten met 4,6 miljoen EUR per jaar en derhalve geen noemenswaardige invloed hebben op de btw-inkomsten.

De bijzondere maatregel zal facultatief zijn voor de belastingplichtigen. Zij zullen voor het normale btw-stelsel kunnen kiezen overeenkomstig artikel 290 van Richtlijn 2006/112/EG.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Met de inwerkingtreding van Verordening (EU, Euratom) 2021/769 van de Raad van 30 april 2021 tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/891 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde zal Letland geen compensatieberekening meer verrichten met betrekking tot het overzicht van de eigen btw-middelen vanaf het begrotingsjaar 2021.